S.M.3069A CB0H - CB0T BIJZONDERHEDEN CLIO MET MOTORTYPE K4M Raadpleeg MR 337voor de onderwerpen die hier niet beschreven worden. 77 11 202 679 De door de konstrukteur voorgeschreven reparatiemethoden, zoals in dit document beschreven, zijn gemaakt volgens de technische richtlijnen geldend op het tijdstip dat dit boekwerk werd samengesteld. Deze methoden zijn aan verandering onderhevig indien de konstrukteur tussentijds konstruktiewijzigingen op onderdelen of accessoires heeft aangebracht. OCTOBER 1998 Edition néerlandaise Alle auteursrechten zijn voorbehouden aan Régie Nationale des Usines Renault SA . Reproduceren en/of vertalen, zelfs gedeeltelijk, van dit document evenals het overnemen van de indeling van dit document en/of wijze van aanduiden van de onderdelen is verboden zonder vooraf ontvangen schriftelijke toestemming van Régie Nationale des Usines Renault SA. C RENAULT 1998 Inhoud Blz. Blz. 07 AFSTELWAARDEN EN GEGEVENS Inhouden - Soorten Spannen aandrijfriem hulporganen Spannen distributieriem Vastzetten kopbouten Bodemhoogte Banden - wielen Remdrukbegrenzer Remmen Controlewaarden voortreinhoeken Controlewaarden achtertreinhoeken 07-1 07-3 07-5 07-13 07-14 07-15 07-16 07-17 07-18 07-19 13 BRANDSTOFTOEVOER Inspuitstukken Benzinedruk Anti-dampbelsysteem 13-1 13-2 13-3 14 ANTI-LUCHTVERONTREINIGING Benzinedampabsorptiesysteem Carterventilatie 14-1 14-5 16 STARTEN - LADEN 10 MOTOR EN ONDERZIJDE Identificatie Oliedruk Motor - Versnelingsbak Carterpan Steunplaat 10-1 10-2 10-3 10-9 10-12 Dynamo Startmotor 16-1 16-3 17 ONTSTEKING EN INSPUITING Statische ontsteking Algemeen Plaats van de onderdelen Bijzonderheden sequentiële inspuiting Startvergrendelingsfunctie Wisselwerking met airconditioning Correctie stationair toerental Adaptieve correctie stationair toerental Mengselregeling Adaptieve mengselcorrectie Lamda sondes Centrale regeling koelvloeistoftemperatuur Aansluitingen rekeneenheid Elektrisch schema 17-1 17-2 17-3 17-5 17-7 17-8 17-9 17-10 17-11 17-13 17-16 17-17 17-20 17-21 11 CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Distributieriem Koppakking 11-1 11-5 12 INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS Gegevens Demper inlaatluchtcircuit Inlaatluchttoevoer Smoorklephuis / actuator stationair toerental Inlaatspruitstuk Beugel inspuitstukhouder Uitlaatspruistuk 12-1 12-4 12-5 12-6 12-7 12-8 12-10 Inhoud Blz. Blz. 17 ONTSTEKING - INSPUITING (vervolg) Storing Zoeken Storing Zoeken - Inleiding Storing Zoeken - Storingsvlakjes Storing Zoeken - Conformiteitscontrole Storing Zoeken - Toestand vlakjes Storing Zoeken - Parameters Storing Zoeken - Stuursignalen Storing Zoeken - Klachten Storing Zoeken - Zoekschema’s 17-23 17-27 17-88 17-98 17-105 17-113 17-115 17-116 21 VERSNELLINGSBAK Identificatie Overbrengingsverhoudingen Inhoud - smeermiddelen Producten Systematisch te vervangen onderdelen Bijzonderheden 21-1 21-2 21-3 21-4 21-4 21-5 36 STUURINRICHTING Stuurbekrachtigingspomp 36-1 19 KOELSYSTEEM - MOTOROPHANGING Vullen - ontluchten Schematische voorstelling Waterpomp Pendelophanging 19-1 19-2 19-3 19-5 62 AIRCONDITIONING Algemeen Compressor Condensor Ontlastventiel Waterafscheider Airco-leidingen 62-1 62-2 62-3 62-4 62-5 62-6 20 KOPPELING Drukgroep - Koppelingsplaat Vliegwiel 20-1 20-4 GEGEVENS EN AFSTELWAARDEN Inhouden - soorten Inhoud in liters bij benadering 07 Orgaan Motorblok (olie) Oliesoort * EEG & Turkije BENZINE - 15 °C - 30 °C - 20 °C - 10 °C 0 °C + 10 °C + 20 °C + 30 °C 15W40-15W50 10W30-10W40-10W50 Bij verversen ACEA A2/A3 ACEA A1*/A2/A3 ACEA A1*/A2/A3 0W30-5W30 0W40-5W40-5W50 ACEA A1*/A2/A3 Norm ACEA A1-98 * Olie voor zuinig rijden K4M 4,25 4,75 (1) OVERIGE LANDEN De volgende specificaties gelden indien de voor Europa voorgeschreven oliesoorten niet voorhanden zijn: BENZINE - 15 °C - 30 °C - 20 °C - 10 °C 0 °C + 10 °C + 20 °C + 30 °C API SH/SJ 15W40-15W50 API SH/SJ 10W40-10W50 10W30 API SH/SJ API SH/SJ 5W30 5W40-5W50 API SH/SJ Olie voor zuinig rijden: Norm API SJ-IL SAC GF2 * Bijvullen m.b.v. peilstaaf (1) bij vervangen oliefilter 07-1 Bescherming tot .20 °C ± 2 °C voor gematigd en koud klimaat.4 07 Orgaan Versnellingsbak JB3 Koelcircuit K4M Oliesoort Alle landen: TRANSELF TRX 75 W 80 W (Norm API GL5 of MIL-L 2105 G of D) Bijzonderheden 6.GEGEVENS EN AFSTELWAARDEN Inhouden .37 °C ± 2 °C voor zeer koude landen 07-2 .soorten Inhoud in liters 3.2 Glacéol RX (type D) Bescherming tot . Maak de accukabels los. Zet de spanrol vast met een inbussleutel (1) van 6 mm. Verwijder : .de spatplaat in de rechter wielkuip.de koplamp rechts voor. 14976R A B C D E T Krukas Airco-compressor Dynamo Stuurbekrachtigingspomp Geleiderol Automatische spanrol INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Draai met een verzette ringsleutel van 13 mm de automatische riemspanner in de hieronder aangegeven richting.MET AIRCO GEGEVENS EN AFSTELWAARDEN Spanning aandrijfriem hulporganen 07 UITBOUWEN DYNAMO.de grille. . STUURBEKRACHTIGINGSPOMP EN AIRCONDITIONINGSCOMPRESSOR Plaats de auto op een tweekoloms hefbrug. . 14494-3R 07-3 . terwijl de poelies op de krukas en de stuurbekrachtigingspomp er vijf hebben. Vervolgens zet u de moer (2) vast. 1273 Riemspannningsmeter DYNAMO EN STUURBEKRACHTIGING 14977R 14888R Het spannen van de riem gebeurt met behulp van de bout (1) (met de twee bevestigingsbouten van de spanrol losgedraaid). let er bij het monteren op dat de BUITENSTE groef op beide poelies vrij blijft (E) . Aandrijfriem stuurbekrachtigingspomp 108 ± 6 60 N. werkspanning A B C T Krukas Stuurbekrachtigingspomp Dynamo Spanrol → Controlepunt riemspanning 07-4 .ZONDER AIRCO WAARDEN EN AFSTELLINGEN Spanning aandrijfriem hulporganen 07 ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP Mot.B. Riemspanning (US = SEEM-eenheid) Bij montage Min.: De hulporganen-aandrijfriem heeft vier groeven. 