Stadsregio Arnhem Nijmegen Regionaal programma detailhandel 2013

March 20, 2018 | Author: vdmara | Category: Business, Business (General), Science, Science (General), Science And Technology


Comments



Description

Regionaal ProgrammaDetailhandel 2013 Stadsregio Arnhem Nijmegen Stadsregioraad Stadsregio Arnhem Nijmegen 24 oktober 2013 Regionaal Programma Detailhandel Stadsregio Arnhem Nijmegen Eindversie Beknopte inhoud: Dit rapport bevat een visie op de ontwikkelingsrichting voor de detailhandelsstructuur in de Stadsregio Arnhem Nijmegen op basis van de uitganssituatie en de kansen en bedreigingen. De visie is vertaald in richtlijnen voor het omgaan met nieuwe detailhandelsontwikkelingen. Daarnaast is aangegeven wanneer en hoe er regionale afstemming plaats vindt. BRO Hoofdvestiging Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 5282 WV Boxtel T +31 (0)411 850 400 F +31 (0)411 850 401 E [email protected] Inhoudsopgave pagina 1. INLEIDING 1.1 Waarom een nieuwe detailhandelsvisie? 1.2 Over deze visie 1.3 Totstandkoming visie 3 3 4 5 2. POSITIE EN PERSPECTIEF DETAILHANDEL IN DE STADSREGIO 2.1 Detailhandel in stadsregio: de stand van zaken 2.2 Beleid provincie Gelderland 2.3 Kwaliteit en knelpunten detailhandel Stadsregio Arnhem Nijmegen 2.4 Regionale ontwikkelingen in vraag en aanbod 2.5 Trends en ontwikkelingen algemeen 2.6 Marktmogelijkheden voor de detailhandel in de stadsregio 2.7 Kansen en bedreigingen detailhandel stadsregio 8 8 13 3. DOELEN 3.1 3.2 3.3 25 25 27 28 EN UITGANGSPUNTEN Hoofddoelen en uitgangspunten Kwaliteit als leidraad voor het beleid Richting geven aan regionaal beleid 14 15 19 22 24 4. DE REGIONALE DETAILHANDELSSTRUCTUUR: DE REGULIERE WINKELCENTRA35 4.1 De winkelgebieden 35 4.2 Beleid ten aanzien van de structuur van reguliere winkelcentra 38 4.3 Leefbaarheid en omgaan met leegstand 39 5. DETAILHANDEL OP PERIFERE LOCATIES 5.1 Hoofdlijnen beleid 5.2 Visie op woonthemacentra 5.3 Visie op retailparken 5.4 Visie op (outdoor)sportdetailhandel 5.5 Beleidslijnen detailhandel op perifere locaties 5.6 Specifieke detailhandelsontwikkelingen Inhoudsopgave 1 43 43 44 46 50 52 57 Inhoudsopgave (vervolg) 6. REGIONALE AFSTEMMING DETAILHANDELSINITIATIEVEN 6.1 Inleiding 6.2 Criteria voor regionale toetsing 6.3 Organisatiekader en toetsingsprocedure 6.4 Vervolgtraject BIJLAGEN Bijlage 1: Bijlage 2: 2 Verklarende woordenijst Locatie-analyse pagina 62 62 62 66 71 1 7 Inhoudsopgave 1. INLEIDING 1.1 Waarom een nieuwe detailhandelsvisie? Detailhandel Structuur Visie 2001 en Regionaal Plan 2005-2020 In de beleidsnotitie ‘Detailhandel Structuur Visie 2001’ is het detailhandelsbeleid van de toenmalige KAN-regio weergegeven. De belangrijkste elementen hiervan zijn:  Handhaving en ontwikkeling van detailhandelsaanbod in de dagelijkse artikelensector op een zo laag mogelijk niveau, uit oogpunt van verzorging van de consument.  Versterking van de binnensteden, onder meer door inpassing van grootschalige winkels, intensivering van ruimtegebruik en combinatie van functies.  Behoud subcentra (PDV-locaties) voor in de centra moeilijk inpasbare winkels die naar bezoekmotief van de consument doelgericht en minder frequent worden bezocht. Beleidsdoelstelling voor de subcentra is dat deze aanvullend en niet concurrerend zijn voor de centrummilieus.  Nieuwgraaf-Duiven wordt genoemd als locatie met ontwikkelingspotentie en met een eigen verzorgingsgebied. In het Regionaal Plan 2005-2020 uit 2006 zijn aanvullend op de visie uit 2001 drie ontwikkelingslocaties benoemd voor de vestiging van bovenlokale winkel- en vrijetijdsvoorzieningen, te weten Gelredome, Aamse Poort en Ressen (deels voor verplaatsingen binnen het gebied, deels voor nieuwe vestiging). Belangrijke afspraken waren:  Afstemmingsverplichting nieuwe locaties en nieuwe ontwikkelingen op bestaande locaties jegens elkaar en de stadsregio.  GDV alleen in (en direct aansluitend) op binnensteden Arnhem/Nijmegen, stadsdeelcentra Kronenburg/Gelredome en Dukenburg.  Voorkomen overbewinkeling: PDV-cluster in A325 zone met uitzonderingspositie voor Duiven (Ikea).  Versterking bestaande hiërarchie winkelcentra en bestaande PDV en GDV locaties.  Complementair zijn en PDV/GDV op elkaar afstemmen. Achtergrond herijking detailhandelsvisie Hoofdstuk 1 3 De detailhandel is een dynamische sector: winkelformules komen en gaan, de schaalvergroting zet door, ketens streven naar netwerkverdichting en bij de grootste winkels is steeds meer sprake van branchevervaging. Bovendien verandert het consumentengedrag door bijvoorbeeld de economische crisis, de toenemende mobiliteit of de opkomst van internetwinkelen. Ook het inwonertal van de regio is gestegen met ruim 55.000 inwoners en een verdere groei wordt verwacht, met name in de centrale gemeenten Arnhem, Overbetuwe, Lingewaard en Nijmegen. Hierdoor zal het consumentendraagvlak voor winkels en andere publieksgerichte voorzieningen hier toenemen. Maar in delen van de regio zal het inwonertal stabiliseren of gaan dalen. Tegelijkertijd zijn er nog steeds veel plannen om het winkelaanbod uit te breiden. Voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen is dit veranderende toekomstbeeld een van de redenen geweest om het beleid nog eens tegen het licht te houden en te herijken. Met name de confrontatie met meerdere initiatieven voor nieuwe winkelontwikkelingen, waarover soms geen regionale afstemming heeft plaatsgevonden, maar waarbij realisatie juridischplanologisch wel al mogelijk bleek te zijn, vormde een concrete aanleiding voor de herijking. Hierbij speelde vooral de vrees voor een overaanbod aan winkels bij een achterblijvende vraag, met een mogelijke aanzienlijke toename van de leegstand, een belangrijke rol. 1.2 Over deze visie Doel en uitwerking RPD Doel van het Regionaal Programma Detailhandel is het vaststellen van een visie op (de ontwikkeling van) de detailhandelsstructuur in de stadsregio en het vastleggen van afspraken tussen de deelnemende gemeenten over nieuwe detailhandelsontwikkelingen in de regio. Bepalende elementen hierin zijn de marktontwikkelingen (consument en aanbieders), de ambities van de lokale overheden en het perspectief van de aanwezige en geplande winkelgebieden. Uitgaande van de ontwikkelingen in vraag en aanbod en de locatiekwaliteiten zijn de structuurbepalende bestaande en potentiële winkelgebieden in de regio ten opzichte van elkaar gepositioneerd en is de ontwikkelingsrichting aangegeven. Met name aan de winkelontwikkelingen op perifere locaties is daarbij veel aandacht besteed. De visie omvat tevens de beleidslijnen om de beoogde ontwikkeling te 4 Hoofdstuk 1 bereiken en afspraken over de wijze waarop afstemming tussen de regiogemeenten plaats vindt. 1.3 Totstandkoming visie Voorliggend Regionaal Programma Detailhandel is door de Stadsregio Arnhem-Nijmegen in overleg met de Provincie Gelderland en in samenwerking met de gemeenten in de regio (zowel ambtelijk als bestuurlijk) en BRO uit Boxtel tot stand gekomen. Proces Om de beleidsnota op te stellen is allereerst onderzoek uitgevoerd naar de stand van zaken van de detailhandel in de stadsregio, het functioneren van de sector, de trends die er momenteel spelen, de ontwikkelingen die op ons af gaan komen, de verwachtingen van de consumenten en die van de marktpartijen. Kortom, onderzocht is wat de huidige kwaliteiten en knelpunten van de detailhandel zijn en met welke kansen en bedreigingen voor de komende jaren rekening gehouden moet worden. Deze uitgangssituatie is grotendeels gebaseerd op reeds uitgevoerde onderzoeken van BRO en DTnP (in opdracht van de Kamer van Koophandel). Ambtelijk overleg De resultaten van de onderliggende onderzoeken, mogelijke ontwikkelingsrichtingen en de wijze van afstemmen van de detailhandelsontwikkelingen zijn besproken met het “Kernteam Detailhandel” waarin naast de stadregio zelf ook vertegenwoordigers van de Provincie Gelderland en de volgende gemeenten zitting hebben: Arnhem, Duiven, Lingewaard, Montferland, Nijmegen, Overbetuwe, Rijnwaarden en Zevenaar. Bestuurlijk overleg De resultaten en voorstellen zijn besproken in het portefeuillehoudersoverleg “Werken” en met het College van Bestuur van de stadsregio. Daarnaast heeft er afzonderlijk en in combinaties bestuurlijk overleg plaatsgevonden tussen de stadsregio en de gemeenten waar concrete grotere detailhandelsinitiatieven spelen. Gedurende het traject van totstandkoming heeft tevens meerdere keren overleg plaatsgevonden met de meest betrokken gedeputeerde van de Provincie Gelderland. Hoofdstuk 1 5 Rol Provincie Gelderland De Provincie Gelderland gedurende het traject van het opstellen van het RPD een nieuwe omgevingsvisie (ontwerp) opgesteld. Om deze reden was de provincie ambtelijk vertegenwoordigd in het Kernteam Detailhandel. De hoofdlijnen van deze visie zijn meegenomen in het RPD. Enkele gebruikte termen verklaard Sectoren dagelijkse en niet-dagelijkse artikelen In de detailhandel is het gebruikelijk onderscheid te maken in de sectoren dagelijkse en niet-dagelijkse artikelen. De eerste sector bestaat uit de voedings- en genotmiddelenspeciaalzaken, de supermarkten en de winkels op het gebied van persoonlijke verzorging (drogisterijen, parfumerieën en apotheken). De tweede sector omvat alle andere branches. Koopgedrag Verschillende soorten winkelgebieden worden getypeerd aan de hand van hun (beoogde) functie. Die typering is in sterke mate gebaseerd op het koopmotief dat aan de basis staat van het koopgedrag van de consumenten. In deze rapportage worden de volgende soorten koopgedrag onderscheiden. 6 Hoofdstuk 1 Boodschappen doen: het gaat hier om de aankopen van de consument voor het primaire levensonderhoud. Deze aankopen worden met een hoge frequentie gedaan en veelal in de nabijheid van de woonomgeving. Regelmatig zal sprake zijn van combinatie aankopen van levensmiddelen en hoog frequent benodigde (alledaagse) non-food. Bij de keuze in aankoopplaats zijn reistijd, bereikbaarheid, parkeermogelijkheden, gemak, assortiment, uitstraling en prijs overwegingsfactoren. Doelgericht aankopen: dit zijn (duurzame en/of vervangings) aankopen die met een lage frequentie en veelal doelgericht worden gedaan. Het gaat om aankopen van woninginrichting, bruin en witgoed, fietsen, doe-het-zelf- en tuinartikelen, etc. De aankopen van deze laatste twee worden vooral in de nabijheid van de woonomgeving gedaan. Voor de overige aankopen is de scope van de consument veel groter. Hier is een goede prijs-kwaliteitverhouding van groot belang. Recreatief winkelen: bij recreatief winkelen staat het kijken en vergelijken centraal. De consument wil veel keuzemogelijkheden hebben en worden geprikkeld (impuls)aankopen te doen. De sfeer en beleving van een centrum zijn erg belangrijk. Deze aankopen worden met een wisselende frequentie gedaan en men is bereid een grotere afstand af te leggen. Het gaat om artikelen waarmee men een hogere emotionele binding heeft of uit speciale interesse en/of persoonlijke voorkeuren zoals mode en luxe artikelen. In veel gevallen is dit koop- of bezoekgedrag een vorm van vrije tijdsbesteding. Perifere detailhandel In deze nota wordt de term perifere detailhandelsvestigingen (PDV) regelmatig gebruikt. Het gaat hierbij om winkels die niet in of aansluitend aan bestaande winkelcentra gevestigd zijn, maar op bijvoorbeeld bedrijventerreinen. Vanuit het vroegere rijksbeleid ging het bij PDV specifiek om detailhandel in auto’s, boten en caravans, bouwmarkten, tuincentra, keuken- en sanitairzaken en de hele woninginrichtingsbranche. Inmiddels kunnen de lagere overheden ook andere soorten winkels op perifere locaties toestaan, en vaak gaat het hierbij specifiek om (zeer) grootschalige winkels. Veelal wordt, om het onderscheid met de klassieke PDV aan te geven, hiervoor de term grootschalige detailhandelsvestigingen (GDV) gebruikt. Aangezien er beleidsmatig geen verschil meer gemaakt kan worden tussen PDV en GDV, wordt nu gesproken van de vestiging van detailhandel op perifere locaties. Hoofdstuk 1 7 2. POSITIE EN PERSPECTIEF DETAILHANDEL IN DE STADSREGIO In dit hoofdstuk zal een bondige samenvatting gegeven worden van de uitgangssituatie (kwaliteiten en knelpunten) en van de trends en te verwachten ontwikkelingen in vraag, aanbod en beleid met betrekking tot de detailhandel (zowel landelijk als regionaal). De samenvatting wordt gebaseerd op reeds uitgevoerde onderzoeken. 2.1 Detailhandel in stadsregio: de stand van zaken Omvang en samenstelling Stadsregio Arnhem Nijmegen bestaat uit twintig gemeenten met in totaal circa 739.000 inwoners. De regio beschikt over circa 1,16 miljoen m² wvo, verdeeld over nagenoeg 4.300 verkooppunten. Hiervan bevindt zich 21% in de dagelijkse sector en 79% in de nietdagelijkse sector. Het aanbod per inwoner van de stadsregio bedraagt 1,57 m² wvo, gemiddeld in Nederland bedraagt dit 1,66 m² wvo per inwoner. Van het aantal verkooppunten in de stadsregio staat momenteel 11,3% leeg, van het winkelvloeroppervlak staat 6,4% leeg. In onderstaande staafdiagram wordt het winkelaanbod in m² wvo per gemeente in de stadsregio weergegeven. Figuur 2.1 Detailhandelsaanbod per gemeente Stadsregio Arnhem Nijmegen (m² wvo) 8 Hoofdstuk 2 Uit de staafdiagram is op te maken dat de gemeenten Arnhem en Nijmegen beschikken over een veel groter winkelaanbod dan de overige gemeenten. Het winkelaanbod in Arnhem heeft een omvang van ruim 276.000 m² wvo, in Nijmegen is dit ruim 226.000 m² wvo. Duiven, Wijchen, Zevenaar, Overbetuwe, Lingewaard en Beuningen laten een groot aanbod in branchegroep in en om het huis zien, voornamelijk ingevuld door grootschalige winkels op PDV-locaties. De gemeenten Rijnwaarden, Millingen aan de Rijn, Ubbergen en Mook en Middelaar beschikken over een klein winkelaanbod. De gemeente Rozendaal heeft geen winkelaanbod. In onderstaande tabel is het detailhandelsaanbod en de leegstand per gemeente nader uitgewerkt. Tabel 2.1 Detailhandelsaanbod en leegstand gemeenten Stadsregio Arnhem Nijmegen 2012 Gemeente Verkoop- m² wvo Schaal punten Arnhem Leegstand Leegstand (vkp) (m² wvo) 12,6% 6,7% 1.058 276.170 261 Beuningen 141 56.043 397 7,2% 3,2% Doesburg 85 14.717 173 19,8% 11,1% Duiven 100 87.931 879 11,5% 4,6% Groesbeek 81 26.676 329 11,0% 5,1% Heumen 86 33.367 388 8,5% 5,5% 220 64.765 294 6,8% 2,0% 25 4.566 183 10,7% 9,9% 179 41.483 232 13,5% 6,4% 21 3.061 146 27,6% 17,5% 1.013 226.520 224 11,2% 7,0% Overbetuwe 252 66.694 265 8,4% 5,1% Renkum 185 28.169 152 11,5% 12,2% Rheden 273 50.583 185 9,3% 8,5% 39 4.782 123 15,2% 13,9% Lingewaard Millingen aan de Rijn Montferland Mook en Midde- laar Nijmegen Rijnwaarden Rozendaal 0 0 0 Ubbergen 26 3.717 143 18,8% 12,2% Westervoort 0,0% 55 12.552 228 8,3% 2,8% Wijchen 235 81.901 349 7,8% 3,4% Zevenaar 193 70.334 364 14,6% 11,8% Naar schaalgrootte van de winkels onderscheidt met name Duiven zich van de overige gemeenten, dit verschil is te verklaren door het grootschalige aanbod op Nieuwgraaf en Graafstaete. Ook het winkelaanbod in Beuningen, Heumen en Zevenaar heeft een bovenge- Hoofdstuk 2 9 middelde schaalgrootte. Bekijken we de leegstandspercentages 1 van zowel het aantal panden als de omvang op gemeenteniveau, dan hebben met name de gemeenten Doesburg, Mook en Middelaar en Ubbergen hoge leegstandscijfers. Ruimtelijke detailhandelsstructuur De niet-dagelijkse artikelensector is sterk geconcentreerd in de binnensteden, de overige hoofdwinkelgebieden en stadsdeelcentra. Deze centra zijn te typeren als regionaal verzorgende centra. Voorbeelden zijn de binnensteden van Arnhem en Nijmegen, het centrum van Wijchen of Arnhem Kronenburg. Daarnaast kent de stadsregio relatief veel (boven)lokaal verzorgende centra zoals bijvoorbeeld Didam, Malden of Duiven. Echter, ook buiten de reguliere winkelcentra (= perifeer) is veel winkelaanbod aanwezig. De grootste perifere detailhandelsconcentraties zijn woonboulevard Nieuwgraaf, Meubelboulevard Zevenaar en de Heuve Beuningen. Buiten de genoemde winkelgebieden is er ook nog veel detailhandel verspreid of in buurt- en wijkcentra gevestigd. In onderstaande kaart zijn de structuurbepalende winkelgebieden weergegeven. Deze kaart laat tevens locaties met plannen voor uitbreiding van het perifere aanbod zien. 1 BRO berekent de leegstandspercentages in de detailhandel volgens de methode van Locatus. Aantal leegstaande panden: verhouding detailhandel – niet-detailhandel is 1:1. Oppervlakte leegstaande panden: verhouding detailhandel – niet-detailhandel is 2:1. 10 Hoofdstuk 2 Figuur 2.2 Spreiding detailhandelsaanbod Functioneren Het Euregionaal Koopstromenonderzoek schetst het functioneren van de detailhandel in de stadsregio. Belangrijk is het om hierbij aan te geven dat het onderzoek in 2009 uitgevoerd is en sinds die tijd is er wel iets veranderd. Desalniettemin kan met deze cijfers een beeld van het functioneren gevormd worden. In de dagelijkse artikelensector is de regionale koopkrachtoriëntatie hoog. Voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen bedraagt deze 94%. Voor niet-dagelijkse aankopen of winkelen zijn consumenten minder georiënteerd op het regionale aanbod. Voor de stadsregio bedraagt de regionale koopkrachtbinding 87%. De koopkrachtafvloeiing gaat naar allerlei Nederlandse plaatsen in de omgeving van de regio of verder weg en deels ook naar Duitsland. In de stadsregio vloeit in de dagelijkse sector 2% koopkracht toe en in de niet-dagelijkse sector 18%. Vooral de binnensteden van Arnhem en Nijmegen en Nieuwgraaf in Duiven hebben een bovenregionale aantrekkingskracht. Hoofdstuk 2 11 In de Stadsregio Arnhem Nijmegen halen de gemeenten Arnhem en Nijmegen veruit de hoogste omzetten in de detailhandel, aangevuld met Duiven. Per winkelgebied zitten grote verschillen in het economisch functioneren. Een aantal centrumgebieden functioneert bovengemiddeld, anderen ondermaats. De drie stadsdeelcentra (Kronenburg, Presikhaaf en Dukenburg) behalen hoge omzetten per m² wvo. De grootschalige concentraties behalen relatief lage omzetten per m² wvo, overeenkomstig met het landelijk beeld. Positieve uitschieter hierin is Nieuwgraaf in Duiven. Positie winkelgebieden De binnensteden van Arnhem en Nijmegen zijn veruit de grootste winkelgebieden in de stadsregio. Door het uitgebreide nietdagelijkse aanbod trekken deze binnensteden veel consumenten vanuit omliggende gemeenten en functioneren zij goed. Door het overlappende verzorgingsgebied zijn de binnensteden concurrenten, echter door verschil in aanbod en uitstraling onderscheiden zij zich wel van elkaar. Daarnaast zijn er zowel in Arnhem als in Nijmegen concrete plannen (in uitvoer) ter versterking van het centrum (o.a. Plein 1944 en Rijnboog). De hoofdwinkelgebieden van Zevenaar, Wijchen, Elst, Beuningen, Dieren en Velp, en de stadsdeelcentra in Arnhem en Nijmegen hebben een compleet, maar vaak weinig onderscheidend aanbod (mede door hoge filialisering en (deels) planmatige opzet). Belangrijke bezoekmotieven zijn vergelijkend winkelen en boodschappen doen. Daarbij is het vergelijkend winkelen gewoonlijk relatief kort van duur en het verblijven/de beleving minder belangrijk dan bij de grotere winkelcentra. Gemak en efficiëntie zijn wel belangrijke randvoorwaarden, evenals overzichtelijkheid en compleetheid van het aanbod. Een sterke boodschappenfunctie is van groot belang om de binding aan het winkelgebied op een hoog peil te houden. De overige winkelstructuur van de stadsregio is versnipperd. Er is een groot aantal dorpscentra van beperkte omvang waarvan het aanbod grotendeels uit winkels gericht op frequente aankopen bestaat. Deze centra hebben dan ook vooral een lokale verzorgingsfunctie. Met een afnemend draagvlak en toenemende schaalvergroting staan vooral de kleinste centra onder druk. Dit is reeds zichtbaar door de hoge leegstandspercentages (o.a. Doesburg en Mook en Middelaar). De stadsregio beschikt over een groot aantal perifere detailhandelsconcentraties op relatief korte afstand van elkaar, met elk 12 Hoofdstuk 2 kleine verzorgingsgebieden. Deze concentraties hebben een beperkt draagvlak en weinig onderscheidend aanbod. Opvallend is de aanwezigheid van aanbod in de niet-klassieke PDV-branches zoals bruinen witgoed en sport op meerdere locaties (Nieuwgraaf, Novium, de Heuve, woonboulevard Arnhem). Landelijk is een daling van de bestedingen in PDV-branches en matig functioneren van woonboulevards te zien. Tegelijkertijd zijn er in de stadsregio diverse plannen voor uitbreiding van het aanbod op diverse perifere locaties. 2.2 Beleid provincie Gelderland De provinciale Gelderland heeft recent haar beleid neergelegd in een nieuwe Omgevingsvisie en –verordening (Ontwerp). Hierin wordt aangegeven dat de provincie streeft naar het stimuleren van economische ontwikkelingen en dynamiek. Om zorg te dragen voor een duurzame stedelijke ontwikkeling, worden in de Omgevingsvisie verschillende handvatten geboden. Er wordt ingezet op versterking van de stedelijke netwerken, gecombineerd met een impuls voor de vitaliteit van kleine kernen en dorpen. De Omgevingsvisie biedt daarnaast een basis voor het terugdringen van leegstand en overcapaciteit in plannen en zorgvuldige locatie-afwegingen. Deze bouwen voort op de kwaliteit en de kracht van het bestaande, zonder het uitgaan van het bestaande tot dogma te verheffen. De rol van de provincie is onder andere het concentreren van stedelijke functies met een bovenregionale functie op goed bereikbare locaties en multimodale knooppunten. Ook wil de provincie de sterke sectoren in de Gelderse economie (maakindustrie, vrijetijdseconomie en logistiek) te faciliteren en ondersteunen. Om de vitaliteit van de kleinere kernen en dorpen te behouden en versterken, is de ambitie om te zorgen voor een optimale kwaliteit en bereikbaarheid van de voorzieningen. Behoud van alle voorzieningen is geen doel op zich. Daartoe is de rol van de provincie het onder meer het ondersteunen van de transformatie van winkelgebieden in dorpen en kernen en het ondersteunen bij de aanpak van leegstand. Specifiek voor de detailhandel wordt aangegeven dat de provincie streeft naar een evenwichtige en toekomstbestendige detailhandel die bijdraagt aan vitale, aantrekkelijke steden en dorpen. De bestaande detailhandelsstructuur staat centraal. De provincie zet daarbij in op transformatie en vernieuwing van bestaande winkelgebieden. Hoofdstuk 2 13 In z’n algemeenheid staat de provincie zeer terughoudend tegenover het toevoegen van nieuwe winkelruimte en het toevoegen van nieuwe locaties voor perifere en grootschalige detailhandel. Voor wat betreft grootschalige en perifere detailhandel zal de provincie vooral (boven)regionale afstemming faciliteren, (desgevraagd) regisseren en normeren. Wanneer de provincie een regierol vervult, staat de volgende aanpak centraal:  Er komt een rem op uitbreiding van perifere locaties voor grootschalige detailhandel (= detailhandel van 1.500 m² bvo of meer).  Op perifere locaties mag alleen (lokale) detailhandel voor volumineuze goederen of winkels met veiligheidsrisico’s. Ook internet-afhaalpunten zijn toegestaan op bedrijventerreinen; de uitstalling of verkoop van goederen is daarbij niet toegestaan.  In de provincie kiezen voor enkele grote locaties voor perifere detailhandel (retailparken); de locaties moeten regionaal afgestemd worden. 2.3 Kwaliteit en knelpunten detailhandel Stadsregio Arnhem Nijmegen Sterk  De Zwak detailhandelsstructuur in de  stadsregio is tailhandel met veel relatief kleine opgebouwd uit centrumgebieden een van groot aantal   Sterke clusters en/of clusters met onduide- verschillende lijke profielen  omvang en functie.  binnensteden als recreatief Afwezigheid van een qua functionele samenstelling en ruimtelijke opbouw winkelgebied. modern Grote oriëntatie inwoners omliggende tailhandelsconcentratie met paraplu- gemeenten op binnensteden. functie voor de overige clusters. Goed functionerende (Nieuwgraaf) met woonboulevard  sterke regionale trekker Ikea.  Versnipperde structuur perifere de- Sterk burg) en stadsdeelcentra  Presikhaaf enkele chen, Duiven). uitstraling enkele perifeer en perifere de- functioneren detailhandels- concentraties. functioneren (Kronenburg, Matige van grootschalige en dorpscentra Duken(Wij-  Weinig onderscheidend aanbod in middelgrote centra. Hoge leegstandspercentages in enkele gemeenten met vooral kleinere centra. 14 Hoofdstuk 2 2.4 Regionale ontwikkelingen in vraag en aanbod Plannen en initiatieven De belangrijkste plannen en initiatieven op het gebied van detailhandel worden kort in kaart gebracht.  Arnhem, Kronenburg Het aanbod en de verschijningsvorm van winkelcentrum Kronenburg wordt vernieuwd. Een uitbreiding van circa 15.000m² behoort tot de marktmogelijkheden. In de plannen staat de versterking van de consumentenbeleving centraal.  Arnhem, BK 40 In de binnenstad van Arnhem bestaan relatief kleinschalige plannen voor herontwikkeling van het Bartokkwartier tot een winkel- en lifestyleconcept van circa 3.300 m².  Arnhem, Rijnboog De gemeente wil de binnenstad versterken in het gebied de Rijnboog met onder andere cultuur en leisure. Het gebied moet daarnaast ruimte bieden aan circa 10.000 m² winkels, onderdeel hiervan is een nieuwe supermarkt van 1.200 m².  Arnhem, Schuytgraaf Direct ten westen van het station Arnhem-Zuid is het toekomstige centrum van Schuytgraaf gepland. In dit gebied komen onder meer woningen met een werkunit, een winkelcentrum van circa 8.700 m² (met o.a. twee supermarkten), een WoonZorgConcentratie en verschillende typen woningen. De start van de bouw van het winkelcentrum is gepland in 2013.  Arnhem, Olympus Park Voor de plek van de Rijnhal en omgeving bestaan plannen voor een sportgerelateerd themacentrum bestaande uit een grootschalige winkel in de Rijnhal aangevuld met (actieve0 sport- en leisurevoorzieningen in de omgeving .  Beuningen centrum In 2005 is de renovatie van het centrum van Beuningen centrum gestart. Verwacht wordt dat het plan in 2013 opgeleverd wordt.  Duiven, Centrum De gemeente voert op dit moment het project Vitaal Centrum uit. Naast het slopen en nieuw bouwen van woningen en winkels in het centrum wordt het winkelcentrum ook uitgebreid met 3.500 m² bvo. Rondom het nieuwe Remigiusplein zal onder meer nieuwe horeca worden gevestigd.  Duiven, Nieuwgraaf Hoofdstuk 2 15      Het streven van de gemeente is er op gericht Nieuwgraaf uit te 2 bouwen als themacentrum wonen/in en om het huis . Het gaat hierbij om het versterken en concentreren van het winkelaanbod in de omgeving van de Ikea. Diverse retailformules hebben kenbaar gemaakt zich hier te willen vestigen. De benodigde ruimte kan gerealiseerd worden door herontwikkeling van bestaand, verouderd vastgoed. Concreet gaat het om de locaties groothandelsgebouw en het voormalige TNT-terrein. Mede omdat het om herontwikkeling gaat (hoge kosten), omvatten de plannen ook de vestiging van grootschalige branchegerichte warenhuizen op het gebied van doe-het-zelf/tuin en bruin- en witgoed. Daarnaast zijn er concrete plannen voor versterking van het aanbod met kleinere themawinkels (o.a. bedden, keukens en vloeren). Het nieuwe bestemmingsplan maakt deze ontwikkelingsrichting mogelijk. Huissen Centrum De ruimtelijk-economische centrumvisie uit 2008 is vanwege beperkt draagvlak aangepast. In de aangepaste visie wordt de Hema naar het pand van Albert Heijn aan de Markt verplaatst en wordt een nieuwe Albert Heijn-supermarkt gebouwd op de locatie van de huidige Hema. Het bestaande winkellint tussen de Arnhemse Poort en de Markt wordt versterkt, het idee om een winkelcircuit te realiseren wordt hiermee losgelaten Huissen, Pannenhuis 1 Er zijn diverse plannen gelanceerd om het perifere detailhandelsaanbod hier te versterken. Nijmegen, Citadel In Nijmegen-Noord zal, als onderdeel van de Waalsprong, centrumgebied Hof van Holland ontwikkeld worden. Naast winkels komen hier voorzieningen, horeca en dienstverlening. De uiteindelijke omvang, functionele invulling en fasering zijn nog onderwerp van studie. Nijmegen, Plein 1944 Plein 1944 ondergaat momenteel een ingrijpende structuurversterking tot een modern winkelgebied, met modeketen Primark als één van de grote trekkers. Nijmegen, Ressen De gemeente Nijmegen is voornemens om bij knooppunt Ressen een retailpark te ontwikkelen. Afhankelijk van de keuze voor de invulling gaat het hierbij om een uiteindelijke omvang van circa 30.000 m² wvo. Een mogelijkheid is een invulling met grootschalige winkels met o.a. meubels, electronica, witgoed en 2 De exacte maatvoering is afhankelijk van de vraag en initiatieven vanuit de markt. 16 Hoofdstuk 2  sport/vrije tijd. Vooralsnog zal echter eerst alleen de vestiging van een grootschalige bouw- en tuinmarkt mogelijk gemaakt worden en de besluitvorming over een eventuele verdere uitbouw zal op z’n vroegst eind 2016/2017 plaatsvinden. Zevenaar, Stadsregiopoort Oost Aan de oostzijde van de kern Zevenaar wordt de Stadsregiopoort Oost gerealiseerd bestaande uit onder meer onderwijsvoorzieningen, een nieuw station, Businesspark 7poort en een woongebied. De locatie zal vanaf de A12 ontsloten worden door een nieuw aan te leggen afslag. Er bestaan tevens plannen om als onderdeel van de gehele gebiedsontwikkeling een perifere detailhandelslocatie te ontwikkelen van circa 25.000 m² wvo. De invulling staat nog niet vast en is mede afhankelijk van de eventuele effecten op het centrum van Zevenaar. Eerdere plannen gingen uit van een Try & Buy concept met de branches outdoor/sport, speelgoed, tuin, electronica, rijwielen en wonen/woonwarenhuizen. Bevolkingsontwikkeling De stadsregio telde in 2012 739.020 3 inwoners en het aantal inwoners gaat tot 2020 nog toenemen naar 760.200 inwoners. De groei van de bevolking zet zich na 2020 voort. Deze groei doet zich niet in alle gemeenten van de stadsregio voor. Arnhem en Nijmegen laten een relatief sterke groei zien van het inwonertal (respectievelijk +7,8% en +9,0% tot 2020), daarnaast laten Overbetuwe en Lingewaard een groei van het inwonertal zien. In alle overige gemeenten in de stadsregio doet zich krimp voor. De afname van het inwonertal is het grootst in de gemeenten Heumen, Millingen aan de Rijn en Westervoort. De gemeenten in de stadsregio krijgen verder te maken met vergrijzing en ontgroening van de bevolking. In alle gemeenten, met uitzondering van Arnhem en Nijmegen, neemt het aantal inwoners ouder dan 65 jaar toe, terwijl het aantal jongeren daalt. Relevante ruimtelijke ontwikkelingen De nu nog doodlopende A15 wordt van knooppunt Ressen doorgetrokken naar de A12 waarbij de A15 vlak voor het Pannerdens Kanaal de Betuweroute bovenlangs kruist en vervolgens met een brug het kanaal over gaat. De minister heeft voor het gedeelte bij Groessen met instemming van een meerderheid van de Tweede Kamer gekozen voor een verdiepte ligging waarna de snelweg uitkomt op de A12 4 .De 3 4 CBS Statline, eind februari 2012 De verdiepte ligging betreft het gedeelte vanaf de Schraleweidsestraat tot de Helhoek, strak langs de Betuweroute, te betalen uit het te verwachten aanbestedingsvoordeel. Hoofdstuk 2 17 nieuwe weg zal deels de A325 (Arnhem-Nijmegen) ontlasten, Deze weg zal zich steeds meer ontwikkelen tot een stadsas. Er wordt gewerkt aan het invoeren van een hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) netwerk. De realisatie van het netwerk wordt opgenomen in de lange termijnconcessie (2012-2028). In de korte termijn concessie (2010-2013) zijn al de eerste stappen voor het HOVnetwerk gemaakt met de ‘Breng direct RijnWaalsprinter’ en de uitbreiding van het trolleynet. Een nieuw station bij Zevenaar Poort treinstation is momenteel niet inpasbaar in de dienstregeling. De intentie om hier een station te realiseren blijft bestaan, maar een eventuele aanleg wordt gefaseerd. Er wordt een nieuwe stadsbrug gerealiseerd die Nijmegen-West gaat verbinden met de Waalsprong. Nijmegen-Noord wordt zo beter ontsloten en het verkeer wordt meer verspreid over de stad. Verwachte oplevering is november 2013. 18 Hoofdstuk 2 2.5 Trends en ontwikkelingen algemeen Er is een aantal landelijke trends te benoemen die sterk bepalend zullen zijn voor de ontwikkeling van de detailhandelsstructuur en de regionale sturing daarop.     De verwachting is dat het internet zich de komende jaren als volwaardig aankoopkanaal gaat ontwikkelen waardoor de online detailhandelsbestedingen verder zullen gaan stijgen. Hoewel de effecten nog moeilijk te overzien zijn, staat het buiten kijf dat hierdoor minder detailhandelsomzet in de winkels terecht gaat komen, dat er een toenemende vraag zal zijn naar internetafhaalpunten en dat het voor ondernemers een kans is in te spelen op een cross-channel strategie. Vanwege verschillende demografische veranderingen, zoals de vergrijzing, de toenemende culturele diversiteit en de gezinsverdunning, zal het koopgedrag van de consument gaan veranderen. Bijvoorbeeld winkelgebieden die goed bereikbaar zijn en service en kwaliteit bieden, zullen populair zijn onder ouderen. Kleinere huishoudens hebben een ander bestedingspatroon. Op dergelijke ontwikkelingen dienen winkelgebieden en retailers te anticiperen. In Nederland staat ca. 13% van het aantal winkels leeg. De provincies met de hoogste winkelleegstand zijn Limburg (19%), Overijssel (15%) en Groningen (14%). Noord-Holland valt juist op met een lage winkelleegstand van slechts 8%. Naar winkelgebiedstypen blijkt dat deze in de centrale winkelgebieden het hoogst is, waarbij met name de grote hoofdwinkelgebieden een hoge winkelleegstand kennen van 16%.Hier zijn het met name de aanloopstraten en andere B- en C-vestigingsgebieden die met leegstand kampen: in de kernwinkelgebieden is gewoonlijk nauwelijks sprake van leegstand. De leegstand van winkelpanden zal verder toenemen vanwege de toenemende detailhandelsbestedingen via internet, de vergrijzing van het ondernemersbestand en de druk op de consumentenbestedingen als gevolg van een laag consumentenvertrouwen. Bovendien is het geïnventariseerde planvolume in de regio niet overal in evenwicht met de verwachte bevolkingsontwikkeling en de beoogde detailhandelsstructuur. Landelijk concentreert de toename van de leegstand zich vooral in krimpgebieden, de centra van middelgrote plaatsen, kleine dorpen, buurtwinkelcentra en zoals gezegd de randgebieden van grotere binnensteden. Hoofdstuk 2 19      Een deel van de perifere winkelgebieden functioneert momenteel ook matig ook hier neemt de leegstand toe. Het zijn vooral de kleinere en onduidelijke geprofileerde woonboulevards en andere perifere clusters die hier mee te maken hebben: de grootste perifere winkelgebieden functioneren goed en hebben ook perspectief. De concurrentie tussen winkelgebieden neemt toe omdat de consument steeds hogere eisen gaat stellen aan aanbodkwaliteit, keuzemogelijkheid, prijsstelling, bereikbaarheid en parkeren en beleving en vermaak. De consument is steeds minder trouw aan haar aankooplocaties, ook vanwege de toegenomen mobiliteit. Hierdoor is er sprake van een toenemende polarisatie tussen winnaars en verliezers, zowel op het niveau van individuele winkels als op het niveau van winkelgebieden. De vraag naar schaalvergroting en netwerkverdichting van filiaalbedrijven zet door. Bij een deel van de aanbieders resulteert dit ook in een vraag naar vestiging op perifere locaties. In z’n algemeenheid doen de grootste perifere winkelconcentraties het beter dan de kleinere, vaak onduidelijk geprofileerde PDV-clusters en woonboulevards. Er is op veel perifere detailhandelslocaties sprake van brancheverbreding (aanwezigheid meer winkels in andere branches dan de klassieke PDV-branches). Dit resulteert in aantrekkelijkere perifere detailhandelslocaties maar kan in sommige gevallen ook zorgen voor een toenemende concurrentie met reguliere winkelgebieden. De bijgevoegde kaarten geven aan dat in bruin- en witgoed en sport al veel grootschalige winkels op perifere locaties gevestigd zijn. 20 Hoofdstuk 2 Figuur 2.3 Bruin- en witgoed op perifere locaties in Nederland Figuur 2.4 Sportdetailhandel op perifere locaties in Nederland Hoofdstuk 2 21 2.6 Marktmogelijkheden voor de detailhandel in de stadsregio BRO heeft in 2012 onderzoek uitgevoerd naar de marktmogelijkheden voor de detailhandel in de stadsregio om inzicht te verkrijgen in de vraag-aanbod-verhoudingen. Een kwantitatieve analyse is, zeker als het gaat om de berekening van de marktruimte, altijd gebaseerd op meerdere aannames. Met name de toekomstige ontwikkelingen zijn zeer onzeker (o.a. bevolkingsontwikkeling, internetverkoop en economische situatie). De uitkomsten van de berekeningen zijn daarom altijd indicatief. De kwantitatieve analyse vormt slechts een van de bouwstenen voor de besluitvorming over het toekomstige regionale beleid. Tabel 2.2 Marktruimte per branche in de stadsregio Branche Marktruimte (m² wvo) Plannen & initiatieven (m² wvo) Mode & luxe ca. 16.350 ca. 28.500 (Outdoor)sport ca. 3.000 ca. 24.250 Bruin- en witgoed ca. 9.450 ca. 13.250 Speelgoed ca. 350 ca. 4.000 Rijwielen ca. 1.350 ca. 6.500 Dibevo - ca. 250 Wonen ca. 10.100 ca. 24.250 Doe-het-zelf ca. 22.500 ca. 7.700 Tuincentra ca. 27.700 ca. 11.500 In de hiervoor berekende marktruimte is geen rekening gehouden met de invloed van internetwinkelen op de bestedingen. Internet groeit als aankoopkanaal, zeker in de niet-dagelijkse sector. De komende jaren zal dan ook vooral internet het koopgedrag sterk beïnvloeden, maar de impact verschilt per branche. Tegelijkertijd zal autonoom bestaande winkelruimte uit de markt genomen worden door bijvoorbeeld gebrek aan opvolging voor een zelfstandige ondernemer of simpelweg vanwege een ongunstige locatie of omvang van de winkel. Doorrekening van de winkelbestedingen op basis van een groei van de internetverkopen heeft de volgende resultaten voor de berekende distributieve ruimte. 