799 -01 1368 1489 1490 1496 Blokkeergereedschap distributiepoelies Aantrekgereedschap geleiderol distributie BDP-stift Blokkeergereedschap nokkenaspoelies Blokkeergereedschap nokkenassen ONMISBAAR GEREEDSCHAP Hoekverdraaisleutel Er zijn twee methodes voor het afstellen van de distributie. Mot. Mot. Mot. Plaats Mot.WAARDEN EN AFSTELLINGEN Spanning distributieriem ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP 07 Mot. Mot. Plaats de inkepingen op de nokkenassen met behulp van Mot. De eerste methode gebruikt u na het vervangen van enig onderdeel aan de voorzijde van de distributie waarvoor het niet nodig is geweest een of twee nokkenaspoelie(s) los te draaien. Afstellen van de distributie LET OP: het is van groot belang dat u het einde van de krukas. 14928R 14490S 07-5 . 1496 en zet het vast over de einden van de nokkenas. 799-01 zoals hieronder is getekend. de boring in de poelie en de raakvlakken tussen krukas en poelie grondig ontvet om motorschade te voorkomen als gevolg van het slippen van de poelie op de krukas. 1489 aanligt (groef (5) van de krukas wijst omhoog).WAARDEN EN AFSTELLINGEN Spannen distributieriem Controleer of de krukas goed tegen de BDP-stift Mot. Aanbrengen van de riem 07 Bij het vervangen van de distributieriem moeten de spanrollen en de distributierol worden vervangen. 14489R 14505-1R2 14487-1R1 07-6 . Controleer bij montage van de spanrol of de nok goed in de groef (A) valt. 7 daN.: stand (A) is de ruststand van de draaibare wijzer.m. 1496 en BDP-stift Mot. anders moet u hem vervangen.m). 1489 . 1368 met een koppel van 4.m en daarna over een hoek van 135° ± 15° (krukas steunt op BDP-stift). 14505-4R1 Span de moer van de spanrol voor met 0.7 daN.1 mm. .5 daN. Verwijder de BDP-stift.de distributieriem. N. .B.B. Een gebruikte bout moet echter beslist met olie worden gesmeerd. Verwijder het nokkenas-afstelgereedschap Mot.m.smeer een nieuwe poeliebout niet met olie.de bout van de krukaspoelie van de aandrijfriem hulporganen is opnieuw te gebruiken als de lengte onder de kop gemeten niet groter is dan 49. Spannen van de riem 07 Verdraai de draaibare wijzer (A’) van de spanrol 7 tot 8 mm ten opzichte van de vaste wijzer (7) met behulp van een inbussleutel van 6 mm (in B). Zet de bout van de krukaspoelie vast met 2 daN.: .WAARDEN EN AFSTELLINGEN Spannen distributieriem Monteer: . 07-7 . 1489 in het motorblok en draai de krukas langzaam en zonder schokken tegen de stift.de spanrol en zet de bevestigingsbout vast met Mot. 14487-2R N. en schroef voor het einde van de tweede omwenteling de BDP-stift Mot. Draai de krukas twee omwentelingen rechtsom (distributiezijde). Houd de spanrol met een 6 mm inbussleutel tegen en draai de moer van de spanrol maximaal een omwenteling los Breng de draaibare wijzer in lijn met de vaste wijzer en zet de moer definitief vast met 2. en schroef voor het einde van de tweede omwenteling de BDP-stift Mot.WAARDEN EN AFSTELLINGEN Spannen distributieriem 07 Controle van de spanning en van de afstelling Controle van de spanning Draai de krukas twee omwentelingen rechtsom (distributiezijde). 1489 in het motorblok en draai de krukas langzaam en zonder schokken tegen de stift. Controleer of de wijzers van de spanrol in lijn liggen. 1496: de inkepingen in de nokkenassen moeten horizontaal liggen. Schroef de BDP-stift Mot. Verwijder de BDP-stift. moet u de distributie en de riemspanning opnieuw afstellen. of de wijzers van de spanrol in lijn liggen. Plaats (zonder forceren) het nokkenas-afstelgereedschap Mot. Controle van de afstelling Controleer. 1489 in het motorblok en draai de krukas langzaam en zonder schokken tegen de stift. Als het gereedschap niet goed past. 14490S 14928R 07-8 . voordat u de afstelling van de distributie controleert. herhaal anders de spanprocedure. 5 tot 1 mm van de poelie. Draai de inkepingen van de nokkenassen zoals hieronder is getekend. Afstellen van de distributie LET OP: het is van groot belang dat u het einde van de krukas en de nokkenas(sen). Controleer of de krukas goed tegen de BDP-stift Mot. 1496 en zet het vast over de einden van de nokkenas. de boring in de poelies en de raakvlakken tussen krukas en poelie en nokkenas en poelie grondig ontvet om motorschade te voorkomen als gevolg van het slippen van de poelie op de krukas of de nokkenas. 07 Plaats Mot. 14928R Plaats de nokkenaspoelies en draai de (verplicht nieuwe) moeren vast tot op 0.WAARDEN EN AFSTELLINGEN Spannen distributieriem De tweede methode gebruikt u na het vervangen van enig onderdeel aan de voorzijde van de distributie waarvoor het nodig is geweest een of beide nokkenaspoelie(s) los te draaien. 14490S 14489R 07-9 . door de nokkenassen te verdraaien met behulp van de oude poeliemoeren op de schroefdraad op de nokkenassen. 1489 aanligt (groef (5) van de krukas wijst omhoog). 14487-1R2 14487-3S 14839R 07-10 .5 daN.m).de distributieriem. 14505-1R2 Monteer: . Draai de nokkenaspoelies zo dat de spaken met het Renault-logo vertikaal omhoog wijzen (A). 