22 Hoofdstuk 2 Tabel 2.3 Effecten internetwinkelen op marktruimte Branche Effect op marktruimte Mode & luxe - - (Outdoor)sport - - Bruin- en witgoed - Speelgoed 0 Rijwielen - Dibevo 0 Wonen - - Doe-het-zelf 0 Tuincentra 0 In de tabel staat 0 voor afname tot 2.500 m², - voor afname tussen 2.500 en 5.000 m² en - - voor een afname groter dan 5.000 m². Na doorberekening van de effecten van internetwinkelen zal alleen in de branches bruin- en witgoed, wonen, doe-het-zelf en tuincentra nog theoretische uitbreidingsruimte bestaan. De consequentie van het ontbreken van marktruimte in combinatie met de gesignaleerde omvang van uitbreidingsplannen, houdt in dat in de regio zeer zorgvuldig omgegaan zal moeten worden met plannen voor nieuwe winkelruimte, zeker daar waar het gaat om een uitbreiding van winkelruimte op perifere locaties. Centraal hierbij staan de effecten op de verzorgings- en detailhandelsstructuur in de regio (Wat is de meerwaarde? Waar ontstaat risico op een toename van de leegstand?). Hierbij speelt de locatie binnen de regio wel een rol; de verwachte bevolkingsgroei is immers niet evenredig over de regio verspreid. Met name in het centrale deel van de regio zal sprake zijn van bevolkingsgroei, terwijl in enkele randgemeenten het aantal inwoners zal stabiliseren of zelfs zal dalen. De eventueel aanwezige uitbreidingsruimte voor detailhandel concentreert zich daarmee ook vooral rond de centrale as. Hoofdstuk 2 23 2.7  Kansen en bedreigingen detailhandel stadsregio Kansen Bedreigingen Structuurversterkende ontwikkelingen  Bevolkingskrimp in bepaalde gemeen- bestaande (perspectiefrijke) centra. ten.  Bevolkingsgroei totale regio.  Vergrijzing (nabijheid en  bereik-     Ruimtelijke ontwikkelingen doortrekken van de A15, mers).  baarheid winkelgebieden). het  als het Vergrijzing (met name van onderne- HOV- Toenemende internetverkopen. Realisatie van alle perifere plannen vergroot het risico op leegstand en netwerk en de Stadsbrug. de versnippering van het aanbod. Bo- Ruimte bieden aan schaalvergroting, vendien verkleint het de kans op een zowel in binnensteden als op perife- plan re locaties. voor de consument en de gehele re- (Ruime) marktmogelijkheden in bruin- gio. en witgoed, wonen, doe-het-zelf en  In tuincentra. plannen Goede bereikbaarheid vanuit dat veel toegevoegde branches de waarde overschrijden marktruimte Duits- doorberekening land en aanwezigheid groot consumen- koopeffecten). van heeft de (zeker de na internetver- tenpotentieel (op enige afstand). 24 Hoofdstuk 2 3. DOELEN EN UITGANGSPUNTEN 3.1 Hoofddoelen en uitgangspunten Regionaal plan 2005-2020 als kader De Stadsregio Arnhem Nijmegen heeft als ambitie een aantrekkelijke, internationaal concurrerende regio te zijn. Dit dient bereikt te worden door het werken aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat van de regio Arnhem Nijmegen voor haar inwoners, ondernemers en bezoekers. De stadsregio wil burgers en bedrijven aan de regio binden door het verbeteren van condities voor ‘het goede leven’: het bieden van mogelijkheden voor prettig wonen en succesvol werken in een mooi, aantrekkelijk landschap en waar men zich snel en comfortabel kan verplaatsen. Deze hoofddoelstelling leidt tot vier subdoelstellingen:  Economie: het versterken van het economisch vestigingsklimaat in (inter)nationaal perspectief, waarbij de potenties van de stuwende werkgelegenheid worden uitgebuit.  Mobiliteit: het verbeteren van de bereikbaarheid in het regionale kernnet van (snel)wegen en OV, waarbij de mobiliteit per auto, trein, bus en de fiets beter met elkaar worden geïntegreerd.  Landschap: het vergroten van de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van het landelijk gebied voor de natuur en voor de recreatie.  Wonen: het verbeteren van de kwaliteit van het wonen in stad, dorp en landelijk gebied, waarbij de relatie met landschap, bereikbaarheid en voorzieningen kwaliteitsfactoren zijn. Voor de detailhandel zijn met name de eerste en laatste subdoelstelling richtinggevend. Centrale doelstelling RDP Het hoofddoel van het Regionale Detailhandels Programma is: Het in onderlinge samenwerking tussen de tot de stadsregio behorende gemeenten creëren en in stand houden van een evenwichtige en duurzame regionale detailhandelsstructuur met een zo compleet mogelijk voorzieningenpakket voor de consument en perspectief voor ondernemers / marktpartijen, zodat zij kunnen en willen in- Hoofdstuk 3 25 vesteren in vernieuwing. In feite gaat het er om dat de (groeiende) regiobevolking voorzien wordt van een zo compleet en gevarieerd mogelijk pakket aan winkels en aanverwante publieksgerichte voorzieningen passend bij het beoogde verzorgingsniveau, zo veel mogelijk geclusterd op goed bereikbare locaties en in voor de consument herkenbare centra, die ieder een eigen taak en functie hebben binnen de gehele detailhandelsstructuur. In z’n algemeenheid betekent dit enerzijds het stimuleren van de dynamiek in de detailhandel door processen als schaalvergroting en clustering op de juiste plekken te faciliteren en anderzijds rekening te houden met de effecten hiervan op de bestaande winkelgebieden en de leefbaarheid in kernen en wijken (voorkomen ongewenste effecten op de verzorgingsstructuur). Detailhandelsvoorzieningen kunnen immers mede bepalend zijn voor de kwaliteit van de leefomgeving (bijdrage aan vierde regionale subdoelstelling). Versterken regionale én bovenregionale aantrekkingskracht Daarnaast is het streven gericht op het in totaliteit versterken van de regionaal- en bovenregionaal verzorgende positie van het winkelaanbod. Meer bezoekers van buiten de regio betekent ook dat er meer draagvlak ontstaat voor meer en/of meer bijzonder detailhandelsaanbod en zo wordt ook bijgedragen aan een verhoging van het verzorgingsniveau voor de eigen inwoners. Het gaat hierbij ook om het aantrekken en faciliteren van winkels die door hun aard, omvang en/of specifieke marktsegment/doelgroep waarop men zich richt, een hoge mate van uniciteit en daardoor een groot verzorgingsbereik kennen. Om dit te bereiken, zullen de randvoorwaarden voor een goed functioneren van dergelijk aanbod geschapen moeten worden. Het gaat daarbij om:  een goede bereikbaarheid en voldoende en goede parkeermogelijkheden;  passende combinaties met andere winkels en voorzieningen;  het zorgen voor aantrekkelijke verblijfsmilieus met een bijzonder karakter;  inspelen op de vragen die de internettrends aan ons stellen. Dit laatste past in het streven omstandigheden voor de huidige en toekomstige (winkel)ondernemingen te creëren waarbij een rendabele 26 Hoofdstuk 3 exploitatie van de onderneming mogelijk is en perspectief voor de langere termijn geboden wordt. Aandacht voor leegstand De toenemende leegstand van winkelpanden als gevolg van de algemene ontwikkelingen in vraag en aanbod in de detailhandel (ecommerce, afnemende bestedingen) kan negatieve gevolgen hebben voor de uitstraling en daarmee het functioneren van winkelgebieden en de leefbaarheid van wijken en kernen. Het streven van de regio is er, evenals het streven van de provincie Gelderland, op gericht is dat de leegstand in perspectiefrijke winkelgebieden zo veel mogelijk beperkt blijft, en dat daar waar er sprake is van winkelgebieden zonder perspectief, de leegstand aangepakt wordt, bijvoorbeeld door transformatie. Subdoelstellingen RPD Op basis van onder meer bovenstaande overwegingen zijn de volgende subdoelstellingen geformuleerd:  Kwaliteit als leidraad om kansen te kunnen grijpen.  Complementair aan centra om leegloop tegen te gaan.  Aandacht voor kwantiteit om overaanbod te voorkomen.  Inzetten op clustering om verdere versnippering te voorkomen  Concentratie in het middengebied om mobiliteit te beperken. In navolgende paragrafen wordt hier nader op ingegaan. 3.2 Kwaliteit als leidraad voor het beleid Eerder is aangegeven dat er in veel branches in de regio theoretisch niet of nauwelijks marktruimte is aan te geven voor een uitbreiding van het winkelaanbod. Hoewel er uiteraard rekening mee gehouden wordt, is dit gegeven niet leidend in de keuzes ten aanzien van de regionale detailhandelsstructuur. Het regionale detailhandelsbeleid is vooral ingestoken vanuit kwalitatieve overwegingen. De stadsregio acht het van groot belang dat waar mogelijk meebewogen wordt met de eisen/wensen van de consumenten, ondernemers en andere marktpartijen. Indien niet op de juiste manier ingespeeld wordt op dynamische processen als schaalvergroting, internetverkoop en het veranderende consumentengedrag, bestaat het risico dat de consumentenverzorging in de regio achter gaat lopen bij de ontwikkelingen elders. Dat kan uiteindelijk per saldo resulteren in verschraling in plaats van de gewenste verrijking. Hoofdstuk 3 27 Diverse ontwikkelingen in de detailhandel zullen de komende jaren hoe dan ook doorzetten en autonoom een stempel drukken op het huidige winkellandschap. De verschijningsvorm van de ruimtelijke detailhandelsstructuur zal daardoor aanzienlijk veranderen. De lokale overheden en de stadsregio kunnen hier enigszins in sturen, maar een krimp van het winkelaanbod op bepaalde locaties in de regio is niet te voorkomen. Sommige winkelgebieden of delen van winkelgebieden zullen hierdoor hun detailhandelsfunctie zien veranderen of zelfs zien verdwijnen. Dit heeft gevolgen voor de betrokken ondernemers en vastgoedeigenaren, maar het behoort wel tot de dynamiek in de branche: vraag en aanbod veranderen steeds en dat heeft ruimtelijke gevolgen. Het scheppen van helderheid richting consumenten en andere marktpartijen over het (beoogde) profiel en het perspectief van winkelgebieden staat voorop in het beleid van de stadsregio. In dit verband heeft het handhaven van de bestaande aanbodstructuur ook geen zin: noch de consumenten, noch de aanbieders zijn uiteindelijk gediend bij een status quo. Een belangrijk uitgangspunt van het regionale beleid is daarom dat ingezet wordt op behoud, versterking of realisatie van perspectiefrijke, voor de regionale consumentenverzorging essentiële winkelgebieden, ook als dat betekent dat dat eventueel negatieve effecten heeft op winkelgebieden met minder of geen perspectief. Bovenstaande is zeker geen vrijbrief: de beperkte marktruimte noopt tot zorgvuldige afwegingen ten aanzien van nieuwe winkelontwikkelingen, zowel op lokaal als regionaal niveau. Het gaat hierbij om aspecten als omvang, branchering en vooral locatie. De “Ladder van duurzame verstedelijking” biedt goede handvatten voor dit zorgvuldig omgaan evenals door de provincie geïntroduceerde Gelderse ladder voor duurzame verstedelijking. Daarnaast zijn het monitoren van de vraag-aanbodontwikkelingen en het gedoseerd faseren van het toevoegen van nieuwe winkelmeters belangrijke instrumenten om negatieve ontwikkelingen te voorkomen. 3.3 Richting geven aan regionaal beleid Detailhandelsontwikkelingen matchen met andere ruimtelijke ontwikkelingen 28 Hoofdstuk 3 Om winkels te bezoeken, moeten consumenten afstanden overbruggen. De mate waarin men bereid is veel of weinig afstand af te leggen voor winkelbezoek hangt van veel factoren af, zoals de beschikbaarheid van winkelaanbod, de te overbruggen afstand, de mogelijkheden om ergens te komen, het bezoek- en koopmotief, etc. Daarnaast kunnen winkels door hun aantrekkende werking zowel positieve als negatieve effecten hebben op de directe omgeving. Denk aan leefbaarheid van woongebieden of overlast door parkeren. Er is dus altijd een ruimtelijke relatie tussen de locatie van een winkel en de woonlocatie van (potentiële) klanten. In het licht van de regionale subdoelen ten aanzien van economie, mobiliteit en wonen dient bij detailhandelsontwikkelingen altijd rekening gehouden te worden met de ligging in de directe omgeving en ten opzichte van het beoogde verzorgingsgebied. Belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen in de stadsregio zijn in dit verband de woningbouw in de centrale as en het doortrekken van de A15 naar de A12. De centrale as vormt hierdoor in eerste instantie het zoekgebied voor eventuele majeure nieuwe winkelontwikkelingen. Dynamiek detailhandel faciliteren De ontwikkelingen in de detailhandel gaan heel snel. Winkelformules komen en gaan, en nieuwe winkelconcepten worden geïntroduceerd. Deze vernieuwing houdt winkelgebieden interessant voor de consument. In dit verband geldt dat kwaliteit boven kwantiteit gaat. De vernieuwing zal echter wel op de daarvoor aangewezen plekken binnen de detailhandelsstructuur plaats moeten vinden. Hoofdstuk 3 29 Complementariteit en onderscheidend vermogen Het streven is in de stadsregio te komen tot een heldere, evenwichtige en duurzame voorzieningenstructuur, waarbij de verschillende winkelgebieden elkaar aanvullen en ieder een eigen taak binnen de structuur heeft. Om dat te kunnen doen, dienen ze te beschikken over eigen kenmerken en kwaliteiten. Dit schept duidelijkheid voor de consument, biedt aanknopingspunten voor strategie en investeringen van ondernemingen en biedt mogelijkheden voor elkaar versterkende effecten (doelgroepen, combinatiebezoeken). Ruimtelijke concentratie Bij concentratie c.q. clustering van winkels ontstaat een meerwaarde voor de betreffende bedrijven. De bedrijven kunnen profiteren van elkaars nabijheid, aantrekkingskracht en gemeenschappelijke faciliteiten. De consument heeft het voordeel van gemak, overzichtelijkheid en veel keuzemogelijkheden. Een indirect effect is dat winkels bekend raken bij het publiek en dus bij potentiële klanten. Clustering resulteert daarom in meer bezoekers en daarmee ook meer draagvlak voor verbreding en verdieping van het totale assortiment. Daarnaast draagt concentratie ook bij aan het beperken van het aantal verkeersbewegingen. Nieuwe ontwikkelingen dienen daarom zoveel mogelijk plaats te vinden binnen aangewezen concentratiegebieden. Ontwikkelingen daarbuiten worden in principe niet toegestaan, tenzij deze een aangetoonde meerwaarde leveren aan de detailhandelsstructuur. Uitbreiding verspreide bewinkeling beperken Verder concentreren is een uitgangspunt, maar dit betekent niet dat verspreide bewinkeling hoeft te verdwijnen. Deze bewinkeling heeft in sommige gevallen wel degelijk een functie. In woonwijken draagt verspreide bewinkeling soms bij aan de levendigheid en veiligheid van de wijk. Ook bieden deze locaties vaak goedkope winkelpanden voor startende ondernemers of bedrijven die zonder lage huisvestingslasten moeilijk of niet zouden kunnen functioneren. Voor zover verspreide bewinkeling niet structuurverstorend is, kan deze dan ook blijven bestaan. Waar verspreide bewinkeling verstorend werkt, wordt functieverandering nagestreefd, waarbij een vrijkomend winkelpand uiteindelijk een andere bestemming krijgt. Schaalvergroting op de juiste plek faciliteren Een van de belangrijkste motoren achter de dynamiek in de detailhandel is de schaalvergroting. Mede om de concurrentiepositie te behouden en te versterken, is het belangrijk dat in de stadsregio 30 Hoofdstuk 3 wordt ingespeeld op deze ontwikkeling: de schaalvergroting zal een plek moeten krijgen. Sommige grootschalige winkels trekken veel publiek, niet alleen uit de eigen plaats, maar ook uit de rest van de regio of verder. Ze kunnen hierdoor een positief effect hebben op het functioneren van winkelgebieden als geheel. Tussen de verschillende soorten grootschalige winkels bestaan wel grote verschillen in effecten op de structuur als geheel. Een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de verschillende soorten grootste winkels in de verzorgingsstructuur is daarom noodzakelijk. Hierbij vormen aspecten als branche en bezoekersintensiteit belangrijke afwegingscriteria, evenals de ontwikkelingen in vraag (consumentengedrag) en aanbod (marktomstandigheden). Koopgedrag als leidraad voor positionering winkelgebieden In toenemende mate wordt in de detailhandel ingespeeld op het type koopgedrag van de steeds diffuser wordende groep consumenten. Bij dit gedrag spelen aspecten mee als het aan te schaffen artikel, de eisen die gesteld worden aan het bezoek en de kenmerken van de aankoopplaats (aanbod en verblijfsklimaat). Door aan te sluiten bij dit koopgedrag kunnen winkelgebieden, maar ook delen van grotere centra, zich duidelijk profileren en hun eigen identiteit uitdragen. Dit draagt weer bij aan het onderscheidend vermogen van de winkelgebieden. Wel moet opgemerkt worden dat er in winkelcentra vrijwel altijd sprake zal zijn van gerichtheid op een combinatie van soorten aankoopgedrag. Het gaat daarom om de nadruk op een bepaald type koopgedrag. Uitgaande van het koopgedrag zijn binnen de detailhandelsstructuur van de regio de volgende soorten winkelgebieden te onderscheiden:  de binnensteden en andere grotere hoofdwinkelcentra (nadruk op recreatief winkelen);  de kleinere dorpscentra en buurt- en wijkcentra (nadruk op boodschappen doen);  detailhandel op perifere locaties (nadruk op doelgericht, laagfrequent aankopen doen). Specifiek voor de stadsdeelcentra geldt dat er vaak sprake is van een combinatie van winkels die zich op de verschillende soorten koopgedrag richten. Fasering grote winkelprojecten Bij realisatie van detailhandelsinitiatieven kan er soms sprake zijn van een aanzienlijke uitbreiding van de verkoopruimte. Aangezien de vraagontwikkeling over het algemeen meer geleidelijke ver- Hoofdstuk 3 31 loopt, kan er bij het toevoegen van veel nieuwe winkelruimte in één keer, ook als dit op een daarvoor in principe geschikte locatie gebeurt, sprake zijn van aanzienlijke, en soms ongewenste effecten op de bestaande detailhandelsstructuur. Om dit te voorkomen is een zekere mate van afstemming van de aanbodontwikkelingen op de vraagontwikkeling noodzakelijk. Dit kan door bepaalde grotere winkelontwikkelingen in fasen uit te voeren. Hiermee kan voorkomen worden dat gebouwd wordt voor leegstand en er wordt tevens bijgedragen aan een zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik. Wel zal er rekening mee gehouden moeten worden dat een bepaalde minimumaanvangsomvang veelal noodzakelijk is voor een goed functioneren van specifieke winkelprojecten. De minimummaatvoering is afhankelijk van veel factoren (locatie, branchering) en verschilt daarom sterk per project. In het kader van fasering is monitoring van de detailhandelsontwikkelingen aan zowel de vraag- als de aanbodzijde van groot belang (valt de bevolkingsgroei mee of tegen? Hoe ontwikkelen de bestedingen zich? Hoeveel winkelruimte is er bij gekomen en in welke soorten winkelgebieden? Is de leegstand toegenomen en zo ja, waar?). De stadsregio Arnhem Nijmegen ziet monitoring als een belangrijk onderdeel van de regionale afstemming. Het gaat hierbij om monitoring van zowel landelijke als regionale trends en ontwikkelingen in vraag en aanbod. 32 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 3 33 4. DE REGIONALE DETAILHANDELSSTRUCTUUR: REGULIERE WINKELCENTRA DE Het beleid van de regio is in eerste instantie gericht op behoud/versterken van de hoofdstructuur, dat wil zeggen de winkelgebieden met een bovengemeentelijke of zelfs bovenregionale aantrekkingskracht. Het beleid ten aanzien van de winkelgebieden met een lokale of buurt/wijkverzorgende functie valt vooral onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid. Daar waar nieuwe detailhandelsontwikkelingen mogelijk gevolgen hebben voor de detailhandelsstructuur als geheel is regionale afstemming gewenst. 4.1 De winkelgebieden De binnensteden van Arnhem en Nijmegen De binnensteden van Arnhem en Nijmegen hebben het hoogste verzorgingsniveau in de stadsregio en het regionale beleid is gericht op handhaving van die posities. De kracht van de grotere centrumgebieden is de mogelijkheid tot recreatief en vergelijkend winkelen, de mix van functies en een bijzondere ambiance. Omdat vergelijkend winkelen in toenemende mate via internet gebeurt en omdat de binnensteden vanwege andere ontwikkelingen onder druk komen te staan, zijn ‘beleving’ en ‘betekenis’ steeds belangrijker. Dit vraagt in binnensteden om onderscheidend vermogen door het aanbieden van voldoende kritische massa (keuze, variëteit), een bijzondere ambiance (het karakter, de identiteit en historische setting) en de vermenging met andere dan winkelelementen (horeca, leisure, dienstverlening, amusement, evenementen enzovoort). Branding van het winkelgebied is daarbij onmisbaar. Succesvolle binnensteden onderscheiden zich naar de toekomst toe door het belevenis- en betekenisaspect in het gehele winkelgebied tot uiting te laten komen. Hierbij speelt internet een erg belangrijke rol; centrumgebieden en individuele retailers dienen ook online zichtbaar te worden en hun offline aanbod via online applicaties aantrekkelijk te maken (zie bijvoorbeeld project HBD: Het Nieuwe Winkelen). Daarnaast blijft bereikbaarheid en parkeren ook een belangrijk aandachtspunt. Hoofdstuk 4 35 Kernwinkelgebied Het aanbod in binnensteden wordt, veroorzaakt door de hoge huurprijzen, steeds meer gedomineerd door de branchegroep mode & luxe. Het A1-winkelgebied is in toenemende mate ingevuld met landelijk en internationaal opererende winkelformules en het specialistisch aanbod verschuift naar de randen van het centrum. Naar de toekomst toe zal de druk op A1-winkelgebieden groot blijven en zullen deze mogelijk nog een kleinere / compactere opzet krijgen. Deze gebieden zullen nadrukkelijk moeten inspelen op de trend tot schaalvergroting in de modische sector. Wel is er een trend zichtbaar dat de passantenstromen in binnensteden afnemen vanwege een toenemende consumenten oriëntatie via internet; hierdoor gaat men gerichter aankopen doen. Aanloopstraten en dwaalmilieus Vanwege de opkomst van internetwinkelen, de vergrijzing van het MKB-bestand en het economisch getij neemt de vraag naar winkelruimte in aanloopstraten af waardoor er leegstand zal ontstaan. Een krimp van deze winkelgebieden is naar de toekomst toe te verwachten. Functiemenging (zoals dienstverlening, wonen, zorg) en herstructurering (parkeerbronpunten, mogelijk inspelen op huisvesting grootschaligheid) kunnen deels een oplossing vormen voor deze gebieden. Dwaal- en snuffelmilieus in de grotere binnensteden die sterk zijn aangehaakt op de routing van het kernwinkelgebied kunnen perspectief behouden, mits zij het unieke en onderscheidende karakter van de binnenstad tot uiting laten komen door het aanbieden van een grote diversiteit aan branches en specialistische winkels. Regionaal verzorgende centra De grotere centra spelen nadrukkelijk in op de wensen van de consument die op een efficiënte manier in korte tijd boodschappen wil doen en aanverwante artikelen wil kopen, maar ook in zekere mate recreatief wil winkelen. Regionaal verzorgende centra zijn een aantrekkelijk alternatief voor de vaak drukke en lastig bereikbare binnensteden. Het is geen volwaardig alternatief, maar biedt een basisaanbod in mode & luxe. De verwachting is dat de positie van regionaal verzorgende centra naar de toekomst toe relatief sterk zal blijven, omdat ze nadrukkelijk inspelen op de wensen van de consument die op een efficiënte wijze boodschappen wil doen/winkelen. Kansen zijn het toenemend 36 Hoofdstuk 4 aantal ouderen (dat graag efficiënt en dichtbij huis winkelt), schaalvergroting (in tegenstelling tot veel binnensteden), netwerkverdichting van filiaalbedrijven en de bereikbaarheid. Winnaars zijn de winkelgebieden die in aanbod een voldoende aantrekkelijk alternatief voor de binnensteden zijn en zich kwalitatief weten te onderscheiden van andere regionale centra. Stadsdeelcentra Stadsdeelcentra zoals Kronenburg en Presikhaaf in Arnhem en Dukenburg in Nijmegen spelen nadrukkelijk in op de wensen van de consument die op een efficiënte manier in korte tijd boodschappen wil doen en aanverwante artikelen wil kopen. Met een sterk aanbod aan filiaalbedrijven, een eigen verblijfsmilieu (overdekt) en een goede autobereikbaarheid en parkeergelegenheid hebben stadsdeelcentra hiermee een sterke uitgangspositie. Dit blijkt ook uit de interesse van institutionele beleggers en vastgoedfondsen in stadsdeelcentra. De verwachting is dat de positie van stadsdeelcentra naar de toekomst toe sterk zal blijven omdat deze centra nadrukkelijk kunnen inspelen op de verwachte trends en ontwikkelingen. Dorps-, wijk- en buurtcentra Dorps-, wijk- en buurtwinkelcentra voorzien voor een belangrijk deel in de dagelijkse behoefte van de consument. Efficiency en gemak zijn de kernwoorden van deze branche. Bij voorkeur hebben deze winkelcentra een centrale ligging in het verzorgingsgebied, zijn goed bereikbaar per auto (maar ook per fiets en te voet) en hebben voldoende parkeergelegenheid. Supermarkten van moderne omvang zijn de trekkers, evenals warenhuizen (Hema, Action). De kleine buurt- en wijkcentra (onder andere in kleine kernen) hebben het moeilijk, mede veroorzaakt door het beperkte lokale draagvlak, de kleinschaligheid van het aanbod, het veelal ontbreken van trekkers en de positie van de zelfstandige die steeds meer onder druk staat. De consument pakt steeds vaker de auto om boodschappen te doen in een compleet boodschappencentrum dat niet te ver van huis ligt. Het is geen automatische keuze meer om het meest nabije boodschappencentrum te kiezen. Indien versterking en uitbreiding van het aanbod niet mogelijk zijn, wordt steeds vaker op zoek gegaan naar functieverandering van deze centra. De grotere dorpscentra en grotere wijkwinkelcentra hebben veelal voldoende perspectief wanneer zij zich richten op een sterk boodschappenaanbod met supermarkten van moderne schaal en goede be- Hoofdstuk 4 37 reikbaarheid en parkeermogelijkheden. Tevens kan de positie van dergelijke centra versterkt worden door deze centra als multifunctionele centra te positioneren (detailhandel, zorg, onderwijs, dienstverlening, horeca, enzovoort). Voorzieningen op buurtniveau en in kleine kernen komen steeds meer onder druk te staan, soms omdat dorps- en wijkcentra hun functie overnemen en soms omdat er sprake is van bevolkingskrimp, zoals ook voor enkele kleinere kernen in de stadsregio geldt. Er moet rekening mee gehouden worden dat het draagvlak voor (veel soorten) winkelvoorzieningen uiteindelijk te klein wordt. 4.2 Beleid ten aanzien van de structuur van reguliere winkelcentra In het licht van de beschreven doelstellingen en uitgangspunten vormt het aansluiten bij en versterken van de aanwezige structuur van reguliere winkelcentra een belangrijk uitgangspunt voor de regionale detailhandelsvisie. De hoofdstructuur is als volgt samengesteld:  Bovenregionaal verzorgende centra:  Binnenstad Arnhem  Binnenstad Nijmegen  Regionaal verzorgende centra: hoofdwinkelcentra van:  Wijchen  Elst  Zevenaar  Stadsdeelcentrum Kronenburg  Stadsdeelcentrum Dukenburg  Lokaal verzorgende centra: centra met voornamelijk een functie voor het direct omliggende woongebied, namelijk de centra van de overige kernen, stadsdeelcentrum Presikhaaf en de buurt- en wijkcentra. Nieuwe ontwikkelingen toetsen aan de verzorgingsfunctie De ambitie om de concurrentiekracht van het regionale detailhandelsapparaat te versterken, zal wat betreft het recreatieve winkelen in belangrijke mate ingevuld moeten worden door de 7 grootste winkelcentra. Hier zijn de voorwaarden aanwezig om te komen tot een verdere uitbouw van winkel- en aanverwante voorzieningen. Die voorwaarden zijn: 38 Hoofdstuk 4    voldoende “body” in de vorm van de aanwezige detailhandel, horeca, publiekgerichte dienstverlening (dus keuzemogelijkheden voor de consument); een aantrekkelijk verblijfsklimaat; een goede bereikbaarheid en voldoende parkeermogelijkheden. Een verdere kwalitatieve en kwantitatieve groei van de beide binnensteden en de regionale centra is gewenst om te kunnen blijven voldoen aan de wensen en eisen van de consument en de vernieuwing in de detailhandel. Maar een uitgangspunt van het beleid is dat die groei niet ten koste mag gaan van de ontwikkelingsmogelijkheden van perspectiefrijke nabijgelegen andere winkelcentra. Voor de lokaal-verzorgende winkelcentra geldt hetzelfde: nieuwe ontwikkelingen hier mogen de positie en het perspectief van de omringende kansrijke winkelcentra niet ondermijnen tenzij er sprake is van een structuurversterking. In zijn algemeenheid geldt dat de ontwikkelingen in de winkelcentra moeten passen bij de beoogde verzorgingsfunctie en positionering in de regionale structuur. 4.3 Leefbaarheid en omgaan met leegstand Algemene ontwikkelingen als de schaalvergroting, de toename van ecommerce, bevolkingskrimp en de (toenemende) gemiddelde leeftijd van ondernemers, hebben tot gevolg dat er de komende jaren in bepaalde winkelgebieden meer winkelaanbod zal verdwijnen. Verwacht wordt dat met name in de kleinste kernen, op buurtniveau en aan de randen van (niet-geplande) grotere winkelcentra de winkelleegstand nog verder zal toenemen. Dat kan negatieve gevolgen hebben voor de leefbaarheid van woongebieden en de uitstraling van winkelgebieden. In deze paragraaf gaan we hier op in. Leefbaarheid kleine kernen en woonbuurten Winkels dragen in z’n algemeenheid in positieve zin bij aan de leefbaarheid van kernen en woonbuurten. Ze voorzien in de verzorging van de bewoners, dragen bij aan de leefbaarheid, hebben een functie als ontmoetingspunt en creëren door hun trekkracht vaak ook een draagvlak voor andere publieksgerichte voorzieningen. Met name supermarkten spelen hierbij een centrale rol. Als het consumentendraagvlak in het marktgebied echter te klein is of wordt voor een rendabele exploitatie van een supermarkt, dan verdwijnen uiteindelijk ook vaak de andere (winkel)voorzieningen. Dit proces is in delen van het land al heel lang gaande en resulteert in de Hoofdstuk 4 39 praktijk gewoonlijk niet in ontvolking of sociale ontwrichting: de inwoners stellen zich er op in. Zeker in een relatief dicht bevolkt gebied als Stadsregio Arnhem Nijmegen zijn alternatieve aankoopplaatsen vaak niet al te ver weg en veel consumenten zijn mobiel en vaak al gewend om elders naar een grotere supermarkt te gaan. Dit geldt zeker ook voor de woonbuurten in de grote steden en plaatsen (buurtwinkelcentra hebben plaats gemaakt voor grotere wijkwinkelcentra). Middelen om de consumentenverzorging in de kleinste marktgebieden toch op peil te houden als de laatste supermarkt is verdwenen zijn onder andere:  Rijdende winkel;  Bezorgdiensten;  Opname beperkt supermarktassortiment bij een levensmiddelenspeciaalzaak;  Exploitatie van een supermarkt via specifieke constructies (vrijwilligers, inzet wmo, etc.). In sommige stedelijke woonbuurten wordt dit ook ingevuld door allochtone winkels. Leegstandsbestrijding Structureel leegstaande winkelpanden doen sterk afbreuk aan de uitstraling van een winkelgebied en hebben daarmee een negatieve impact op het functioneren. Er zijn meerdere mogelijkheden om hier tijdelijk iets aan te doen, zoals:  Pop-up stores  Tijdelijk gebruik door verenigingen, overheid, kunstenaars, etc.  Gebruik etalage door winkels/zaken in de buurt  Camouflage leegstand (banieren, doeken, etc.) Verder kan de herinvulling met detailhandel gestimuleerd worden door actief partijen te benaderen, voorlichting te geven, pandenbanken instellen, huurverlaging door te voeren, ingroeihuren of omzethuren te hanteren en eventueel zelfs leegstandsbelasting in te voeren. Indien het waarschijnlijk is dat de winkelfunctie van het betreffende gebied blijvend zal verminderen, kan soms door wijziging van het bestemmingsplan de vestiging van andere publieksgerichte functies (horeca, ambacht, cultuur, vermaak, zakelijke dienstverlening) of zelfs wonen mogelijk gemaakt worden. 40 Hoofdstuk 4 Organisatie en uitvoering Om de leegstand te bestrijden en de leefbaarheid te bewaken, kunnen de betrokken partijen (ondernemers, eigenaren, gemeente, Kamer van Koophandel) gezamenlijk op lokaal niveau een actie- en maatregelenprogramma opstellen en de financiering regelen. In sommige gevallen kunnen het opstarten van centrummanagement en/of het instellen van een ondernemersfonds hiervoor goede oplossingen zijn. Wel moet hierbij bedacht worden dat het perspectief voor sommige (delen van) winkelgebieden dusdanig matig is dat investeren hier weinig zinvol meer is. Een goede analyse van de uitgangssituatie en van de kansen en bedreigingen moet daarom aan de basis staan van eventuele vervolgstappen. De stadsregio ziet voor zichzelf vooral een faciliterende rol bij het aanpakken van de leegstand. Het gaat hierbij om het monitoren van de ontwikkelingen op dit gebied en daarnaast om het aandragen van mogelijke oplossingsrichtingen, bijvoorbeeld door uitwisseling van ervaringen en informatie in het Platform Economische Ontwikkeling. De stadsregio is verder een traject gestart rondom het thema leegstand waarbij het accent ligt op kennisuitwisseling. Hoofdstuk 4 41 5. DETAILHANDEL OP PERIFERE LOCATIES 5.1 Hoofdlijnen beleid De perifere detailhandel vervult een belangrijke functie in de regionale detailhandelsstructuur, aanvullend aan de reguliere winkelcentra. Handhaving van die complementariteit vormt een belangrijk uitgangspunt voor het beleid met betrekking tot de detailhandel op perifere locaties. Het hoofddoel is: Ruimte bieden aan branches en soorten winkels die vanwege het volumineuze karakter van de gevoerde artikelen en/of de aard en de schaal van de zaak niet of zeer moeilijk inpasbaar zijn in of aan de rand van de bestaande winkelcentra. De hoofdlijn vertaalt zich in branchebeperkingen, waarbij voor de verschillende perifere detailhandelsclusters en overige perifere locaties, afhankelijk van het perspectief en de positionering binnen de detailhandelsstructuur, verschillende regelingen gelden. De motivering voor de branchebeperkingen is gelegen in de “consumentenbescherming” en de “ruimtelijke ordening”. Zo wordt aangesloten bij de argumentatie vanuit de Europese Dienstenrichtlijn. Hierin is aangegeven dat overheden enkel regels mogen stellen aan de vestiging van bedrijven wanneer:  dit om dwingende redenen van algemeen belang nodig is;  de regel van toepassing is op alle situaties en voor iedereen;  de regel niet verdere beperkingen oplegt dan strikt noodzakelijk is. In algemene zin is het beleid van de regio er op gericht de voorzieningenstructuur en het winkelaanbod zo in te richten dat het zo optimaal mogelijk voldoet aan de consumentenvraag in het verzorgingsgebied. Er wordt gestreefd naar een evenwichtige voorzieningenstructuur waarbij de verschillende winkelgebieden door hun eigen kenmerken, kwaliteiten en locatie aansluiten bij de koopmotieven van de consument en daarmee in sterke mate complementair zijn. Voor de detailhandel op perifere locaties geldt hierbij dat dit met name gericht is op het voorzien in doelgericht en laagfrequente aankopen doen. Daarbij richt het beleid zich specifiek op: Hoofdstuk 5 43      ruimtelijke clustering van specifieke soorten perifere detailhandel op een beperkt aantal aangewezen locaties; waar mogelijk en wenselijk aansluiting bij bestaande perifere winkelgebieden; waar mogelijk en gewenst thematisering; rekening houden met de inpassing in de ruimtelijke structuur van en de ruimtelijke ontwikkelingen in de regio (o.a. infrastructuur, woongebieden); het zeer weloverwogen omgaan met een uitbreiding van het perifere detailhandelsaanbod. Voor sommige voor perifere vestiging in aanmerking komende winkels geldt dat ze dusdanig doelgericht bezocht worden en/of lokaal verzorgend zijn dat clustering geen meerwaarde biedt of niet mogelijk is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een kleinere bouwmarkt of een showroom bij een tegelhandel. In uitzonderlijke gevallen, kunnen dergelijke zaken, mits passend binnen de in par.5.5 aangegeven branchering, zich daarom vestigen op daarvoor geschikte (delen van) bedrijventerreinen buiten de hoofdstructuur van perifere detailhandelscluster. Het gaat dan bijvoorbeeld om de vestiging in gemeenten zonder zo’n cluster. Het is aan de afzonderlijke gemeenten dit in hun beleid te vertalen. 