1490 (zet Mot. . Controleer bij montage of de nok van de spanrol goed in de groef (A) valt. 1368 met een koppel van 4.de spanrol en zet de bevestigingsbout vast met Mot. leg distributieriem over de nokkenaspoelies en monteer het poelieblokkeergereedschap Mot.WAARDEN EN AFSTELLINGEN Spannen distributieriem 07 Bij het vervangen van de distributieriem moeten de spanrollen en de distributierol worden vervangen. 1490 vast in de bevestigingsgaten voor het distributiedeksel). N.m.smeer een nieuwe poeliebout niet met olie.7 daN. 14839R 14505-4R1 Span de moer van de spanrol voor met 0. N. Verdraai de distributie zes omwentelingen met de uitlaatnokkenaspoelie met behulp van Mot. 1490.B. .m. Een gebruikte bout moet echter beslist met olie worden gesmeerd.5 tot 1 mm ruimte is tussen de nokkenaspoelies en hun moeren.: stand (A) is de ruststand van de draaibare wijzer. 79901.: 07 Verwijder het poelieblokkeergereedschap Mot. Houd de spanrol met een 6 mm inbussleutel tegen en draai de moer van de spanrol maximaal een omwenteling los Breng de draaibare wijzer (A’) in lijn met de vaste wijzer (7) en zet de moer definitief vast met 2. anders moet u hem vervangen.7 daN.WAARDEN EN AFSTELLINGEN Spannen distributieriem Monteer de krukaspoelie van de aandrijfriem hulporganen en draai de bout ervan niet tegen de poelie vast (ruimte tussen bout en poelie 2 tot 3 mm).de bout van de krukaspoelie van de aandrijfriem hulporganen is opnieuw te gebruiken als de lengte onder de kop gemeten niet groter is dan 49. 07-11 . 1490.1 mm. Verdraai de draaibare wijzer (A) van de spanrol 7 tot 8 mm ten opzichte van de vaste wijzer (7) met behulp van een inbussleutel van 6 mm (in B). . Spannen van de riem Controleer of er nog steeds 0.B. Plaats het poelieblokkeergereedschap Mot. 1489 in het motorblok en draai de krukas langzaam en zonder schokken tegen de stift. 1489. en schroef voor het einde van de tweede omwenteling de BDP-stift Mot. Controleer. Schroef de BDP-stift Mot. Plaats (zonder forceren) het nokkenas-afstelgereedschap Mot. herhaal anders de spanprocedure. 14490S 07-12 . voordat u de afstelling van de distributie controleert. 1496.WAARDEN EN AFSTELLINGEN Spannen distributieriem Controleer of de poelie goed tegen de BDP-stift rust Mot.m en daarna over een hoek van 135° ± 15° (krukas steunt op BDP-stift). 1489.m en daarna over een hoek 84°.7 daN. of de wijzers van de spanrol in lijn liggen. Verwijder het afstelgereedschap Mot. Houd de spanrol met een 6 mm inbussleutel tegen en draai de moer van de spanrol maximaal een omwenteling los Breng de draaibare wijzer in lijn met de vaste wijzer en zet de moer definitief vast met 2. moet u de distributie en de riemspanning opnieuw afstellen. 1496: de inkepingen in de nokkenassen moeten horizontaal liggen. 07 Controle van de spanning en van de afstelling Controle van de spanning Draai de krukas twee omwentelingen rechtsom (distributiezijde).m. 1489 in het motorblok en draai de krukas langzaam en zonder schokken tegen de stift. Controleer of de wijzers van de spanrol in lijn liggen. Als het gereedschap niet goed past. Zet de moer van de uitlaatnokkenaspoelie vast met 3 daN.m en daarna over een hoek 84°. Zet de moer van de inlaatnokkenaspoelie vast met 3 daN. Controle van de afstelling 14489S Zet de bout van de krukaspoelie van de aandrijfriem hulporganen vast met 2 daN. Verwijder de BDP-stift. het blokkeergereedschap Mot. 1490 en de BDP-stift Mot. m.m en voer dan per bout een hoekverdraaiïng uit van 240° ± 6°.MOTOR EN ONDERZIJDE Vastzetten cilinderkopbouten VASTZETTEN KOPBOUTEN 07 De kopbouten kunt u hergebruiken als de lengte onder de kop niet meer bedraagt dan 117. 14500R Controleer of alle bouten goed zijn aangetrokken met 2 daN. De kopbouten worden vervolgens niet meer nagetrokken.7 mm (anders dient u alle bouten te vervangen). Zet alle bouten in onderstaande volgorde vast met 2 daN. maar bij hergebruik van oude kopbouten smeert u de koppen en de schroefdraad met olie. 07-13 . Nieuwe bouten worden niet met olie gesmeerd. Aantrekmethode Om de bouten met het juiste koppel te kunnen vastzetten moet u de eventueel in de boutgaten achtergebleven olie eerst met een spuitje opzuigen. MEETPUNTEN 13491R4 N.. Na correctie van de bodemhoogte moeten altijd de remdrukbegrenzer en de koplampen worden afgesteld. mm 8±5 L’Het verschil tussen links en rechts mag bij eenzelfde as niet meer bedragen dan 5 mm.H2 = . ter hoogte van de vooras. mm 92.WAARDEN EN AFSTELLINGEN Bodemhoogte 07 maat X (in mm) L en R - Type auto CB0H CB0T Voor H1 .B..2 ± 7. waarbij de bestuurderszijde altijd het hoogst moet liggen. H2 = Gemeten vanaf de onderkant van het subframe en de grond.H5 = . : De maat H5 wordt gemeten vanaf het hart van het verende scharnierpunt.5 Achter H4 . 07-14 ... m Slingering velg: Max. Aantrekkoppel wielbouten: 9 daN. 1.2 mm 07-15 .3 (1) Bij volle belasting en snelweggebruik.1 Type auto Velg Bandenmaat CB0H CB0T 6 J 14 185/60 R 14 H 2.WAARDEN EN AFSTELLINGEN Wielen en banden 07 Bandenspanning (in bar) (1) Voor Achter 2. WAARDEN EN AFSTELLINGEN Remdrukbegrenzer Remdruk 07 Type auto Inhoud tank (en bestuurder in de auto) Controledruk (1) (in bar) Voor Achter CB0H CB0T 90966S 100 56 0 - 18 (1) Controle door middel van twee diagonaal gemonteerde manometers. 07-16 WAARDEN EN AFSTELLINGEN Remmen 07 Max slingering velg (in mm) Diameter trommels of dikte schijven(in mm) Type auto Normaal CB0H CB0T 20,6 Voor Mini 17,6 Achter Normaal 203,2 Maxi (1) 204,5 Voor 0,07 Achter - (1) remtrommel: maximaal toegestane diameter bij slijtage. Dikte remblokken/-voering (in mm) (met grondplaat) Type auto Nieuw CB0H CB0T (1) oplopende remschoen. (2) aflopende remschoen. 18,2 Voor Mini 6 Achter Nieuw 4,6 (1) 3,3 (2) Mini 2 SAE J1703 Remvloeistof DOT 4 07-17 WAARDEN EN AFSTELLINGEN Controlewaarden van de voortreinhoeken 07 AFSTELLING HOEKEN LANGSHELLING WAARDEN STAND VOORTREIN 4° 3°30’ 3° 2°30’ ±30’ H5-H2 H5-H2 H5-H2 H5-H2 = = = = 32 mm 51 mm 70 mm 89 mm NIET AFSTELBAAR Max. verschil links/rechts = 1° 93012-1S WIELVLUCHT 0°54’ - 0°25’ - 0°34’ 0°05’ ±30’ H1-H2 H1-H2 H1-H2 H1-H2 = 17 mm = 89 mm = 115 mm = 179 mm NIET AFSTELBAAR Max. verschil links/rechts = 1° 93013-1S DWARSHELLING 8°30’ 10°50’ 11°20’ 12°00’ ±30’ H1-H2 H1-H2 H1-H2 H1-H2 = 17 mm = 89 mm = 115 mm = 179 mm NIET AFSTELBAAR Max. verschil links/rechts = 1° 93014-1S SPORING (Voor 2 wielen) (uitspoor) + 0°16’ ± 20’ + 1,6 mm ± 2 mm 93011-1S ONBELAST Afstellen door de stelhuls van de spoorstangen te verdraaien 1 slag = 30’ (3 mm) VASTZETTEN RUBBER LAGERBUSSEN - ONBELAST - 81603S1 07-18 WAARDEN EN AFSTELLINGEN Controlewaarden van de achtertreinhoeken STAND VAN DE ACHTERTREIN 07 AFSTELLING HOEKEN WIELVLUCHT WAARDEN - 0°57’ ± 20’ ONBELAST NIET AFSTELBAAR 93013-2S SPORING (Voor 2 wielen toespoor) - 0°41’ ± 30’ - 4 mm ± 3 mm 93011-2S ONBELAST NIET AFSTELBAAR VASTZETTEN VAN RUBBER LAGERBUSSEN - ONBELAST - 81603S1 07-19 5 Compressieverhouding 10/1 Type auto CB0H CB0T Motor Versnellingsbak JB3 Inhoud (cm 3) 1 598 Boring (mm) 79. 10-1 .MOTORBLOK EN ONDERZIJDE Identification 10 Slag (mm) 80. K4M.5 K4M 748 Bijbehorend werkplaatshandboek: Mot. 836-05 Oliedruk controleset ONMISBAAR MATERIAAL Lange dop van 22 mm CONTROLE De oliedruk moet bij warme motor (ongeveer 80°C) worden gecontroleerd. 3 bar 10-2 . Samenstelling van de controleset Mot. 836-05 87363R1 U gebruikt B+F Sluit de manometer aan op de plek van het oliedrukcontact. Controlewaarden oliedruk Bij stationair toerental 1 bar Bij 3 000 tr/min.MOTORBLOK EN ONDERZIJDE Oliedruk ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP 10 Mot. .MOTORBLOK EN ONDERZIJDE Aandrijfgroep 10 ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP Mot. . . de gevlochten massastrip op de versnellingsbak. . Bouw uit : . Bouw de accu en de beschermplaat onder de motor uit. .de bouten van de schokdemperpoten. - de uitlaatklem (B) tussen katalysator en expansiepot. 1040-01 Mot. 1202 Hulpframe voor uit. Voorste subframebouten Achterste subframebouten Bouten pendelkap op motor rechts voor Moer pendelkap op motor rechts voor Moer pendelrubber op langsbalksteun links voor Bout schokdemperpoot Bout remklauw Bout kruisstukje stuurkolom Wielbouten 6. de voorste schildbumper. 1159 Mot. Tap af: .de grille.m) het hitteschild (A) en de schakelstang.2 18 4 3 9 15427R UITBOUWEN - Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.de trekstangen subframe/carrosserie.en inbouwen van de aandrijfgroep Steungereedschap motor op subframe Slangklemtang AANTREKKOPPELS (in daN.de versnellingsbakolie en de motorolie indien nodig.de voorwielen. Maak de stekker van de lambda sonde (C) los.4 6.het koelsysteem (onderste radiateurslang). de inlaatluchtslang.de voorbumper.de remklauwen (en de ABS opnemers indien aanwezig) en hang ze aan de veerpoten.het aircocircuit (indien aanwezig) met een vulstation. . 10-3 . .2 4.2 10.5 6. de slang van de rembekrachtiger.B. . . .de bevestigingen van de katalysator op het spruitstuk.het luchtfilterhuis bij (4). Zet de katalysator vast aan de voorste uitlaatbuis en duw het geheel uit de weg. N.MOTORBLOK EN ONDERZIJDE Aandrijfgroep .de kachelslangen.de bevestigingen van het expansievat en duw dit uit de weg. Maak de 90-polige stekker los alsook de stekker van de crashsensor.de steun van de rekeneenheid inspuiting.: Pas op voor de vacuüm-aansluiting naar de rembekrachtiger. . 13088R2 14843R5 Maak los: . 13084R 10-4 .de vacuïmslang op het spruitstuk. 10 Verwijder: . Als deze aansluitig breekt moet het complete spruitstuk vervangen. de gas.de moer en de nokbout van het stuurkolomkruisstukje. . de steunplaat (6) en maak de zekeringhouder (7) hiervan los.de bevestigingen van de aircoleidingen (indien aanwezig).en koppelingskabels. en de flens (8) en leg het geheel op de motor.de slang op het spruitstk voor het dampabsorptievat.MOTORBLOK EN ONDERZIJDE Aandrijfgroep .de stekker op het dampabsorptievat. . het stekkerblok (5). Druk hiervoor de beschermkap terug. 15475R .de relaishouder (4). 14174R .de bovenste radiateurbevestigingen.B : Dicht de openingen in de airco-leidingen en in het ontlastventiel af met met pluggen om binnendringen van vocht te voorkomen. 10-5 . N. Haak het stuurbekrachtigingsreservoir los en plaats dit op de motor. . 10 Verwijder: . Plaats Mot. Verwijder de kap van de pendelophanging. Om iedere kans op beschadiging van de draaibare doorvoer te voorkomen moet u de volgende voorzorgen in acht nemen : .voordat u de stuurkolom losmaakt van het rondsel.MOTORBLOK EN ONDERZIJDE Aandrijfgroep BIJZONDERHEDEN VAN AUTO’S MET EEN AIRBAG IN HET STUURWIEL LET OP: 10 Plaats een blokje hout tussen de steun van de hulporganen en het subframe.bij de minste of geringste twijfel over het correct gecentreerd zijn van de draaibare doorvoer moet u het stuurwiel uitbouwen en de doorvoer centreren volgens de methode die staat aangegeven in hoofdstuk 88 "AIRBAG".1159 tussen subframe en motorblok. . moet u ervoor zorgen dat HET STUURWIEL IN DE MIDDENSTAND GEBLOKKEERD STAAT met behulp van een blokkeerhulp en gedurende de gehele duur van de reparatie niet kan verdraaien. 14172S 99024R2 15424R 10-6 . TER HERINNERING: dit mag alleen gebeuren door speciaal opgeleid personeel. 14175R1 10-7 .MOTORBLOK EN ONDERZIJDE Aandrijfgroep Leg een blok hout tussen versnellingsbak en subframe.de trekstangen (3). 