5.2 Visie op woonthemacentra Perspectief woonboulevards en reguliere perifere clusters Veel woonboulevards en PDV-clusters in Nederland hebben het moeilijk (toename leegstand) en diverse perifere locaties hebben weinig toekomstperspectief. De redenen hiervoor zijn:  een overaanbod in diverse branches waardoor de omvang van de clusters niet afgestemd (meer) is op het primaire verzorgingsgebied;  onduidelijke profilering van veel clusters (van alles wat aanwezig);  in sommige gevallen een te grote monofunctionaliteit, met name in de sfeer van wonen. Met name de toenemende leegstand heeft geresulteerd in een toenemende roep bij eigenaren van perifeer winkelvastgoed om brancheverbreding. Versterken woonaanbod 44 Hoofdstuk 5 Binnen de regio is het pure woonaanbod (woninginrichting, keukens/sanitair) momenteel niet erg ruim vertegenwoordigd en bovendien sterk versnipperd aanwezig over de diverse perifere clusters. Om te voorkomen dat er in de toekomst steeds meer koopkracht in de woonbranche weglekt naar de grotere en/of completere woonboulevards buiten de regio, is het streven gericht op versterking van de structuur van woonboulevards. In concreto gaat het hierbij om de realisatie van één qua omvang en kwaliteit van het aanwezige winkelaanbod en qua ruimtelijke opzet en uitstraling modern themacentrum wonen met een (boven)regionale functie, aangevuld met enkele kleinere clusters met een meer beperkt regionaal verzorgende functie. Binnen de regio biedt Duiven-Nieuwgraaf door onder meer de aanwezigheid van Ikea de beste uitgangssituatie om uit te groeien tot een topthemacentrum op het gebied van wonen/in en om het huis 5 . Om dit te bereiken zal dit cluster op onderdelen wel versterkt moeten worden (verbreding aanbod, meer clustering, verbetering verblijfsklimaat). Verbreding tot thema “in en om het huis” De eenzijdige gerichtheid van woonboulevards op woonwinkels vormt een bedreiging voor de aantrekkelijkheid en daarmee het functioneren van dit soort winkelgebieden. Landelijk is er mede daarom op vrijwel alle grotere woonboulevards een verbreding van het thema “wonen” tot het thema “in en om het huis” zichtbaar. Het gaat dan om de aanwezigheid van bouwmarkten, tuincentra, electrozaken en soms een tuinmeubel- en/of tuinmachinezaak. In de praktijk integreert de inrichting van binnen en buiten ook steeds meer. Zowel bouwmarkten als tuincentra voeren bijvoorbeeld al veel woon(decoratie)artikelen in het assortiment. Hoewel de directe synergie tussen bouwmarkten/tuincentra en woonwinkels vaak beperkt is, zijn deze branches toch ondersteunend aan het woonthema: ze hebben, mede door de relatief hoge bezoekfrequentie een toegevoegde waarde voor de algehele uitstraling van woonboulevards (indirecte synergie). Dit laatste geldt ook voor grootschalige bruinen witgoedzaken, en bij deze winkels is er tevens sprake van een nauwe thematische verwantschap met wonen. Zowel audio- en videoapparatuur, computers als huishoudelijke apparaten maken integraal deel uit van de directe woonomgeving en de inrichting van woningen. Om een te sterke monofunctionaliteit te voorkomen en de rol 5 Omdat Ikea op Nieuwgraaf zeer recent uitgebreid en gemoderniseerd is, is een verhuizing naar een andere locatie op afzienbare termijn zeer onwaarschijnlijk. Andere formules die de een vergelijkbare trekkersfunctie kunnen invullen, zijn momenteel niet voorhanden. Hoofdstuk 5 45 van (boven)regionaal themacentrum te kunnen vervullen, wordt voor Duiven Nieuwgraaf een verbreding van het thema “wonen” tot “in en om het huis” nagestreefd. Effecten versterking Duiven Nieuwgraaf Een consequentie van de keuze voor versterking van DuivenNieuwgraaf is dat de groeimogelijkheden voor enkele andere perifere winkelgebieden beperkt worden, terwijl er ook enkele zijn waar het woonaanbod zal verminderen. Dit laatste betreft met name de het dichtst bij Nieuwgraaf gelegen woonboulevards met een relatief klein primair verzorgingsgebied (Zevenaar, Huissen). Een cluster als bijvoorbeeld Novium in Nijmegen ligt verder weg en beschikt over een groot primair verzorgingsgebied. De effecten daar zullen nagenoeg nihil zijn. Door te streven naar complementariteit tussen de verschillende clusters, bijvoorbeeld naar accent in marktsegment, kunnen eventuele negatieve effecten beperkt worden. Gezien de aanwezige marktruimte (o.a. door de bevolkingsgroei in de centrale as) en het naast elkaar kunnen functioneren van electro-aanbod op perifere locaties én centrumlocatie zal de vestiging van een electrowarenhuis geen structurele effecten op winkelcentra in de omgeving, zoals in Arnhem, hebben. Hetzelfde kan gezegd worden over de vestiging van een (zeer) grootschalige bouwmarkt annex tuincentrum. De meeste effecten hiervan zullen gevoeld worden bij het reeds (elders) op het bedrijventerrein gevestigde aanbod in deze branches. Mocht dit onverhoopt verdwijnen, dan blijft de consument wel over voldoende keuzemogelijkheden beschikken en resteert er ruimtelijk een meer geconcentreerd aanbod. Beleidsmatige keuzen:  Streven naar één toplocatie in de regio op het gebied van het thema “wonen/in- en om het huis” met een bij dat thema passende uitstraling en functionele invulling (samenstelling aanbod).  Accepteren dat het perspectief voor sommige kleinere PDVclusters/ woonboulevards in de regio hierdoor minder kan worden.  Aanwijzen van Duiven Nieuwgraaf als de regionale toplocatie op het gebied van het thema” wonen/in- en om het huis”. 5.3 Visie op retailparken Grootschaligheid niet altijd in te passen in grote winkelcentra 46 Hoofdstuk 5 Vanuit de aanbodzijde zijn er in de loop der tijd winkelconcepten ontwikkeld die door hun aard en omvang niet of nauwelijks rendabel te exploiteren zijn in de binnenstad of andere reguliere winkelcentra. Denk aan woonwinkels, bouwmarkten of tuincentra. Maar er zijn ook grootschalige winkels in branches die zowel in de winkelcentra als op perifere locaties kunnen gedijen, zoals bruin- en witgoed, rijwielen, sport, speelgoed, etc.). De consument bezoekt deze winkels soms doelgericht (runshopping) en soms in het kader van recreatief winkelen (funshopping). Grootschalig winkelaanbod in deze branches komt zodoende landelijk zowel voor op perifere locaties die zich op doelgericht aankopen richten als in de vooral op recreatief winkelen gerichte hoofdwinkelcentra. Zeker in grotere marktgebieden komen grootschalige winkels in dezelfde branche op beide soorten locaties naast elkaar voor. Dit geldt ook voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen, waar op diverse perifere locaties al niet tot de traditionele PDV-branches behorende winkels gevestigd zijn (Beuningen De Heuve, Nijmegen Novium, Duiven Nieuwgraaf, Arnhem Elden). Retailparken Voor lagere overheden bestaat in Nederland beleidsmatig al geruime tijd de mogelijkheid om op perifere locaties meer branches toe te staan dan de klassieke PDV-branches. Er wordt dan veelal gesproken van retailparken. Een goede bereikbaarheid en voldoende parkeerplaatsen zijn de belangrijkste succesfactoren voor dergelijke perifere clusters. Daarnaast dragen vooral aspecten als voldoende omvang (keuzemogelijkheden voor de consument) en de aanwezigheid van door aard en/of omvang bijzondere aanbieders bij aan een goed functioneren. In de praktijk kampen verschillende van deze winkelgebieden echter met knelpunten in de fysieke inrichting van de winkelgebieden en op het gebied van sfeer en gezelligheid scoren deze centra vaak niet hoog. Mede hierdoor vormen retailparken geen volwaardig alternatief voor de binnenstad, maar hebben ze een eigen functie in de structuur (gericht op een specifiek soort koopgedrag). Effecten op de winkelstructuur De realisatie van een of meerdere retailparken in de stadsregio heeft in een situatie van weinig marktruimte consequenties voor het aanwezige winkelaanbod. Het nieuwe winkelaanbod zal wellicht een sanering van verouderd en/of ongunstig gesitueerd winkelaanbod versnellen, maar het is daarnaast niet uit te sluiten dat ook bestaande, tot de hoofdwinkelstructuur behorende winkelcentra nega- Hoofdstuk 5 47 tieve effecten ondervinden of in hun groeimogelijkheden beperkt worden. Een en ander is afhankelijk van meerdere factoren zoals het aantal retailparken, de locaties, de omvang van het aanbod, de branchering etc. De stadsregio acht het daarom belangrijk dat zeer voorzichtig omgegaan wordt met een verdere brancheverbreding op perifere locaties in de regio. Om toch te voorzien in de vraag vanuit de regioconsumenten en de marktpartijen, is gekozen voor de (eventuele) ontwikkeling van slechts één retailpark in de regio. Locatie Binnen de regio zijn meerdere locaties die in meer of mindere mate voldoen aan de voor het realiseren van een retailpark belangrijke criteria, zoals een goede auto- en o.v.- bereikbaarheid, voldoende consumentenpotentieel, ligging binnen de detailhandelsstructuur, beschikbaarheid, zicht, etc. De Stadsregio Arnhem Nijmegen is tot de slotsom gekomen dat van de onderzochte locaties 6 Ressen (Vlek 14, Waalsprong, gemeente Nijmegen) de beste mogelijkheden biedt voor het realiseren van een retailpark met een toegevoegde waarde voor de hele regio en perspectief voor de langere termijn. De belangrijkste redenen zijn:  omvang en beschikbaarheid van de locatie;  ligging aansluitend aan het landschapspark en de daar mogelijk te realiseren leisure voorzieningen;  centrale ligging in de regio (beperking verkeersbewegingen);  ligging bij kruising doorgaande hoofdwegen;  groot en groeiend primair marktgebied;  de locatie is in het vigerende beleid al aangewezen als te ontwikkelen winkelgebied. Effecten Ressen In de A325-zone zal de komende jaren nog volop gebouwd worden en het consumentendraagvlak en daarmee de vraag naar winkelvoorzieningen zullen dus nog aanzienlijk toenemen. Dit geldt uiteraard ook voor de vraag naar aanbod op het gebied van “runshopping”, het doelgericht, overwegend laagfrequent aankopen doen. In het middengebied is er wel grootschalig aanbod op dit gebied aanwezig, zoals woonwinkels, bouwmarkten en tuincentra, maar op andere gebieden is dat veel beperkter het geval. In dit gebied, en ook ten zuiden van de Waal is ook geen zeer grootschalige bouwmarkt aanwezig (wel grootschalige tuincentra). Onderzoek 7 heeft aangegeven dat er in deze beide branches binnen de regio nog een aanzienlijke markt6 7 Zie Locatieanalyse (bijlage 2). Vraag-aanbodanalyse Stadsregio Arnhem Nijmegen, BRO juni 2012 48 Hoofdstuk 5 ruimte is. Ander onderzoek 8 geeft een zeer grote marktruimte binnen de branchegroepen in en om het huis en vrije tijd. Gezien deze marktruimte zullen de effecten op het bestaande aanbod beperkt zijn. Dat neemt niet weg dat er bij een verandering van de concurrentieverhoudingen wel effecten kunnen op treden. Dit zal echter niet resulteren in een duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur omdat de consument er ook nieuw aanbod op aanvaardbare afstand van de woonomgeving bij krijgt. Om eventuele negatieve effecten te voorkomen, is het wel van belang dat er een goede afstemming met de betrokken partijen, zoals de buurgemeenten, over de omvang, functionele invulling en fasering van de realisatie plaats vindt In dit kader zijn inmiddels enkele afspraken op regionaal niveau gemaakt (zie hierna). Beleidskeuze  De stadsregio evenals de provincie Gelderland wil terughoudend om gaan met de mogelijkheden voor vestiging op perifere locaties van winkels in andere branches dan de reguliere PDVbranches.  In principe wordt ruimte geboden aan de realisatie van één retailpark in de regio. Op deze wijze wordt tevens een (verdere) versnippering over meerdere bestaande of nog te ontwikkelen perifere detailhandelslocaties voorkomen. Voor de realisatie is de locatie Ressen (Vlek 14) aangewezen.  Ten aanzien van het retailpark gelden nader te bepalen branchebeperkingen, waarbij in ieder geval modisch aanbod en dagelijkse artikelenwinkels zijn uitgesloten.  In het licht van de marktomstandigheden en de onzekere ontwikkelingen op dit gebied in de komende jaren, zal de eerste drie jaar na vaststelling van het RPD geen retailpark ontwikkeld worden. Na deze drie jaar zullen de haalbaarheid en wenselijkheid (effecten) van het realiseren van een retailpark opnieuw in overweging genomen worden en vindt er weer besluitvorming plaats.  Voor de locatie Ressen (Vlek 14) betekent dit :  In de eerste fase wordt alleen de vestiging van een grootschalige bouwmarkt toegestaan (maximaal 20.000 m² bvo).  Indien de betreffende winkel kleiner wordt dan 20.000 m², wordt het overige aantal m² doorgeschoven naar een tweede fase.  Voor de invulling van de tweede fase wordt qua omvang en functionele invulling getoetst op de complementariteit met 8 Markttoets Vlek 14 , Stec groep mei 2012 Hoofdstuk 5 49  5.4 de binnensteden en het effect op de regionale detailhandelsstructuur. De eventuele realisatie van deze fase is pas op z’n vroegst drie jaar na vaststelling het RPD aan de orde. De ruimtelijke inpassing van detailhandel op deze locatie vergt bijzondere aandacht in verband met de nabije woonbebouwing (beschermd dorpsgezicht Ressen) en het landschapspark.9 Visie op (outdoor)sportdetailhandel Schaalvergroting in de sportbranche (Outdoor)sport is een van de branches waar de schaalvergroting sterk merkbaar is. Diverse formules zijn expansief en zoeken locaties voor (zeer) grootschalige winkelvestigingen. Vaak wordt daarbij een relatie gelegd met try & buy, het ter plekke uitproberen van de artikelen. In de branche is hiermee een tweedeling aan het ontstaan. Aan de ene kant (zeer) grootschalige concepten op perifere locaties en de andere kant meer servicegerichte speciaalzaken en/of sportzaken met een sterk modisch karakter in centrumgebieden 10 . De consument vraagt op basis van verschillende koopen bezoekmotieven om beide soorten aanbod en gebleken is dat ze ook goed naast elkaar kunnen bestaan. Ontwikkeling themacentra Door ruimtelijke concentratie van winkels die zich richten op sport, buitensport en/of buitenrecreatie (kamperen) kan een thematisch winkelcluster ontstaan dat in totaliteit een veel groter verzorgingsbereik heeft dan bij een ruimtelijke spreiding van dit aanbod over meerdere winkelgebieden. De totale uitstraling van zo’n concept kan sterk aan waarde winnen door de relatie te leggen met voorzieningen op het gebied van vermaak/recreatie en meer specifiek actieve of passieve sportbeoefening. Dit biedt ook de mogelijkheid om try en buy meer inhoud te geven. Het directe combinatiebezoek tussen detailhandel en leisure-voorzieningen is weliswaar gewoonlijk tamelijk beperkt (andere bezoekdoelen en vaak ook bezoektijden), maar de synergie betreft vooral de uitstraling en herkenbaarheid van het cluster als geheel. Veel sport- en recrea9 10 Indien in de tweede of een volgende fase de eventuele realisering van een (outdoor) sportthemacentrum kan overwogen worden of specifiek voor speciaalzaken op dit gebied een kleinere maatvoering toegestaan kan worden. In onder meer Parkstad Limburg is aangetoond dat het aantal sportzaken in de centra van Kerkrade en Heerlen na de vestiging van Decathlon bij het Parkstadstadion niet noemenswaardig afgenomen is. 50 Hoofdstuk 5 tie-activiteiten vinden buiten plaats en daarom wordt er in veel concepten een relatie gelegd met het “buiten leven”. Het gaat dan met name om winkelaanbod op het gebied van groen, tuin en dier. Marktmogelijkheden en effecten regionaal De (kwantitatieve) marktruimte in de sportbranche is regionaal gezien zeer beperkt en de druk op de markt is groot. Dit belemmert niet alleen de realisatiemogelijkheden voor een sportthemawinkelcentrum, maar kan ook negatieve gevolgen hebben voor het functioneren van zo’n centrum: het is maar de vraag of autonoom voldoende trekkracht gegenereerd kan worden. Een ruimtelijke aanhaking van sportdetailhandel bij een ander winkel- of leisuregebied dat veel publiek trekt (centraal of perifeer) heeft daarom het meeste perspectief. Een te sterke uitbreiding van het aanbod op perifere locaties kan daarnaast ook negatieve effecten hebben op de bestaande grotere en kleinere hoofdwinkelcentra in de regio. Beleidsmatige keuzen In het licht van de marktomstandigheden zal er de komende jaren zeer voorzichtig omgesprongen worden met een uitbreiding van (outdoor)sportzaken buiten de reguliere winkelcentra. In dit verband zijn de volgende keuzen gemaakt:  De perifere vestiging van (outdoor)sportzaken wordt in principe niet toegestaan behalve (en onder voorwaarden) als er sprake is van een ruimtelijke koppeling met een “retailpark” ofwel een grootschalige cluster van voorzieningen voor actieve sportbeoefening en/of leisure.  De perifere vestiging van (outdoor)sportzaken is alleen mogelijk in de A325-zone van de regio.  Voor perifere vestiging komen uitsluitend grootschalige zaken van 1.500 m² wvo of meer in aanmerking. In concreto komen hiermee alleen de locaties Nijmegen-Ressen (Vlek 14) en Arnhem-Olympus in aanmerking. Afgesproken is dat zich in Arnhem op de betreffende locatie alleen in de Rijnhal één grootschalige sportzaak (maximaal 5.000 m² bvo) zal mogen vestigen en geen andere (sport)detailhandel. Eventuele vestiging op de locatie Ressen zal afgestemd worden met de afspraken omtrent de ontwikkeling van dit perifere winkelgebied (zie hiervoor). Hoofdstuk 5 51 5.5 Beleidslijnen detailhandel op perifere locaties Kiezen voor helderheid Met de gemaakte keuzen ontstaat een heldere detailhandelsstructuur met uiteindelijk op het hoogste verzorgingsniveau vier grotere winkelgebieden: de beide binnensteden en een tweetal perifere locaties met ieder een geheel eigen functioneel profiel, namelijk Nijmegen Ressen en Duiven Nieuwgraaf. Refererend aan de voorgestane clustering moeten bij dit verzorgingsniveau passende nieuwe en vernieuwende winkelontwikkelingen met een (boven)regionale uitstraling behalve in de grotere hoofdwinkelcentra, in principe alleen in deze beide perifere centra plaats vinden (binnen de vastgestelde mogelijkheden qua branchering en omvang). Op deze wijze wordt zowel de consument als de marktpartijen helderheid geboden, krijgt schaalvergroting ook buiten de grootste winkelcentra een kans en wordt een (verdere) versnippering van perifere winkelontwikkelingen voorkomen. Slechts bij uitzondering zal van deze lijn afgeweken worden. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om individuele winkels met een uitzonderlijk groot verzorgingsbereik die door aard en/of omvang niet of zeer moeilijk ruimtelijk inpasbaar zijn in de reguliere of tot de hoofdstructuur behorende perifere winkelgebieden. Een solitaire vestiging kan dan eventueel onder voorwaarden worden toegestaan. Gelet op de mogelijkheden die de aanwezige overige perifere detailhandelsclusters bieden, wordt de realisatie van nieuwe perifere detailhandelsclusters met een bovengemeentelijke uitstraling en bijbehorende maatvoering anders dan Ressen niet voorgestaan. De verschillende gemeentelijke of lokale bedrijventerreinen kunnen verder plaats blijven bieden aan perifere detailhandel die zich in eerste instantie op het betreffende verzorgingsgebied richt (bijvoorbeeld meer kleinschalige bouwmarkten of tuincentra). Hierdoor kan tevens waar nodig en gewenst een bijdrage geleverd worden aan herstructurering van bedrijventerreinen. Wel dient zeer terughoudend met uitbreidingen van de verkoopruimte op dit soort locaties om te worden gegaan. Branchering overige perifere detailhandelslocaties Overige hoofdclusters Tot de hoofdstructuur van perifere detailhandelslocaties in de regio worden behalve Duiven Nieuwgraaf en Nijmegen Ressen (Vlek 14) verder gerekend: 52 Hoofdstuk 5         Zevenaar Hengelder/Tatelaar Arnhem Woonboulevard Elden Arnhem OlympiaPark Elst Aamse Poort Huissen Pannenhuis 1 Nijmegen Novium Wijchen Woondrome Beuningen De Heuve Voor deze locaties geldt dat de uitgangssituatie gerespecteerd wordt en dat bestemmingsplanmatig vastgelegde vestigingsmogelijkheden gehandhaafd blijven (tenzij de betreffende gemeente de vestigingsmogelijkheden wil beperken). Wel is het van belang dat de betreffende clusters ruimtelijk helder afgebakend zijn. In het licht van de voorgestane clustering is vestiging van winkels behorende tot de woninginrichtingsbranche (meubelen, vloerbedekking, parket, woningtextiel, verlichting, babywoonwinkels, keukens) voorbehouden aan de tot de hoofdstructuur behorende perifere winkelgebieden. Verder is de vestiging van de navolgend genoemde branches/soorten winkels eveneens mogelijk. Een verdere brancheverbreding is uitgesloten. Specifiek voor Elst Aamse Poort geldt dat over dit cluster eerder in regionaal verband afspraken zijn gemaakt om hier detailhandel te ontwikkelen rondom het thema “Tuin en Buitenleven”. Dit vanwege onder meer de aanwezigheid van de Aamse Plas, de relatie met het landschapspark, de centrale ligging en de connectie met de reeds op bederijventerrein De Aam gevestigde perifere detailhandel. Een centrale positie binnen het concept neemt het nieuwe, grootschalige tuincentrum in. Voor het plangebied Aamse Poort Zuid zijn in het bestemmingsplan behalve een tuincentrum ook andere, binnen het thema passende vormen van tuingerelateerde detailhandel, diensten en ambachten opgenomen, met daarnaast een vrijstellingsbevoegdheid voor andere perifere en grootschalige detailhandel passend binnen het thema “Tuin en Buitenleven”. In de onderliggende visie van de Gemeente Overbetuwe op het thema worden hier eveneens (de verkoop van) producten voor de wandelaar, fietser, ruiter, viskweker en hengelaar onder verstaan. Om de thematische ontwikkeling verder mogelijk te maken, wordt op dit punt voor de Aamse