1159 op subframe indien de bak en de motor worden gescheiden. en tik met een bronzen drevel.de moer (1). zodat het bevestigingstapeind van de pendelophanging vrijkomt. 98755R1 Laat de hefbrug zakken tot het hulpframe de grond raakt.B. 13086R . 1040-01 vast onder het subframe. N. Bouw uit : . 10 Zet het hulpframe Mot.en -retourleiingen. Verwijder de subframebouten en breng de hefbrug voorzichtig omhoog zodat de aandrijfgroep vrijkomt. .de benzineaanvoer.: markeer de stand van Mot. MOTORBLOK EN ONDERZIJDE Aandrijfgroep 10 INBOUWEN Plaats twee draadstiften Mot.2 daN. Monteer de hitteschilden.de versnellingsbak en de motor met de voorgeschreven oliesoorten.10. Vul : . Monteer de remklauwbouten met Loctite FRENBLOC en zet ze vast met het voorgeschreven aantrekkoppel.het aircocircuit (indien aanwezig) met het vulstation. Zet de subframebouten vast met : 6. .m aan de achterkant. Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Druk een paar keren op het rempedaal zodat de remzuigers aanliggen tegen de remblokken.m aan de voorkant. . . 10-8 .1233-01 in de gaten van de voorste subframebouten van de carrosserie voor het uitlijnen van het subframe.en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19).5 daN. m) . LET OP: 13359R1 .4 3 6.voordat u de stuurkolom losmaakt van het rondsel. moet u ervoor zorgen dat HET STUURWIEL IN DE MIDDENSTAND GEBLOKKEERD STAAT met behulp van een blokkeerhulp en gedurende de gehele duur van de reparatie niet kan verdraaien. .de bout (1) en draai bout (2) los van het reactiestangetje.2 9 Voorste subframebouten Achterste subframebouten Bouten ondercarter Bout van kruisstukje stuurkolom Bout reactiestangetje Wielbouten UITBOUWEN Zet de auto op een tweekoloms hefbrug. de schakelstang bij de bak. . TER HERINNERING: dit mag alleen gebeuren door speciaal opgeleid personeel. 1233-01 Subframe draadstiften AANTREKKOPPELS (in daN. 14175R - de fuseekogels en de spoorstangkogels. .2 10.de onderste schildbumperbevestiging. 1233-01.MOTORBLOK EN ONDERZIJDE Ondercarter 10 ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP Mot.5 1. de trekstangen subframe/carrosserie. Om iedere kans op beschadiging van de draaibare doorvoer te voorkomen moet u de volgende voorzorgen in acht nemen : .de subframe bouten en vervang deze één voor één door de draadstiften Mot. . Maak de massakabel van de accu los.bij de minste of geringste twijfel over het correct gecentreerd zijn van de draaibare doorvoer moet u het stuurwiel uitbouwen en de doorvoer centreren volgens de methode die staat aangegeven in hoofdstuk 88 "AIRBAG".de moer en de bout van het kruisstukje van de stuurkolom nadat u de beschermkap hebt weggedrukt. 6. Bouw uit: . 10-9 .de bevestigingen (3) van de trekstangen.de voorwielen en het rechter spatscherm. Tap de motorolie af. het ondercarter. 10-10 .de bevestiging op het ondercarter van de kabelboom.MOTORBLOK EN ONDERZIJDE Ondercarter Laat het subframe geleidelijk zakken met de draadstiften Mot. . 1233-01 tot de afstanden X1 = 9 cm is bereikt. 10 13507R2 Verwijder: . 10061-1R3 14506-1R Monteer het ondercarter met een nieuwe pakking.4 daN.m. 10-11 . gevogd door het spiraalsgewijs aantrekken met een aantrekkoppel van 1. Span de bouten voor met een aantrekkoppel van 0.8 daN.m.MOTORBLOK EN ONDERZIJDE Ondercarter INBOUWEN 10 Breng een strook RHODORSEAL 5661 aan bij (A) aan weerszijden van het lager N° 1 en bij (B) op de afsluitplaat. raadpleeg hoofdstuk 07 "Spanning aandrijfriem hulporganen".m 11 daN.de bevestigingen van de airco-compressor en bevestig deze aan de carrosserie.3 daN. .de dynamo (zie hoofdstuk16 "Dynamo").MOTORBLOK EN ONDERZIJDE Steunplaat UITBOUWEN INBOUWEN 10 Plaats de auto op een tweekoloms hefbrug.m 2. 10-12 . .de bevestigingen van de kabelbundel op de steunplaat en maak op de stuurbekrachtigingspomp de stekker los van het drukcontact. Aantrekvolgorde 1 2 3 Aantrekkoppel 5. . Verwijder: . Bouw de steunplaat uit.m 14492-2R Vor montage vande aandrijfriem voor de hulporganen. volgens onderstaande tabel. Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.de linker spatplaat en de schuldbumper. Monteer de steunplaat (controleer of deze bij A goed tegen het ondercarter steunt en zet de bouten vast met het voorgeschreven aantrekkoppel.1 daN. Mot.B.2 UITBOUWEN 14279S Zet de auto op een tweekoloms hefbrug. Bouw uit : .m of/en ° ) Plaats de motorsteun over de motor. N.2 Bouten uitslagbegrenzer pendelophanging rechts voor 6.5 Krukaspoeliebout 2 + 135° ± 15° Spanrolmoer 2.: Zorg ervor dat de drukvlakken van de motorsteun goed op de onbuigzame delen van het voorscherm steunen. Mot.de spatplaat in de rechter wielkuip. Mot. Mot. Mot. . 11-1 . Mot. Maak de massakabel van de accu los. 799 -01 1273 1368 1487 1488 1489 1490 1496 Poelieblokkeergereedschap Riemspanningsmeter Spangereedschap distributieriemspanrol Montagegereedschap afsluitdop inlaatnokkenas Montagegereedschap afsluitdop uitlaatnokkenas BDP-stift Nokkenaspoelie blokkeergereedschap Nokkenas -afstelgereedschap ONMISBAAR MATERIAAL Motorsteun Hoekverdraaisleutel AANTREKKOPPELS (in daN.7 Bouten pendelophanging rechts voor op de motor 6. Wielbouten 10 Spanrolbout 4.het rechter voorwiel.CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Distributieriem ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP 11 Mot. Mot. de kap van de pendelophanging en de uitslagbegrenzer 11 Maak los: . 15424R .de afsluitdoppen van de nokkenassen. doorboor deze in het midden om ze los te maken.CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Distributieriem Bouw uit : . . 