Poort een uitzondering gemaakt ten opzichte van de overige benoemde clusters. Wel dient deze mogelijkheid zich te beperken tot het plangebied Aamse Poort Zuid. Hoofdstuk 5 53 Een tweede bijzondere cluster vormt Arnhem OlympiaPark. Dit cluster wordt vanwege de bovenlokale uitstraling wel tot de hoofdstructuur gerekend, maar het toegestane winkelaanbod is beperkt tot 1 grootschalige sportwinkel op de locatie Rijnhal. Algemeen toegestane branches/soorten winkels Detailhandel die zich in alle regiogemeenten in principe op de daartoe aangewezen perifere locaties (bedrijventerreinen of delen daarvan) via afwijkingsregelingen (vrijstelling) mag vestigen, mits qua omvang en verkeersaantrekkende werking passend bij de verzorgingsfunctie van de kern en de locatie, is:  detailhandel in auto’s motoren, boten, caravans en tenten (beide laatste in combinatie met kampeerartikelen)  detailhandel in automaterialen (in relatie met inbouw)  bouwmarkten en andere allround doe-het-zelfzaken  tuincentra (inclusief dierenbenodigdheden en –voeding en woondecoratie)  detailhandel in tegels en sanitair  detailhandel in (zeer) volumineuze artikelen zoals zonwering, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden en kachels, grafzerken, (paarden)trailers, aanhangwagens, etc.  detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen  kringloopbedrijven. Beperking perifere detailhandelsontwikkelingen In de huidige situatie komen op zeer veel bedrijventerreinen in de regio vormen van perifere detailhandel voor. De betreffende bestemmingsplannen maken dit gewoonlijk via afwijkingsregelingen ook mogelijk. Het regionale beleid is er op gericht een verdere verspreiding van de detailhandel op perifere locaties te voorkomen. De afzonderlijke gemeenten worden daartoe opgeroepen de vestigingsmogelijkheden voor perifere detailhandel op een deel van hun bedrijventerreinen of delen van die terreinen te beperken. Dit kan door in het kader van de actualisatie van bestemmingsplannen voor een of enkele locaties de vestigingsmogelijkheden middels afwijkingsbevoegdheden te handhaven, maar voor anderen de mogelijkheden te schrappen. Ook kan via leegstandsregelingen de huidige versnippering beperkt worden. Op deze wijze wordt ook op het laagste verzorgingsniveau bij- 54 Hoofdstuk 5 gedragen aan een verdere ruimtelijke concentratie van perifere detailhandel. Vaak wordt het mogelijk maken van perifere detailhandel gebruikt als een middel om leegstand op bedrijventerreinen op te lossen, de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren en/of deze terreinen nieuw leven in te blazen (grondwaardekubus). Het middel is echter slechts beperkt toepasbaar omdat de markt voor klassieke perifere detailhandel op lokaal niveau vaak beperkt is, zeker in de huidige tijd, en een verruiming van de branchering niet gewenst is vanwege de negatieve effecten op de reguliere winkelcentra. Bovendien leidt een uitbreiding van detailhandel vaak tot ruimtelijke versnippering en onnodige verkeersbewegingen. De uitwerking van het voorkomen van een ongewenste uitbreiding van perifere detailhandel op de bedrijventerreinen in de stadregio is in eerste instantie een gemeentelijke verantwoordelijkheid, maar de stadsregio zal de ontwikkelingen wel monitoren. Tuincentra Een tuincentrum is qua verschijningsvorm en ruimtegebruik een bijzondere vorm van detailhandel. Gelet op het specifieke karakter en het ruimtebeslag, wordt een vestiging buiten de aangewezen winkelgebieden en perifere locaties niet op voorhand uitgesloten. Met name locaties in de randzones van de bebouwde kom van kernen kunnen eventueel in aanmerking komen. Concrete initiatieven worden op basis van de locatievoorwaarden en effecten op de detailhandelsstructuur beoordeeld. Detailhandel als nevenactiviteit op perifere locaties Op locaties waar perifere detailhandel binnen de regels is toegestaan, is in principe met vrijstelling ook detailhandel als nevenactiviteit bij een bedrijf met een andere hoofdactiviteit toegestaan. De voorwaarden zijn:  Het gaat specifiek om aan de hoofdactiviteit productie, groothandel en/of installatie gerelateerde of die hoofdactiviteit ondersteunende detailhandel passend binnen de benoemde toegestane perifere branches. Het kan bijvoorbeeld gaan om ter plekke geproduceerde artikelen (mits passend bij de benoemde PDVbranches).  De detailhandel is ondergeschikt in termen van omzet en/of benutte bedrijfsruimte. Hoofdstuk 5 55  De verkoopruimte mag maximaal 20% van de bedrijfsruimte uitmaken tot een maximum van 50 m² wvo. Hierbij geldt dat als de detailhandel niet (meer) ondergeschikt is, er sprake is van een echte winkel. In dat geval gelden de eerder genoemde uitgangspunten voor perifere detailhandel. Voorkomen ongewenste branchevervaging Voor de bedrijfsvoering van de winkels op perifere locaties kan het gewenst zijn dat naast het kernassortiment ook andere assortimenten gevoerd worden (ontwikkeling tot branchegericht warenhuis, de klant verrassen en ideeën laten opdoen, etc.). Om enerzijds het voeren van nevenassortimenten mogelijk te maken, maar anderzijds te voorkomen dat uiteindelijk op perifere locaties een winkelaanbod ontstaat dat in totaliteit gaat concurreren met de bestaande winkelcentra, worden als de volgende richtlijn beperkingen voorgesteld ten aanzien van de toegestane nevenassortimenten:  In z’n algemeenheid geldt dat de artikelen gevoerd mogen worden die direct of indirect tot het specifieke assortiment van de betreffende branche of soort winkel behoren. Hierbij is inbegrepen gelegenheidsassortiment ten behoeve van bepaalde festiviteiten, zoals Kerst, Pasen en Koninginnedag, waarbij wel een beperking van de verkoop in de tijd geldt.  Voor de aangewezen perifere locaties geldt dat het assortiment van alle toegestane branches en soorten winkels zonder beperkingen in alle hier aanwezige winkels verkocht mag worden.  In bestemmingsplannen worden heldere omschrijvingen opgenomen van de toegestane branches en/of soorten winkels.  Binnen de perifere detailhandelsvestigingen is het toegestaan om niet aan het kernassortiment gerelateerde artikelen te voeren tot maximaal 10% van de winkelverkoopoppervlakte met een maximum van 100 m² wvo. Het is aan de gemeenten zelf om het voorkomen van ongewenste branchevervaging in hun beleid en bestemmingsplannen vast te leggen. Hierbij geldt in z’n algemeenheid dat goede definities van de betreffende soorten winkels goede handvatten bieden om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen. De stadsregio zal hiervoor voorstellen doen. Niet benoemde en bijzondere detailhandelsontwikkelingen op perifere locaties 56 Hoofdstuk 5 Hiervoor zijn de op perifere locaties toegestane detailhandelsactiviteiten specifiek benoemd, maar de opsomming is niet uitputtend. Voor initiatieven voor perifere vestiging van detailhandel in niet-benoemde branches, wordt de afweging gemaakt of het wel past binnen de hoofdlijnen en geest van het beleid. Is dit het geval dan worden voornoemde regelingen gehanteerd. Niet alle nieuwe detailhandelsontwikkelingen zijn te voorzien. Zo kunnen er specifieke redenen zijn om af te wijken van de aangegeven branchebeperkingen voor perifere detailhandelsvestiging. Bovenal gaat het hierbij om toetsing van de impact op de beoogde detailhandelsstructuur: is er per saldo wel of geen sprake van structuurverstoring? Hierbij gaat het er met name om dat er geen blijvende, zeer aanzienlijke afname van de keuzemogelijkheden of variatie in het aanbod (van de betreffende branche) plaats vindt. Bovendien dient de vestiging versterkend te zijn voor de detailhandelsstructuur van de stadsregio. 5.6 Specifieke detailhandelsontwikkelingen Met de bedoeling te komen tot harmonisatie in het beleid in de stadsregio worden navolgend richtlijnen gegeven voor het omgaan met en verankeren in bestemmingsplannen van specifieke detailhandelsontwikkelingen. Megasupermarkten Vanwege hun mogelijke effecten op de voorzieningenstructuur, met name op de winkelcentra die een belangrijke functie op het gebied van boodschappen doen hebben, wordt de solitaire vestiging van megasupermarkten niet toegestaan, evenals de vestiging van dergelijke supermarkten op perifere detailhandelslocaties. Stations Detailhandel in en direct aansluitend aan stations dient hoofdzakelijk gericht te zijn op de reizigers/forensen, de werkers in het gebied en toeristisch-recreatieve bezoekers, en mag niet concurreren met de reguliere bestaande of beoogde winkelcentra. De gemeenten kunnen zelf de maatvoering van het aanbod bepalen. In specifieke gevallen kan detailhandel in en/of bij stations tevens een functie vervullen voor andere consumentengroepen (bijvoorbeeld omwonenden of werkenden in de omgeving). Dergelijke ontwikkelingen worden op hun eigen merites beoordeeld. Hoofdstuk 5 57 Kantoor- en bedrijfslocaties, winkels in instellingen en sportvoorzieningen Ter voorkoming van een versnippering van het detailhandelsaanbod, wordt, afgezien van de onder het perifere detailhandelsbeleid vallende zaken, geen detailhandel op bedrijventerreinen voorgestaan. Voor de grootste bedrijventerreinen wordt hierop een uitzondering gemaakt voor detailhandel als onderdeel van op de bedrijven en hun medewerkers gerichte ‘facility points’. De hierin opgenomen detailhandel dient gericht te zijn op de doelgroep en mag, als richtlijn, maximaal 250 m² bvo omvatten, met units van maximaal 100 m² bvo. De winkels mogen niet verstorend werken voor de hoofdstructuur en daarbinnen vooral de buurt- en wijkwinkelcentra. Deze beleidslijnen zijn eveneens van toepassing op winkelaanbod in ziekenhuizen, religieuze instellingen, scholen, sportvoorzieningen, ouderen en verzorgingstehuizen. Detailhandel bij tankstations Voor winkels bij motorbrandstoffenverkooppunten wordt er van uitgegaan dat het om onderschikte activiteiten bij de hoofdactiviteit gaat. De volgende richtlijnen gelden hierbij: een maximale omvang van 100 m² bvo. Er kan voor tankstations langs de snelwegen gemotiveerd afgeweken worden van deze richtlijn tot een maximum van 150 m² bvo. Detailhandel als onderdeel van een zorgboulevard Een zorgboulevard is een combinatie van zorgvoorzieningen die meestal in combinatie met een ziekenhuis of andere grote zorginstelling voorkomt. Een zorgboulevard omvat diverse vormen van medische of geestelijke gezondheidszorg en andere hulpverlening, zoals bijvoorbeeld fysiotherapie, maar ook zorggerelateerde detailhandel. Te denken valt aan winkels met specifieke hulpmiddelen, optiek, gehoortoestellen, bedden, trainingstoestellen, drogisterij, etc. Initiatieven op dit gebied worden niet op voorhand afgewezen, maar worden getoetst op hun effecten op de regionale detailhandelsstructuur. Internetafhaalpunten en -winkels Het webwinkelen heeft een grote vlucht genomen en heeft ook ruimtelijke consequenties. De bestelde artikelen worden niet alleen bezorgd, maar steeds vaker wordt ook de mogelijkheid geboden de goederen af te halen. Dit gebeurt bij woningen, winkels maar soms ook bij opslag- en/of distributiefaciliteiten op bedrijventerrei- 58 Hoofdstuk 5 nen. Vanuit supermarktorganisatie wordt momenteel gewerkt aan een netwerk van afhaalpunten, deels bij winkels en deels op bedrijventerreinen of andere locaties. In principe bestaat er geen bezwaar tegen dergelijke afhaalpunten op bedrijventerreinen mits ze ruimtelijk goed in te passen zijn en ze geen overlast veroorzaken voor de omgeving en er geen fysieke winkel ontstaat. In sommige gevallen wordt het afhaalpunt namelijk gecombineerd met een showroom en verkoop van de aangeboden goederen ter plekke. Dit laatste kan negatieve effecten hebben op de (beoogde) winkelstructuur. Internetafhaalwinkels buiten de reguliere en aangewezen perifere winkelgebieden (en binnen de daarvoor geldende branchebeperkingen) worden daarom niet toegestaan. Vliegende winkels Met vliegende winkels wordt bedoeld een kortdurende detailhandelsverkoop tegen dumpprijzen vanuit locaties waar normaliter geen detailhandel plaatsvindt, bijvoorbeeld horecagelegenheden of bedrijfspanden. Vliegende winkels kunnen voor de consument soms aantrekkelijk zijn, maar de gevestigde detailhandel kan er ernstig door benadeeld worden. Op de lange duur is dat ook nadelig voor de consument. Dit is de reden om zeer terughoudend om te gaan met vliegende winkels, zeker daar waar het de verkoop van nieuwe artikelen betreft. Gemeenten kunnen initiatieven toetsen op basis van het bestemmingsplan. Een echte ‘rommelmarkt’ heeft overigens geen negatieve invloed op de detailhandelsstructuur (mits de regels goed gehandhaafd worden). Uitzonderingen kunnen verder gemaakt worden voor incidentele verkopen in samenhang met evenementen of bijzondere gebeurtenissen. Verkoop aan huis Detailhandelsactiviteiten in de vorm van verkoop vanuit een woning zijn ongewenst in verband met het voorkomen van een versnippering van het aanbod en het oproepen van ongewenste verkeersbewegingen. Via een vrijstellingsbepaling in het bestemmingsplan kan daar waar er (onder meer) geen sprake is van een verstoring van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur eventueel een uitzondering gemaakt worden voor een zeer beperkte verkoop (kleinschalig), in verband met een bedrijfsmatige activiteit bij een woning in het kader van de regelingen aan huisgebonden beroepen/bedrijvigheid. Hoofdstuk 5 59 Met name in de kleine kernen kan deze vorm van detailhandel bijdragen aan de levendigheid en leefbaarheid. Boerderijverkoop Het behoud van agrarische activiteiten op het platteland is onder meer uit het oogpunt van werkgelegenheid en landschapsbeheer gewenst. De reguliere bedrijfsvoering is niet altijd voldoende om te voorzien in een economisch renderend bedrijf. Naast de reguliere bedrijfsvoering wordt dan ook naar alternatieve inkomstenbronnen gezocht, zoals de verkoop van (eigen) producten rechtstreeks aan consumenten. Boerderijverkoop mag geen verstorend effect hebben op de regionale detailhandelsstructuur. Voorwaarde voor een boerderijwinkel is dat er zoveel mogelijk eigen producten verkocht worden, aangevuld met andere lokale en streekproducten. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de boerderijverkoop ondergeschikt is aan de reguliere agrarische activiteiten, zowel naar omzet als in oppervlakte. Aangeraden wordt aan de boerderijverkoop in het buitengebied een maximum metrage van 50 of 100 m² wvo te stellen. Outletwinkels In outletwinkels worden restantpartijen en/of partijen met kleine productiefouten verkocht tegen gereduceerde prijzen. Aangezien het hierbij om reguliere winkels gaat, gelden de algemene richtlijnen van het regionale detailhandelsbeleid. Perifere vestiging is dus mogelijk mits qua omvang en branchering passend bij de regelingen voor de betreffende locaties. Shop-in-the-shop Het gaat hierbij om een onderdeel van een winkel dat zodanig is afgescheiden van de rest van de winkel, dat dit zelfstandig kan worden bezocht. Het betreft een zelfstandige commerciële ruimte binnen een groter geheel dat van de rest gescheiden is door van voor naar achter lopende, zichtbare afgrenzingen en door het publiek als zodanig als zelfstandige ruimte wordt ervaren. Shops-inthe-shops zijn toegestaan voor zover er geen strijdigheid ontstaat qua omvang en branchering met het geldende beleid en bestemmingsplanregeling voor de betreffende locatie. Kringloopbedrijven Kringloopbedrijven zijn bedrijven gericht op het inzamelen, verwerken/repareren en ter verkoop aanbieden van afgedankte producten. Door dit totaalconcept onderscheiden zij zich van gewone tweedehandswinkels. Vanwege de koppeling van de verkoop met andere 60 Hoofdstuk 5 bedrijfsmatige activiteiten en het doelgerichte bezoek door consumenten, is de vestiging van kringloopbedrijven op bedrijventerreinen min of meer gemeengoed geworden, en ook in de stadsregio willen we deze optie open houden. Dit kan geregeld worden via flexibiliteitsregelingen in bestemmingsplannen, met in achtneming van het streven naar beperking van vestigingsmogelijkheden voor en ruimtelijke clustering van detailhandel op perifere locaties. Hoofdstuk 5 61 6. REGIONALE AFSTEMMING DETAILHANDELSINITIATIEVEN 6.1 Inleiding In het voorgaande hoofdstuk is een visie op de regionale detailhandelsstructuur weergegeven. Deze visie vormt een leidraad voor de uitwerking van een toetsingskader voor nieuwe detailhandelsinitiatieven. In eerste instantie wordt uitgegaan van de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente. Voor initiatieven die door aard en/of omvang bovengemeentelijke effecten hebben, en daarmee de regionale detailhandelsstructuur raken, is regionale afstemming gewenst. In navolgende paragrafen worden de criteria, het organisatiekader en de toetsingsprocedure herijkt. 6.2 Criteria voor regionale toetsing Wanneer toetsen? Bij het opstellen van de visie op de regionale detailhandelsstructuur is vooral rekening gehouden met de locatie, branchering/soort winkel, omvang individuele winkels en winkelgebieden en de kwaliteit van het winkelaanbod en –omgeving. Deze elementen spelen ook een grote rol bij de sturing op de ontwikkeling van de regionale detailhandelsstructuur. Toetsing vindt op regionaal niveau plaats bij detailhandelsinitiatieven die mogelijk negatieve effecten hebben op de bestaande of beoogde detailhandelsstructuur 11 in een of meerdere van de andere tot de stadsregio behorende gemeenten. In dit verband is het van belang dat zowel gemeenten als andere partijen initiatieven kunnen voordragen voor regionale toetsing. Regeling Regionaal Plan 2005-2020 11 Het gaat hierbij dus nadrukkelijk niet om negatieve effecten op individuele winkels, tenzij een individuele winkel structuurbepalend is voor een kern of winkelgebied. Dit kan bijvoorbeeld bij kleinere kernen het geval zijn bij supermarkten. 62 Hoofdstuk 6 In het Regionaal Plan 2005-2020 12 zijn de volgende regelingen voor toetsing van nieuwe detailhandelsinitiatieven in de stadsregio opgenomen:  De vestiging of uitbreiding van bouwmarkten en tuincentra groter dan 1.000 m² bvo is alleen toegestaan als de bovenlokale marktruimte naar het oordeel van het College van Bestuur KAN is aangetoond.  Buiten de binnensteden van Arnhem en Nijmegen en de stadsdeelcentra Dukenburg en Kronenburg is uitbreiding of nieuwbouw van:  supermarkten groter dan 1.500 m² bvo  verkoop van niet-dagelijkse goederen met meer dan 500 m² bvo alleen toegestaan in bestaande winkelcentra en in nieuwe winkelcentra in nieuw te bouwen wijken met meer dan 1.500 woningen, als de bovenlokale marktruimte naar het oordeel van het College van Bestuur KAN is aangetoond. Nieuwe richtlijn De genoemde regeling kent als voordeel z’n helderheid, maar kent ook nadelen. De aangegeven drempelwaarde van 500 m² bvo voor nietdagelijkse goederen betekent dat in principe in wel erg veel gevallen toetsing plaats moet vinden, ook als er geen kans is op gemeente overstijgende effecten. En ten slotte gaat de regeling niet specifiek in op detailhandelsontwikkelingen op perifere locaties. Voorgesteld wordt daarom om in ieder geval initiatieven voor winkelvestiging of uitbreiding voor regionale toetsing voor te dragen als het initiatief aan de volgende eisen voldoet en het vigerende bestemmingsplan het initiatief niet toelaat:  Winkelprojecten groter dan 2.500 m² bvo op de perifere detailhandelslocaties (Duiven Nieuwgraaf, Nijmegen Ressen, Zevenaar Hengelaar/Tatelaar, Zevenaar Spoorallee, Arnhem Woonboulevard, Arnhem Olympus Park, Elst Aamse Poort, Huissen Pannenhuis 1, Nijmegen Novium, Wijchen Woondrome, Beuningen De Heuve).  