15426R Bouw de beugel (5) uit. .de plug van het BDP-controlegat.de aandrijfriem hulporganen(zie hoofdstuk 07 "Spanning aandrijfriem hulporganen"). 14491-1R 11-2 . Bouw uit: . evenals de bevestigingsbout bij (6) van de kabelbundel.de benzineleidingen op het middelste distributiedeksel. Maak de stekkers (3) en de slang (4) los.de kabelbundel van het bovenste distributiedeksel en druk deze opzij.de inlaatluchtdemper. . het middelste distributiedeksel (1). zie de onderstaande tekening. . zie onderstaande tekening. 14490S 14491S Schroef de BDP-stift Mot.het bovenste deksel (2). 1489 in het motorblok en draai de krukas een omwenteling langzaam en zonder stoten rechtsom (distributiezijde) tot hij tegen de stift rust.CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Distributieriem Afstellen van de distributie Draai de inkepingen van de nokkenassen naar beneden. 14487-7R 14489R 11-3 .de krukaspoelie waarbij u de krukas met een grote schroevendraaier tegenhoudt. . 11 Controleer of de inkepingen in de nokkenassen horizontaal liggen. Bouw uit : . Om de distributieriem los te maken verwijdert u de spanrol (2) met Mot. N. Let erop dat hij bij het uitbouwen van de riem niet loraakt. • van de uitlaatnokkenas (Mot. 14487-2R2 LET OP: het is van groot belang dat u het einde van de krukas. 1368. de boring in de poelie en de raakvlakken tussen krukas en poelie grondig ontvet om motorschade te voorkomen als gevolg van het slippen van de poelie op de krukas. Raadpleeg hoofdstuk 19 "Pendelophanging" 11-4 . : De krukas poelie is niet met en spie geborgd. . .CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Distributieriem Ontspan de distributieriem door de moer van de spanrol (1) los te draaien.de pendelophanging rechts en de reactiestang en zet deze onderdelen met de voorgeschreven aantrekkoppels vast. 14890R .de nieuwe doppen: • van de inlaatnokkenas (Mot. Monteer: .de aandrijfriem hulporganen(zie hoofdstuk 07 "Spanning aandrijfriem hulporganen"). INBOUWEN 11 Bij het vervangen van de distributieriem moeten de spanrollen en de distributierol worden vervangen. 1487).B.de distributieriem strikt volgens de methode in hoofdstuk 07 "Spannen van de distributieriem". 1488). 1202 Mot.5 2 + 135° ± 15° 2. 1489 Mot. 11-5 .m of/en ° ) UITBOUWEN Wielbouten Bout geleiderol Bout poelie hulporganenriem Moer spanrol Moer nokkenaspoelies Bout kleppendeksel Bout olie-afscheider 10 4. 1487 Mot. 1311 -06 Mot.2 1. 1448 Mot. 1368 Mot. 1488 Mot.7 3 + 84° 1. Tap het koelsysteem af via de onderste radiateurslang.CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Koppakking 11 ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP Mot. 1491 Mot.3 Plaats de auto op een tweekoloms hefbrug. Maak de accukabels los. Verwijder de linker beschermplaat onder de motor. 799 -01 Blokkeergereedschap poelies distributie Tang voor klembanden Riemspanningsmeter Uitbouwgereedschap benzineleidingen Montagegereedschap geleiderol distributie Afstandstang voor klembanden Montagegereedschap plug inlaatnokkenas Montagegereedschap plug uitlaatnokkenas BDP-stift Blokkeergereedschap nokkenaspoelies Montagegereedschap nokkenas keerring Afstelgereedschap nokkenas Mot. 1490 Mot. 1273 Mot. 1496 ONMISBAAR GEREEDSCHAP Motorsteun Hoekverdraaisleutel AANTREKKOPPELS (in daN. met Mot. 11 Bouw uit/maak los: . 1490 vast in de bevestigingen van het distributiedeksel). 1159 aan tussen het subframe en het motorblok. .de gaskabel. Verwijder de hulpsteun (aangebracht tijdens het verwijderen van de distributieriem).de slangen (1) en (2) voor benzineaanvoer en afvoer. 1311-06. Raadpleeg hoofdstuk 11 "Distributieriem". 14844R2 11-6 . Breng het motorsteungereedschap Mot.CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Koppakking Bouw de distributieriem uit.de beschermplaat vande hoofd-inspuitbuis. 1490 (zet Mot.de nokkenaspoelies met Mot. 99024R2 14839R . en duw deze uit de weg. . CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Koppakking Maak de stekker (3) los. (maak hiervoor het expansievat los en druk dit uit de weg). 14849-1R . . . Maak de katalysator los van het uitlaatspruitstuk en zet hem vast aan de uitlaat. 11 14843R . evenals de stekkers van de bobines Verwijder/maak los: .het smoorklephuis (5).het luchtfilterhuis (4). .de katalysatorbevestigingen.de vacuümslang van de rembekrachtiger. 11-7 .de beugel (7) en het hijsoog (8).de stekker (6) van de lambda sonde. de luchtverdeler.de olie-afscheider. .de bobines.CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Koppakking . . 11 14497-3S 11-8 . de bouten van het kleppendeksel. Verwijder deze vertikaal door met een bronzen drevel tegen de uitsteeksels (1) te tikken. 14497-4R2 11-9 . Gebruik tevens een schroevedraaier bij (2) voor het loswrikken (wikkel de uiteinden van de schroevedraaier in tape om het aluminium oppervlak te sparen.CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Koppakking 11 . . . . 11 14889R 11-10 .de uitgaande koelvloeistofslangen op de kop en de stekker van de koelvloeistoftemperatuurzender.de nokkenassen en de kleptuimelaars.de bevestigingen van de kabelsteun bij (10).CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Koppakking .de hijsbeugel (11). Los de achtergebleven pakkingresten op met Décapjoint.CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Koppakking Verwijder tenslotte de cilinderkop.05 mm. Wij raden u aan om handschoenen te dragen tijdens het reinigen. Maximale vervorming 0. Controleer met een rij en voelermaatjes of de cilinderkop vlak is. Breng het product aan op de te reinigen delen. laat het ongeveer 10 minuten inwerken en veeg het metaal met een houten spatel schoon. Indien de oliesproeiers verstopt raken zullen de nokkenassen namelijk snel slijten. 11 14500S REINIGEN CONTROLE VAN HET KOPPAKKINGVLAK De pakkingvlakken van de aluminium onderdelen mogen beslist niet schoon worden geschraapt. Controleer de cilinderkop op scheurtjes. De cilinderkop mag niet worden gevlakt. Het is van het grootste belang dat u zorgvuldig te werk gaat en dat er geen vuil of pakkingresten in de oliekanalen naar de nokkenas terecht komen: deze oliekanalen bevinden zich zowel in het motorblok als in de cilinderkop. 11-11 . moet de complete klepstoter in dieselbrandstof onderdompelen alvorens hem te monteren. 14499R2 11-12 . Druk tegen het bovenste deel (A) om te controleren of u de klepstoters op druk moet brengen. Indien u het zuigertje in de stoter kunt wegdrukken.CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Koppakking INBOUWEN 11 Denk goed aan het volgende bij uitbouweninbouwen van de cilinderkop: .de hydraulische klepstoters moeten opnieuw op druk worden gebracht als deze gedurende langere tijd niet werkzaam zijn geweest. CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Koppakking 11 . Controleer de ligging van de koppakking en monteer de cilinderkop. Plaats de zuigers haverwege hun werkslag om contact met de kleppen te voorkomen bij montage van de nokkenassen.m. met de lipjes (B) tegen die van het kleppendeksel.1 daN. • of de onderste inlaatluchtverdeler goed in lijn ligt met de cilinderkop en bij (A) tegen het kleppendeksel steunt. 15148R De onderste inlaatluchtverdeler wordt vastgezet met een aantrekkoppel van 2. Controleer de lengte van de kopbouten en zet de ze vast zoals voorgeschreven in hoofdstuk 07 "Vastzetten kopbouten". 15154S 11-13 .Controleer: • of het hitteschild van de uitlaat goed is gemonteerd tussen de lambda sonde en het spruitstuk (om te voorkomen dat de stekker van de achterste sonde door hitte worden beschadigd). : de pakkingvlakken moeten schoon. LET OP: Er mag geen olie op het pakkingvlak van het kleppendeksel komen. merkteken. . droog en vetvrij zijn (geen vingerafdrukken) Breng met een verfroller Loctite 518 aan op het pakkingvlak van het kleppendeksel. . N.CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Koppakking Monteer: .de tekens (B) en (C) zijn uitsluitend van belang voor de leverancier.B. Verklaring merkteken: .: De nokkenassen zijn bij (A) voorzien van een 11 Plaats de groeven van de nokkenas in de hieronder aangegeven stand.de nokkenassen. 14490S 14518R N.B.het teken (D) identificeert de nokkenas: AM =Inlaatnokkenas EM =Uitlaatnokkenas XXX XXX XX B C D 14517S 11-14 . tot deze een rode kleur krijgt.de kleptuimelaars. 2 Montage Handeling n° 1 Handeling n° 2 Handeling n° 3 Handeling n° 4 Vastzetvolgorde 22-23-20-13 1 t/m 12 14 t/m 19 21 en 24 22-23-20-13 Losmaakvolgorde 22-23-20-13 - 14497-4R1 11-15 .2 1.m) 0.8 1.CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Koppakking Monteer het kleppendeksel en zet de bouten als volgt vast: 11 Aantrekmethode Aantrekkoppel (daN. CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Koppakking N.B.: de pakkingvlakken moeten schoon, droog en vetvrij zijn (geen vingerafdrukken) Breng met een verfroller Loctite 518 aan op het pakkingvlak van het kleppendeksel, tot deze een rode kleur krijgt. 11 14516S Monteer de olie-afscheider en zet de bouten vast met 1,3 daN.m in de onderstaande volgorde. 14497-3R 11-16 CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Koppakking Monteer: - de bobines die u vastzet met 1,3 daN.m, - het inlaatspruitstuk (met nieuwe pakking), zet de bouten hiervan vast met 0,9 daN.m in onderstaande volgorde, 11 14497-1R - het smoorklephuis, zet de bouten (A) vast met 1,3 daN.m, - het luchtfilterhuis, zet de bouten vast met 0,9 daN.m, - de nokkenaskeerringen, gebruik Mot. 1491 in combinatie met de oude moeren (B). 14892R1 11-17 CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Koppakking OP TIJD ZETTEN VAN DE DISTRIBUTIE 11 LET OP : Ontvet grondig de neus van de krukas, de boring van de distributiepoelie, de raakvlakken van de krukaspoelie en de uiteinden van de nokkenassen. Dit is nodig om verschuiving van de distributie-onderdelen (en motorschade) te voorkomen . Monteer de distributieriem en houd u daarbij strict aan de voorgeschreven methode van hoofdstuk 07 "Spannen distributieriem"). Monteer de aandrijfriem van de hulporganen, en raadpleeg daarbij hoofdstuk 07 "aandrijfriem hulporganen"). Monteer nieuwe afdichtpluggen: • voor de inlaatnokkenas (Mot. 1487), • voor de uitlaatnokkenas (Mot. 1488), 14890R Monteer de rechter pendelophanging en de koppel-reactiestang. Raadpleeg hoofdstuk 19 "Pendelophanging" voor de voorgeschreven aantrekkoppels. Ga verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Vul en ontlucht het koelsysteem, raadpleeg hoofdstuk 19 "Vullen - Ontluchten". 