Bij initiatieven groter dan 1.500 m² bvo van verkoop van nietdagelijkse goederen buiten de binnensteden van Arnhem en Nijmegen, de hoofdwinkelcentra van Wijchen, Elst, Zevenaar, de stadsdeelcentra Kronenburg en Dukenburg en de zojuist genoemde perifere detailhandelsclusters (dus bijvoorbeeld solitaire vestiging in een kern, op bedrijventerreinen of in landelijkgebied). 12 Knooppunt Arnhem Nijmegen, Regionaal plan 2005-2020 Hoofdstuk 6 63  Bij initiatieven van verkoop van dagelijkse goederen buiten stads-, dorps-, wijk- en buurtcentra, groter dan 1.500 m² bvo, met een bovengemeentelijk effect op de verzorgingsstructuur (bijvoorbeeld door de grensligging van een initiatief). Tijdstip informeren De stadsregio wordt geïnformeerd over deze projecten als er binnen de gemeenten voorlopige interne besluitvorming heeft plaatsgevonden (gemeente staat onder voorwaarden positief ten opzichte van het initiatief), of zo veel eerder als richting initiatiefnemers verantwoord is. Vervolgens kan besloten worden of een nadere toetsing gewenst is of niet, en kan er een advies van het bestuur van de stadsregio richting de betreffende gemeente gaan. Toetsingscriteria In oktober 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) een wijziging doorgevoerd. Hierin is vastgelegd dat de toelichting bij een bestemmingsplan/ projectafwijking dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling (waaronder detailhandel) mogelijk maakt, moet voldoen aan de systematiek van de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’13. Deze ladder omvat de volgende stappen: 1. “Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte; 2. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 1, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en; 3. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.” De ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ is als inspiratiekader gebruikt om detailhandelsinitiatieven in de stadsregio te kunnen beoordelen. Om de stadsregio te kunnen laten instemmen met een initiatief, dient een initiatief aan een aantal criteria te voldoen. Deze zijn opgenomen in de volgende stappen, hierna te noemen 13 Eerder ook wel SER-ladder genoemd. 64 Hoofdstuk 6 ‘de detailhandelsladder’. Aan nieuwe winkelontwikkelingen wordt in principe beleidsmatig meegewerkt als:  De initiatiefnemer aan kan tonen dat het initiatief een meerwaarde voor de lokale en/of regionale detailhandelsstructuur heeft. Deze meerwaarde kan zich uiten in het optimaliseren van de consumentenverzorging in het verzorgingsgebied wanneer het initiatief voorziet in een consumentenbehoefte die momenteel nog onvoldoende wordt ingevuld (niet meer van hetzelfde) of een toename van de keuzemogelijkheden voor de consument, bijvoorbeeld omdat een thema of branche zwak vertegenwoordigd is. Of als er sprake is van een nieuwe formule die zich onderscheidt door kwaliteit, specialisatie en/of gerichtheid op één of meer bepaalde doelgroepen.  Aangetoond kan worden dat de locatie een versterking betekent van de bestaande detailhandelslocaties. Wanneer dit niet het geval is, dient nadrukkelijk beargumenteerd te worden of er sprake is van meerwaarde (zie vorige bullet) en waarom het initiatief niet in- of aangrenzend aan een bestaand winkelgebied kan worden gefaciliteerd. De argumenten dienen van ruimtelijke aard te zijn, bijvoorbeeld grootschaligheid / ruimtelijke inpassing, bereikbaarheid en parkeren en bevoorrading. Hoofdstuk 6 65  Aangetoond kan worden dat het initiatief geen (blijvende) negatieve effecten heeft op de bestaande detailhandelsstructuur en/of in het beleid aangegeven ontwikkeling daarvan. Onder blijvende negatieve effecten wordt het volgende verstaan:  Dat de keuzemogelijkheden voor de inwoners van een (kern in een) tot de stadsregio behorende gemeente onaanvaardbaar 14 afnemen door een winkelontwikkeling in een van de andere regiogemeenten.  Dat de verzorgingsfunctie (bovenregionaal, regionaal, lokaal) van de bestaande winkelgebieden wordt aangetast doordat een aanzienlijk deel van de winkels niet meer duurzaam geëxploiteerd kan worden. Dit kan bepaald worden door onderzoek te doen naar de omzeteffecten van een nieuw initiatief op de winkelgebieden in de omgeving. Het is uiteindelijk een regionale afweging om te bepalen of de gevolgen/effecten te groot zijn. Wanneer er op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau ingestemd wordt met een initiatief, dient het initiatief onderbouwd te worden op basis van ruimtelijke ordening relevante criteria (in de ruimtelijke onderbouwing). Om hier een idee bij te krijgen, zijn er in onderstaand overzicht een aantal elementen opgesomd.  Omvang, zowel in m² bvo als in aantal winkels  Locatie: zijn er andere locaties beoordeeld?  Branchering: is het een aanvulling of past branche binnen het thema?  Omvang van het verzorgingsgebied  Meerwaarde voor de bestaande detailhandelsstructuur  Kwaliteitsniveau en positionering binnen cluster  Doelgroep, segmentatie: aansluiten bij koopmotief consument  Ruimtelijke inpassing  Bereikbaarheid en parkeren  Bevoorrading  Beeldkwaliteit  Kansen / oplossingen / maatregelen voor sanering en herstructurering 6.3 Organisatiekader en toetsingsprocedure Vaststellen van de regionale visie en werkwijze afstemming 14 Voor zover het de voorzieningenstructuur in de buurgemeente schaadt. Onder onaanvaardbaar wordt verstaan dat het detailhandelsaanbod in de buurgemeente niet meer in staat is een goede verzorging te bieden voor de eigen inwoners. 66 Hoofdstuk 6 Wil men in de stadsregio tot regionale afstemming van de detailhandelsontwikkeling komen, dan zullen eerst de spelregels vastgesteld moeten worden, evenals het toetsingskader. De individuele gemeenten zullen zich hier uiteindelijk aan moeten conformeren, bijvoorbeeld door vaststelling in de gemeenteraden. Werkwijze en verantwoordelijkheden De gemeenten in de stadsregio werken samen in de Stadsregio Arnhem Nijmegen, maar uiteindelijk ligt de formele besluitvorming over detailhandelsontwikkelingen bij de individuele gemeenten. Dit betekent dat de stadsregio waar nodig of gevraagd de individuele gemeenten adviseert over detailhandelsontwikkelingen die om regionale afstemming vragen. Initiatief Gemeente Stadsregio: Toetsingscommissie detailhandel Optioneel: Portefeuillehoudersoverleg ‘Werken” Om de relevante detailhandelsinitiatieven snel en efficiënt te kunnen toetsen, zal het College van Bestuur van de stadregio een “Toetsingscommissie detailhandel” in het leven roepen. Deze commissie komt naar aanleiding van een verzoek tot toetsing bijeen en adviseert het College van Bestuur. Hierbij kan de commissie eventueel ook randvoorwaarden voor realisatie formuleren of suggesties doen voor aanpassingen van het concept. Als deze commissie het gewenst vindt, kan als tussenstap het voorlopig advies voorgelegd worden aan het Portefeuillehoudersoverleg Werken. Het College van Bestuur adviseert uiteindelijk de gemeente waar het initiatief speelt. Stadsregio: College van Bestuur Advies naar gemeente De toetsingscommissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van de ambtelijke organisatie van de stadsregio, de ambtelijke organisatie van enkele regiogemeenten en de Provincie Gelderland.. De initiatieven zelf worden door de gemeenten ingebracht bij de stadsregio en de stadsregio verzorgt ook de informatie voor de commissie. Hoofdstuk 6 67 Taken Toetsingscommissie detailhandel De hoofdtaak van toetsingscommissie op het gebied van het regionale detailhandelsbeleid is het toetsen van daarvoor in aanmerking komende nieuwe winkelinitiatieven in het werkgebied en het College van Bestuur hierover te adviseren. Daarnaast heeft deze commissie, in samenwerking met het Platform Economische Ontwikkeling, een taak in:  Het monitoren van de detailhandelsontwikkelingen in de regio. In dit verband geldt een meldingsplicht door de gemeenten voor nieuwe winkelontwikkelingen (zie pagina 63 voor afspraken over voordracht van nieuwe ontwikkelingen). Deze monitoring kan ook bijdragen aan een goede handhaving van de onderling gemaakte afspraken in regionaal verband.  Het doen van voorstellen voor aanpassingen van de regionale beleidslijnen.  Advisering over vertaling van het detailhandelsbeleid in bestemmingsplannen.  Signaleren of de afgesproken spelregels van samenwerking nageleefd worden. Monitoring en herijking beleid Op basis van de door de gemeenten ingebrachte en gemelde detailhandelsinitiatieven wordt door de stadsregio jaarlijks een monitorrapport opgesteld. Dit rapport kan ook een kernachtig overzicht geven van de aanbodontwikkelingen in de regio (ontwikkeling aanbod en leegstand naar gemeente, deelregio, soort winkelgebied, branche, etc.). Tevens kunnen de belangrijkste relevante landelijke trends en ontwikkelingen in vraag en aanbod opgenomen worden. Het ligt in de bedoeling jaar het RPD om de drie jaar te herijken en eventueel op onderdelen bij te stellen. Handhaving Omdat de formele beslissingsbevoegdheid over detailhandelsontwikkelingen in de stadsregio bij de individuele gemeenten ligt, beschikt de stadsregio niet over rechtstreekse sanctiemogelijkheden bij het negeren van adviezen. Maar omdat de vinger aan de pols gehouden wordt op het punt van de regionale detailhandelsontwikkelingen, zal een individuele gemeente door de overige gemeenten wel aangesproken kunnen worden op het negeren van de gezamenlijke afspraken. De samenwerking wordt op het spel gezet, en daar kan men op andere gebieden hinder van ondervinden. Het is daarom ook van 68 Hoofdstuk 6 groot belang dat de individuele gemeenten zich ook daadwerkelijk conformeren aan het regionale beleid. De Provincie Gelderland kan eventueel wel handhavend optreden bijvoorbeeld door een reactieve aanwijzing of het inbrengen van zienswijzen/bezwaren bij bestemmingsplanprocedures. Door de vertegenwoordiging van de provincie in het Platform Economisch Ontwikkeling is men vroegtijdig op de hoogte van detailhandelsontwikkelingen in de stadsregio en kan men ook adviseren over eventuele consequenties van het niet nakomen van adviezen van de stadsregio aan individuele gemeenten. Op de volgende pagina is een checklist voor beoordeling van detailhandelsinitiatieven opgenomen. Hoofdstuk 6 69 Initiatief Gemeente Gaat het initiatief de benoemde omvang per winkelgebied te boven of staat het vigerende bestemmingsplan het initiatief niet toe? Nee Lokale verant- woordelijkheid Ja: gemeente legt initiatief voor aan de stadsregio Toetsing aan het regionale detailhandelsbeleid: Sprake van onderscheidendheid in thema, concept, branche of formule of sprake van optimalisering (lokale) verzorgingsfunctie? Nee Negatief advies Nee Is er aangetoond dat het initiatief niet kan worden gehuisvest in- of aangrenzend aan een bestaand winkelgebied? Is er aangetoond dat het initiatief geen blijvende negatieve effecten heeft op de bestaande detailhandelsstructuur en/of in het beleid aangegeven ontwikkeling daarvan? Ja Sprake van versterking bestaande winkelstructuur? Ja Sprake van geen structuurverstorende effecten op bestaande perspectiefrijke winkelgebieden? Sprake van geen ongewenste opschaling verzorgingsfunctie binnen structuur (lokaal, regionaal, bovenregionaal)? Sprake van behoud gezond perspectief stadsdeel-, wijk- en buurtcentra? Nee Ja Negatief advies Ja Stadsregio geeft positief advies aan provincie en gemeente 70 Hoofdstuk 6 6.4 Vervolgtraject Bestuurlijke besluitvorming Over het RPD zal in eerste instantie bestuurlijke besluitvorming binnen de Stadsregio Arnhem Nijmegen plaats moeten vinden: de Stadsregioraad zal er mee in moeten stemmen. Analoog aan het Regionaal Programma Bedrijventerreinen zullen vervolgens de belangrijkste afspraken uit het RPD vastgelegd worden in BOV’s (Bestuurlijke Overeenkomsten). Die afspraken hebben onder meer betrekking op het onderling informeren over detailhandelsontwikkelingen (monitoring), de toetsing van nieuwe ontwikkelingen en brancheringsafspraken. Acties en maartregelen Het RPD geeft richting aan de ontwikkeling van de detailhandelsstructuur in de stadsregio en het omgaan met nieuwe detailhandelsinitiatieven in de komende jaren. Om de gestelde doelen ten aanzien van de consumentenverzorging en het perspectief voor ondernemers daadwerkelijk te bereiken, zullen allerlei acties en maatregelen genomen moeten worden. Voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen gaat het hierbij om:  Organiseren toetsing nieuwe initiatieven (voorbereiding overleg Platform Economische Ontwikkeling, de facto toetsen en resultaten bespreken).  Jaarlijks monitoren van de relevante algemene en regionale ontwikkelingen in vraag en aanbod en gemeenten hierover informeren middels een rapportage.  Eens in de drie jaar wanneer nodig het beleid herijken en eventueel aanpassen op basis van de ervaringen van de afgelopen drie jaar en de veranderde omstandigheden en verwachtingen.  Afstemmen RPD met de Provincie Gelderland (Provinciale Omgevingsvisie).  Agenderen van het leegstandsvraagstuk. Het gaat hierbij om het inventariseren en monitoren van de problematiek en het organiseren van kennisuitwisseling over oplossingen, bijvoorbeeld voor de kleine kernen (leefbaarheidsvraagstuk).  Meedenken over de ruimtelijk-functionele invulling en fasering van perifere detailhandelslocaties en over alternatieve invullingsmogelijkheden voor locaties zonder perspectief als winkelgebied op basis van de trends en ontwikkelingen en/of de keuzes zoals opgenomen in het RPD. Hoofdstuk 6 71 Voor de individuele gemeenten gaat het onder meer om de volgende punten:  Een belangrijke opgave voor alle gemeenten is te bezien in hoeverre het eigen detailhandelsbeleid op onderdelen bijstelling behoeft naar aanleiding van het RPD.  Daarnaast zal vooral bij actualisatie/aanpassingen van bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen bezien moeten worden of een aanpassing van de flexibiliteitsbepalingen voor detailhandel haalbaar en wenselijk is.  Met het oog op leegstandbestrijding kan het ook wenselijk zijn te bezien in hoeverre een verruiming van de vestigingsmogelijkheden (bijvoorbeeld horeca, ambacht, dienstverlening) wenselijk is, bijvoorbeeld in randgebieden van grotere winkelcentra.  Bij de beoordeling van bijzondere detailhandelsinitiatieven die niet voor regionale toetsing in aanmerking komen, kan het RPD mede als toetsingskader gebruikt worden.  Uitwerken ruimtelijk-functionele concepten voor perifere detailhandelslocaties, passend binnen de kaders van het RPD (incl. fasering) en waar aan de orde onderzoek doen naar alternatieve niet-detailhandelsinvullingen. Vertaling in bestemmingsplannen. Voor heel veel grotere en kleinere winkelgebieden in de regio zal gelden dat zij komende jaren te maken zullen krijgen met een zekere verschraling van het winkelaanbod en soms ook met een toename van de leegstand. Hier liggen grote uitdagingen. Omdat de uitgangspositie en het perspectief per winkelgebied sterk verschilt, is het komen tot oplossingen maatwerk. Er zijn bovendien heel veel verschillende soorten maatregelen mogelijk om het functioneren van een winkelgebied te verbeteren, zowel in de sfeer van vastgoed en branchering, omgevingsaspecten, evenementen, promotie en marketing en organisatie en samenwerking. De verschillende gemeenten zullen, voor zover het nog niet gebeurd is, hierover het gesprek moeten aangaan met de ondernemers, eigenaren van relevant vastgoed en eventueel andere betrokkenen (bewoners, Kamer van Koophandel). Om te komen tot meer structurele vormen van samenwerking en financiering zijn het oprichten van centrummanagement en/of het instellen van een ondernemersfonds ter financiering van verbeteringsmaatregelen goede instrumenten. Het verkennen van de mogelijkheden hiervoor kan een goed startpunt vormen voor een meer intensieve publiek-private samenwerking. 72 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 6 73 BIJLAGE 1: VERKLARENDE WOORDENIJST Bijlagen 1 2 Bijlagen ABC-goederen Auto’s, Boten, Caravans. Ambulante handel Warenmarkten, solitaire standplaatsen, braderieën, venters wijkrijders (exclusief rijdende winkels) en parlevinkers. of Bedrijfsoppervlak oftewel winkelgebruiksvloeroppervlak (wgo) Alle inpandige ruimte die voor de individuele bedrijfsuitvoering benodigd is. Dus de totale bedrijfsruimte, inclusief de niet direct met de detailhandelsactiviteit verband houdende ruimten, zoals kantines, toiletten, kantoor, magazijn, etc. Bestedingspotentieel Totaal aan winkelbestedingen die door de inwoners van een bepaald gebied gedaan kunnen worden. Gebaseerd op inwoneraantal en gemiddelde (landelijke) toonbankbesteding per hoofd van de bevolking, gecorrigeerd naar de gemiddelde inkomenssituatie in het betreffende gebied. Groepering daarvan noemt men bestedingsvolumes. Bouwmarkt Een al dan niet geheel overdekte verkoopplaats, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-hetzelfproducten wordt aangeboden aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. Meestal wordt 1.500 m² als minimummaatvoering aangehouden. Kleinere all-round doe-het-zelf zaken worden als breedpakketzaken aangeduid. Branche Een groep van bedrijven die wordt gekenmerkt door één bepaalde (dominante) assortimentsgroep of door een veel voorkomende combinatie van assortimentsgroepen (bijv. warenhuizen). Brutovloeroppervlakte (bvo) Ook wel bebouwd oppervlak van een ruimte of een groep van ruimten is de oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen. Meten vindt plaats op basis van NEN 2580. Dagelijkse artikelen Voedings- en genotmiddelen (vgm) en artikelen op het gebied van persoonlijke verzorging. In de praktijk gaat het hierbij om super- Bijlagen 3 marktaanbod, aanbod in levensmiddelenspeciaalzaken, drogisterijen parfumeriezaken. Detailhandel Verkoopkanaal voor goederen rechtstreeks aan de eindgebruiker. Detailhandel (als activiteit) Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, alsmede de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan de uiteindelijke gebruiker of verbruiker. Distributie Planologisch Onderzoek Op grond van Distributie Planologisch Onderzoek, kortweg ook wel DPO genoemd, kan in beeld worden gebracht hoe de detailhandel in een gebied functioneert enof er voor uitbreiding van de detailhandel in een (winkel)gebied theoretisch nog marktruimte is. Dwaalmilieu De route die kan worden afgelegd, overwegend buiten het winkelcircuit maar wel met raakvlakken daaraan. In het dwaalmilieu bevindt zich een variatie aan elementen zoals winkels, horeca en op het gebied van cultuur en vermaak die elk eigen specifieke waarden hebben. Franchise- en filiaalbedrijven Ondernemingen met franchising die 2 of meer eigen filialen hebben, aangevuld met winkels van franchisenemers. GDV-Grootschalige Detailhandels Vestigingen Winkels met een ondergrens van 1.500 m² bedrijfsvloeroppervlak, vaak gebruikt voor de perifere vestiging van winkels in andere branches dan PDV. Grootschalige detailhandel heeft oppervlakte als criterium, niet de branchering (zie ook PDV). Hoofdwinkelcentrum (of-gebied) Het centrale, belangrijkste reguliere winkelgebied in een woonplaats. Koopkrachtbinding Mate waarin inwoners van een bepaald gebied hun detailhandelsbestedingen verrichten bij winkels die in dat gebied gevestigd zijn. 4 Bijlagen Koopkrachtafvloeiing Mate waarin inwoners van een bepaald gebied hun detailhandelsbestedingen verrichten bij gevestigde winkels buiten dat gebied. Koopkrachttoevloeiing Mate waarin inwoners van buiten een bepaald gebied detailhandelsbestedingen verrichten bij winkels die in dat gebied gevestigd zijn. Koopstromenonderzoek Onderzoek middels een enquête gehouden onder de bevolking van een bepaald gebied (zoals kern, gemeente, regio of provincie) om te bepalen waar (in welke winkels, concentraties) hun detailhandelsbestedingen terecht komen. Hiermee is het koopgedrag vast te stellen voor een bepaalde aankoopplaats. Dit wordt uitgedrukt met de begrippen ‘koopkrachtbinding’ en ‘koopkrachtafvloeiing’. Niet-dagelijkse artikelen Alle artikelen die niet behoren tot de dagelijkse artikelensector. Niet-winkelaankopen Detailhandelsbestedingen buiten de gevestigde winkels (onder andere warenmarkt, postorder, Internet, etc.). PDV -locatie Plaats waar detailhandel gevestigd is buiten de reguliere winkelcentra, in de branches tuincentra, bouwmarkten, woninginrichting, keukens en sanitair. PDV-Perifere Detailhandels Vestigingen Detailhandel op locaties buiten reguliere winkelcentra, bijvoorbeeld bedrijventerreinen, langs grote wegen, etc. Veelal betrekking hebben op de in het vroegere Rijksbeleid toegelaten branches/soorten winkels, namelijk: auto’s, boten, caravans, brand- en milieugevaarlijke stoffen, tuincentra, bouwmarkten, de gehele woninginrichtingsbranche (inclusief meubelen), keukens en sanitair. Perifere detailhandel had de branchering als criterium. Met de Nota Ruimte is het PDV-beleid komen te vervallen. Reguliere detailhandel De detailhandel die in de bebouwde kom en in de gangbare winkelcentra gevestigd is. Reguliere detailhandel wordt aangeduid om het verschil aan te geven met GDV- en PDV-aanbod op perifere locaties. Bijlagen 5 Regionaal verzorgend winkelcentrum (of-gebied) Winkelcentrum dat door aard, omvang en samenstelling van het winkel- en voorzieningenaanbod een verzorgende functie heeft voor de inwoners van de eigen woonplaats en daarnaast ook voor de inwoners van de inwoners van de omringende regio. Tuincentrum Een verkoopplaats met een volwaardig assortiment aan dode en levende artikelen voor in huis/tuin die direct aan particulieren ter verkoop worden aangeboden. Vloerproductiviteit Gemiddelde omzet in gevestigde winkels per m² winkelvloeroppervlak (wvo). Vreemde koopkracht Het deel van de gerealiseerde omzet (inclusief BTW) in een bepaalde plaats, winkelgebied of –centrum dat afkomstig is van andere dan de ‘eigen’ consumenten (dus van buiten een plaats of gebied). Winkel Ieder voor publiek vrij toegankelijk pand dat bedoeld is voor de verkoop van detailhandelsartikelen. Winkelgebied Concentratie van winkels die voor de consument waarneembaar als eenheid te onderscheiden is. Naast winkels gaat het veelal ook om horeca-aanbod en consumentverzorgende ambachtelijke bedrijven en dienstverlening. Winkelvloeroppervlakte (wvo) De voor publiek toegankelijke, zichtbare, overdekte en ommuurde winkelruimte (dus excl. magazijn, kantoor, etalage, etc.). 6 Bijlagen BIJLAGE 2: LOCATIE-ANALYSE Bijlagen 7 8 Bijlagen Factsheet Spoorallee Zevenaar Gebiedsniveau (huidige situatie) Ligging in Stadsregio15 Draagvlak16 Arnhem 28 minuten Duiven 15 minuten Lingewaard 24 minuten Nijmegen 38 minuten Overbetuwe 32 minuten Wijchen 44 minuten Zevenaar 9 minuten Primair (15 minuten) 249.000 inwoners Secundair (30 minuten) 950.000 inwoners Draagvlak bij doortrekken Met het doortrekken van de A15 neemt de bereikbaarheid A15 (volgens planning van Zevenaar toe. 2018 gereed) Kwaliteit omliggend ge-  bied Aan de rand van Zevenaar, grenzend aan bestaand bedrijventerrein en onderdeel van Zevenaar-Oost dat in ontwikkeling is (woonwijk en voorzieningen bij station). Aansluiting op voorzie-  ningen Op 1.500 meter van het centrum van Zevenaar (ca. 26.000 m² wvo). Sterk functionerend centrum met een functie voor de regio. De nadruk ligt sterk op de dagelijkse artikelensector en mode & luxe.  De PDV-clusters Hengelder en Tatelaar met een totale omvang van 25.000 m² wvo behoren tot dezelfde A12-zone. De nadruk ligt op de branches wonen, doehet-zelf, bruin- en witgoed en tuin. Het aanbod is sterk introvert (eigen panden, eigen terreinen) en staat onder druk (leegstand). Trekkers zijn de bouwmarkten en de kleine woonboulevard, vanwege het hogere prijssegment en uitstraling.  Overige publieksgerichte voorzieningen rondom: Fitnesscenter Cordia Sportsworld, Sportpark Hengelder. Locatieniveau (huidige situatie) Bereikbaarheid per auto  Snelweg:  Eigen afslag: Nee, wel zal er een afslag komen bij A12 (niet direct). oplevering Spoorallee Bereikbaarheid per OV  Bus: Nee, wel op termijn (aansluiting op gepland station)  Trein: Nee, waarschijnlijk wel op termijn (gepland station Zevenaar-Oost)  15 16 Transferium: Nee , wel op termijn (realisatie OV Reistijd van centrum hoofdkern tot planlocatie. Voor de gemeente Lingewaard is het middelpunt van de gemeente aangehouden. Postcode 6902, op basis van Nationale Bereikbaarheidskaart, daluren Bijlagen 9 met transferium) Zichtbaarheid locatie Niet direct zichtbaar vanaf de A12, wel mogelijk via hoogte accenten. Omvang projectlocatie Circa 7 hectare. Beschikbaarheid locatie Per direct (volledig bouwrijp). Een eigen afrit naar de A12 wordt wel als voorwaarde gezien. Plannen  Plannen Onderdeel van het projectgebied Zevenaar-Oost (ca. 185 ha.), bestaande uit een woonwijk (1.200 – 1.500 woningen), bedrijventerrein en voorzieningencluster (o.a. brede school, horeca en wijkwinkelcentrum met supermarkt).  33.000 m2 grootschalige retail, leisure (bowling, casino) en horeca, onderverdeeld in circa 30 middelgrote winkelunits.  De winkels zouden zich moeten richten op het doen van doelgerichte aankopen. Ontwikkelaar (MAB) noemde het eerste plan een Try & Buy concept (klanten de mogelijkheid bieden om een product direct te testen).  Er is in de eerste plannen gesproken over een invulling met outdoor/sport, speelgoed, tuin, electro, rijwielen en wonen/ woonwarenhuizen. Nadruk op de expansieve branches electronica, tuin en sport. Op dit moment wordt het functionele concept heroverwogen. Bij nieuwe voorstellen zullen met name de toegevoegde waarde voor Zevenaar en het voorkomen van negatieve effecten op het centrum belangrijke punten van overweging zijn.  Een aanzienlijk deel van de eerste plannen betreft een casino en horeca met ruimere openingstijden dan de detailhandel.  Hoogwaardige inrichting openbare ruimte met park/water. Bij de entree wordt een icoon gerealiseerd bij het grote parkeerterrein.  Totaal planvolume PDV/GDV bij realisatie plannen, ca. 30.000 m² bvo. Dit komt neer op circa 25.000 m² wvo detailhandel. Vanuit functioneel oogpunt ligt de uniciteit met name in de schaal van de winkels en de mogelijkheid tot try & buy. Bereikbaarheidsaspecten Voor de plannen is een forse investering in de locatieaspecten noodzakelijk:  Er zal een nieuwe op- en afrit gerealiseerd worden richting Zevenaar bij Zevenaar-Oost. De huidige open afrit komt hiermee te vervallen.  10 Met het doortrekken van de A15 neemt de bereikbaar- Bijlagen heid vanuit zuidelijke richtingen verder toe.  Op de locatie is ruimte voor circa 1.000 parkeer- plaatsen, waarvan een deel op het dak.  Het nieuwe station Zevenaar-Oost grenst aan het plangebied. Hier zullen ook de buslijnen op aangesloten worden. Daarnaast is een P+R-voorziening gepland met circa 450 parkeerplaatsen. Deze zijn gerealiseerd voordat Spoorallee geopend zal worden, net als de eigen afrit.  Bevoorrading wordt gescheiden van de consumentenstromen. Bijlagen 11 Factsheet Nieuwgraaf Duiven Gebiedsniveau Ligging in Stadsregio17 Draagvlak18 Arnhem 19 minuten Duiven 10 minuten Lingewaard 16 minuten Nijmegen 30 minuten Overbetuwe 24 minuten Wijchen 36 minuten Zevenaar 13 minuten Primair (15 minuten) 330.000 inwoners Secundair (30 minuten) 1.300.000 inwoners Draagvlak bij doortrek- Met het doortrekken van de A15 neemt de bereikbaarheid van ken A15 (volgens plan- Duiven toe, met name vanuit zuidelijke richting. Tevens ning 2018 gereed) kan een verminderde verkeersdruk op de A12 bijdragen aan een betere bereikbaarheid. Kwaliteit omliggend  gebied Bestaand bedrijventerrein, waar ook grootschalige publieksgerichte trekkers aanwezig zijn. In het gebied hebben de laatste jaren al verschillende versterkingen plaatsgevonden en wordt de komende jaren als geheel gerevitaliseerd. Aansluiting op voorzie-  ningen Op enige afstand het centrum van Duiven (ca. 10.000 m² wvo), dat een lokaal verzorgende functie heeft. De synergie tussen deze winkelgebieden is gering.  Nieuwgraaf is een sterk PDV-cluster met trekkers als Ikea, Four Seasons, Leen Bakker, Kwantum en Praxis. De totale omvang van dit gebied is circa 41.000 m² wvo, nog exclusief de huidige uitbreiding van IKEA. Daarnaast is een groothandel van Makro gevestigd op dit terrein.  Op enige afstand Graafstaete, een kleiner perifeer winkelcluster (ca. 30.000 m² wvo met o.a. Intratuin en Gamma) met een relatief grote bovenlokale aantrekkingskracht. Er is tamelijk veel combinatiebezoek tussen beide perifere clusters.  Overige publieksgerichte voorzieningen in de directe omgeving: McDonald’s, Van der Valk, Hotel Gieling en kartbaan. Locatieniveau Bereikbaarheid per auto Bereikbaarheid per OV  Snelweg:  Eigen afslag: Ja.  Bus: Ja (aangesloten op station Arnhem, zal naar de A12, aansluiting wordt verbeterd. toekomst Westervoort zijn)  17 18 Trein: Nee. Reistijd van centrum hoofdkern tot planlocatie. Voor de gemeente Lingewaard is het middelpunt van de gemeente aangehouden. Postcode 6921, op basis van Nationale Bereikbaarheidskaart, daluren 12 Bijlagen  Transferium: Nee. Zichtbaarheid locatie Direct zichtbaar vanaf A12. Omvang projectlocatie De twee belangrijkste projectlocaties hebben een gezamenlijke omvang van circa 8,5 hectare. Deels zal het gaan om herstructurering van bestaande bebouwing. Beschikbaarheid locatie Niet per direct, nog bebouwd. Plannen Plannen  Het gebied ‘Centerpoort-Nieuwgraaf’ is de laatste jaren fors versterkt (o.a. schaalsprong IKEA, vestiging Four Seasons). Daarnaast wordt het gebied als geheel gerevitaliseerd: verbetering van de bereikbaarheid, realisatie van goed openbaar vervoer, een groenplan en opwaardering van het vastgoed.  Diverse retailformules willen zich hier vestigen, in de nabijheid van onder meer IKEA, maar de fysieke ruimte ontbreekt. Deze ruimte kan gerealiseerd worden door herontwikkeling van bestaand, verouderd vastgoed. Concreet wordt gesproken over de locaties groothandelsgebouw, een locatie nabij Plaza Graafstaete en het voormalige TNT-terrein.  In eerste instantie wordt gesproken over de komst van grootschalige branchegerichte warenhuizen (o.a. doehet-zelf en electro). Maar er zijn ook plannen voor een planmatige ontwikkeling voor winkels met een kleinere schaal (keukens, vloeren, etc.).  Met de herontwikkeling van de twee locaties kan het totale detailhandelsprogamma toenemen tot meer dan 75.000 m² wvo, waarmee het een van de grootste PDV- Bijlagen 13 locaties van Nederland zal worden. Bereikbaarheidsaspecten  De planlocatie is met name per auto goed bereikbaar en biedt een ruim parkeeraanbod op maaiveld. Er is geen directe bus- of treinverbinding met de grote omliggende steden. 14 Bijlagen Factsheet Olympus Arnhem Gebiedsniveau Ligging in Stadsregio19 Draagvlak20 Arnhem 10 minuten Duiven 18 minuten Lingewaard 8 minuten Nijmegen 19 minuten Overbetuwe 13 minuten Wijchen 28 minuten Zevenaar 18 minuten Primair (15 minuten) 402.000 inwoners Secundair (30 minuten) 1.461.000 inwoners Draagvlak bij doortrek- Niet of nauwelijks effect op de bereikbaarheid van de ken A15 (volgens plan- planlocatie. Door het doortrekken van de A15 zal de fi- ning 2018 gereed) lekans op de N325 (Pleijroute) afnemen, waardoor de bereikbaarheid verbetert. Maar het zorgt tegelijkertijd voor minder passanten langs de planlocatie. Kwaliteit omliggend  gebied De locatie ligt in sterk verstedelijkt gebied met woningen, bedrijfslocaties en publieksgerichte voorzieningen. De naastgelegen wijk Malburgen, aangemerkt als Vogelaarwijk, krijgt momenteel een kwalitatieve impuls. Aansluiting op voorzie-  ningen Op korte afstand ligt Stadsdeelcentrum Kronenburg (22.160 m² wvo), met een sterke functie voor ArnhemZuid en omliggende kernen. Naast een sterk boodschappenaanbod is hier ook een ruim aanbod mode & luxe aanwezig, veelal van landelijk bekende formules. De nabijheid van en zichtrelatie met de Gelredome draagt bij aan de uitstraling/herkenbaarheid van de locatie.  PDV-aanbod/trekkers: geen  Overige publieksgerichte voorzieningen: Sportcentrum de Grote Koppel (o.a. zwembad, squash, skibanen, schermhal), Klimhal Mountain Network, Olympus College, Gelredome + fitnesscentrum en McDonald’s. Locatieniveau Bereikbaarheid per auto Bereikbaarheid per OV Zichtbaarheid locatie 19 20  Snelweg: Kruispunt A325 op N325.  Eigen afslag: Ja, afslag Rijnhal-Kronenburg.  Bus: Ja.  Trein: Nee.  Transferium: Ja, Gelredome.  Zichtbaar vanaf A325/N325, belangrijke verbinding Reistijd van centrum hoofdkern tot planlocatie. Voor de gemeente Lingewaard is het middelpunt van de gemeente aangehouden. Postcode 6832, op basis van Nationale Bereikbaarheidskaart, daluren Bijlagen 15 Arnhem-Nijmegen Omvang projectlocatie Circa 8 hectare. Beschikbaarheid locatie Deels bebouwd (Rijnhal) Plannen  Plannen De plannen voor leisure park Olympus zijn nog niet concreet.  De gemeente heeft een vrijetijdsbestemming voor ogen. Gedacht wordt aan leisure of aan leisure gerelateerde functies: aanvullende zwem- en wateraccommodaties, indoorsport, evenementen, een wellnessvoorziening, kinderattracties, etc. Aangevuld met grootschalige winkelconcepten van minimaal 1.500 m² wvo op het gebied van sport, rijwielen, outdoor e.d. De voorgenomen winkels sluiten sterk aan op het omliggende leisure-aanbod.  Er kan een programma van ongeveer 25.000 m² wvo gerealiseerd worden op de locatie. Vooralsnog lijken zich alleen enkele grootschalige aanbieders te vestigen (naar verwachting 5.000 -15.000 m² wvo).  De uniciteit van een sportgerelateerd themacentrum in de regio zal groot zijn, maar dit is wel sterk afhankelijk van de ontwikkelingen elders. Bereikbaarheidsaspecten  De hoofdontsluiting van de locatie voor autoverkeer vindt plaats vanaf de Koppelstraat, en vanaf de Zeegsingel. De ontsluiting van het gebied wordt verbeterd, afhankelijk van de hoeveelheid vierkante meters in het programma. De huidige Rijnhal beschikt over een ruim aanbod aan parkeren. 16 Bijlagen Bijlagen 17 Factsheet Knooppunt Ressen Gebiedsniveau Ligging in Stadsregio21 22 Draagvlak Arnhem 17 minuten Duiven 24 minuten Lingewaard 10 minuten Nijmegen 8 minuten Overbetuwe 11 minuten Wijchen 23 minuten Zevenaar 23 minuten Primair (15 minuten) 334.000 inwoners Secundair (30 minuten) 1.339.000 inwoners Draagvlak bij doortrek- Met het doortrekken van de A15 neemt de bereikbaarheid ken A15 (volgens plan- van knooppunt Ressen toe. ning 2018 gereed) Kwaliteit omliggend  gebied Op enige afstand van omliggende kernen gelegen. In de toekomst wordt in de nabijheid van de locatie de Landschapszone ontwikkeld (verwachte oplevering eind 2020). Aansluiting op voorzie-  ningen Knooppunt Ressen ligt nu nagenoeg solitair ten opzichte van andere winkelgebieden. De kernen Elst, Bemmel en Nijmegen, met zowel centrum-, PDV- als leisureaanbod, liggen op afstand. Er is geen aansluiting met bestaande voorzieningen. Wel ligt de locatie straks tegen de Landschapszone (en woongebieden) aan. Locatieniveau Bereikbaarheid per auto Bereikbaarheid per OV  Snelweg: A325, A15  Eigen afslag: Ja  Bus: Nee, wel na realisatie retailpark (bus + HOVaansluiting).  Trein: Nee  Transferium: Ja, transferium Ressen. Zichtbaarheid locatie Zichtbaar vanaf A325. Omvang projectlocatie Circa 19 hectare (bruto). Beschikbaarheid locatie Per direct (geen bebouwing). 21 22 Reistijd van centrum hoofdkern tot planlocatie. Voor de gemeente Lingewaard is het middelpunt van de gemeente aangehouden. Postcode 6684, op basis van Nationale Bereikbaarheidskaart, daluren 18 Bijlagen Plannen Plannen  Onderdeel van het projectgebied Waalsprong, waar onder meer woningen, bedrijventerreinen, een groot centrumgebied (Citadel) en diverse andere voorzieningen gepland zijn.  Er wordt gesproken over PDV-locatie met grootschalige winkels met o.a. meubels, elektronica, witgoed en sport/vrije tijd. Daarnaast voorzieningen op gebied van leisure en wellness, zoals een sportcomplex, een bioscopencomplex en een saunacentrum.  De locatie ligt aan de rand van het nieuwe stadsdeel Waalsprong, het wordt de poort van Nijmegen.  De plannen voor knooppunt Ressen zijn nog niet concreet.  Op de planlocatie is zeer veel wvo te realiseren.  Vooralsnog lijkt het erop dat het plan grote gelijkenissen heeft met de locatie Spoorallee. De uniciteit zal met name liggen in de schaal van de winkels en de mogelijkheid tot try & buy. Bereikbaarheidsaspecten  Op enige afstand zal een treinstation komen, waar ook de busverbindingen op worden aangesloten.  Er wordt een HOV-halte gerealiseerd die op lange termijn goed verknoopt kan worden met een station of grootschalige P+R-locatie.  Er is een nieuwe op- en afrit gerealiseerd nabij de planlocatie.  Met het doortrekken van de A15 neemt de bereikbaarheid vanuit oostelijke richting toe. Bijlagen 19 Overzichtsmatrix Spoorallee Nieuwgraaf Olympus Knooppunt R. Gebiedsniveau Ligging in Stadsregio Arnhem 0 + ++ ++ Nijmegen Draagvlak  Primair 0 + ++ +  Secundair 0 + ++ + + + + + rondom 0 0 0 0  Detailhandel + ++ 0 0  PDV-aanbod/Trekkers + + ++ (++)  Overige publieksgerichte Kwaliteit omliggend gebied Aansluiting op voorzieningen voorzieningen Locatieniveau Bereikbaarheid per auto  Snelweg + + 0 ++  Eigen afslag (+) ++ ++ + Bereikbaarheid per OV  Bus (+) + + (+)  Trein (+) 0 0 0  Transferium (+) 0 ++ ++ Zichtbaarheid locatie (+) ++ + + Omvang projectlocatie + + + ++ Beschikbaarheid locatie ++ + + ++ (++) ++ + (++) Plannen Aantrekkingskracht totaalconcept N.B. In het schema worden een aantal beoordelingen tussen haakjes weergegeven omdat deze afhankelijk zijn van de definitieve planvorming of andere toekomstige ontwikkelingen. In de staafdiagram zijn deze beoordelingen wel meegenomen, echter met een minder zware weging dan een beoordeling zonder haakjes. 20 Bijlagen BELANG GROOT BELANG Overzichtsmatrix Bijlagen 21
Copyright © 2024 DOKUMEN.SITE Inc.