11-18 INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS Gegevens 12 Type inspuiting Type auto Type bak Type Indice Boring (mm) Slag (mm) Inhoud (cm 3) CompressieEmissieKatalysator verhouding norm ◊ C75 ◊ C79 CB0H CB0T JB3 K4M 748 79,5 80,5 1598 10/1 EU 96 Multipunt sequentieel Statische ontsteking Temperatuur °C Opname-element luchttemp. Type NTC Weerstand in Ohm Opname-element koelvloeistoftemp. Type NTC Weerstand in Ohm 0 20 40 80 90 5290 à 6490 2400 à 2600 1070 à 1270 - - - 3060 à 4045 1315 à 1600 300 à 370 210 à 270 Controles bij stationair toerental* Toerental (tr/min.) 750 ± 50 Uitlaatgassen** CO (%) (1) 0,5 max. C02 (%) 14,5 min. CH (ppm) 100 max. Lambda (λ) 0,97 < λ < 1,03 Benzine*** (octaangetal Super ongelood (95) (1) * ** *** bij 2500 tr/min mag het CO-% maximaal 0,3 bedragen. Bij een koelvloeistoftemperatuur hoger dan 80°C. Controle na ongeveer 30 seconden met 2500 tr/min. stabiel toerental draaien. De wettelijk toegestane maxima kunnen per land verschillen. Ook geschikt voor ongelood 91 octaan. 12-1 SMOORKLEPHUIS Gegevens OMSCHRIJVING MERK/TYPE SIEMENS "SIRIUS" BIJZONDERHEDEN 12 Rekeneenheid Inspuiting Ontsteking Stappenmotor stationair 90-polig Multipunt sequentieel Statisch met vier bobines Weerstand: 53 ± 5 Ω bij omgevingstemperatuur Geïntegreerd in smoorklephuis Weerstand baan : 1 200 ± 240 Ω Weerstand sleepcontact < 1 050 Ω MAGNETI MARELLI Smoorklepweerstand CTS Aansl. A-B A-C B-C gas los 1 250 Ω 1 245 Ω 2 230 Ω volgas 1 250 Ω 2 230 Ω 1 245 Ω ELECTRIFIL Opname element vliegwiel of SIEMENS Geïntegreerde stekker Weerstand= 200 à 270 Ω Geïntegreerd in dampabsorptievat Weerstand: 26 ± 4 Ω à 23 °C Weerstand: 14. 76 (massa) en 44 (signaal rekeneenheid) Weerstandverwarmingselement R = 3.m Aansl.7 cm3/minuut maximaal Elektroklep dampabsorptievat Inspuitstukken Storing zoeken Opname element luchttemperatuur Opname element koelvloeistoftemperatuur Opname element druk Pingeldetector SAGEM WEBER OPTIMA 5800 JAEGER NTC (zie tabel) Weerstand: 2 500 Ω à 20 °C NTC (zie tabel) Weerstand: 3 500 Ω à 20 °C Type piëzo-electrisch Afdichtring altijd vervangen Type piëzo-elektrisch Aantrekkoppel: 2 daN.4 Ω bij omgevingstemperatuur Spanning bij volgas= 600 mV ± 50 Spanning bij gas los= 150 mV ± 50 JAEGER DELCO ELECTRONICS SAGEM Voorste lambda sonde BOSCH Achterste lambda sonde BOSCH 12-2 . 80 (massa) en 45 (signaal rekeneenheid) Weerstand verwarmingselement R = 9 Ω bij omgevingstemperatuur Arm mengsel = 840 mV ± 70 Rijk mengsel= 20 mV ± 50 aansl.INLAATSPRUITSTUK .5 Ω Lekopbrengst: 0. 06 à 80 l/h Geregelde druk Onderdruk nul: 3 ± 0.SMOORKLEPHUIS Gegevens OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN 12 Bobines NIPPONDENSO Eén bobine per cilinder Primaire weerstand: 0.INLAATSPRUITSTUK .5 ± 0.02 Secondaire weerstand: 7 500 Ω ± 1 100 6 kΩ ± 1.m 350 mb ± 30 stationair Vóór catalysator 30 108 211 321 Na catalysator 23 84 153 266 Bougies Inlaatspruitstukdruk BOSCH RFC 50L2ZE - Tegendruk uitlaat - 1 500 tr/min 3 000 tr/min 4 500 tr/min 5 500 tr/min Benzine-dompelpomp Benzinedrukregelaar Benzinefilter WALBRO Druk: 3 bar ± 0.2 bar Bij 500 mbar onderdruk : 2.2 bar Aan voorzijde tank - 12-3 .5 Ω ± 0.5 ± 5 daN.5 Aantrekkoppel: 2. 12 14852R 12-4 .SMOORKLEPHUIS Demper inlaatluchtcircuit Het inlaatluchtcircuit is uitgerust met een demper (1) voor het onderdrukken van bepaalde drukgolven en het verminderen van het aanzuiggeluid.INLAATSPRUITSTUK . SMOORKLEPHUIS Inlaatluchtcircuit 12 AANTREKKOPPELS (daN.m) Bout luchtfilterhuis 0.de bevestigingsbouten van het luchtfilter (3). Druk het luchtfilterhuis naar rechts om hem te verwijderen. de motor en de rembekrachtiger. Als deze breekt moet u het gehele inlaatspruitstuk vervangen. Het huis past tussen de voorruitplaat. 14843R1 12-5 . . Druk het expansievat uit de weg zonder dit uit te bouwen.de accu. . Verwijder: .: wees voorzichtig met de vacuümaansluiting van het spruitstuk naar de rembekrachtiger.INLAATSPRUITSTUK . .B.de inlaatluchtdemper.de slang voor de benzinedampen (2).9 UITBOUWEN Maak los: .de actuator (1). . N. INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.de vacuumslang van de rembekrachtiger (spruitstukzijde). de slang van de EGR.de drie bevestigingsbouten. Gebruik indien nodig wat vet om de ring te plaatsen.de gaskabel. Maak los: . 12-6 . . Controleer de stand en de staat van de afdichtring bij montage. .de stekker van de stappenmotor.de stekker van de smoorklepweerstand. 14843S 14849R4 Ga bij het uitbouwen te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen en houd u strikt aan het voorgeschreven aantrekkoppel van de drie bevestigingsbouten.9 UITBOUWEN SMOORKLEPHUIS UITBOUWEN STATIONAIR REGELAAR (actuator) Maak de accukabels los. raadpleeg hoofdstuk 12 "Inlaatluchtcircuit"). . Bouw het luchtfilterhuis uit.m) Smoorklephuis Luchtfilterhuis 1. Vervang na het uitbouwen altijd de afdichtring van het smoorklephuis.5 0. Verwijder de twee bouten (1) van het smoorklephuis. Bouw uit/maak los: . INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.SMOORKLEPHUIS Smoorklephuis/stationair regeling 12 AANTREKKOPPELS (in daN.INLAATSPRUITSTUK . 14497-1R 12-7 . Maak los: . Verwijder: .de twee bevestigingsbouten (A) van he smoorklephuis. Houd er rekening mee dat de spruitstuk -of smoorklephuispakking vervangen moet worden. Bouw het luchtfilterhuis uit.SMOORKLEPHUIS Inlaatspruitstuk AANTREKKOPPEL (daN. .de stekker vande smoorklepweerstand.de bouten van het inlaatspruitstuk.INLAATSPRUITSTUK .de stekker van het opname element druk. .de stekker van de penbobines. .5 UITBOUWEN INBOUWEN Maak de accukabels los.B. .de stekker van het opname element luchttemperatuur. .: Houd de voorgeschreven aantrekvolgorde en aantrekkoppels aan voor de bouten van het spruitstuk en het smoorklephuis. raadpleeg hoofdstuk 12 "Inlaatluchtcircuit").9 1. Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.de gaskabel.m) 12 Bouten spruitstuk Bouten luchtfilterhuis Bouten smoorklephuis 1 0. N. Maak los: . 12-8 . Verwijder: .de benzineaanvoer. Druk de stuurbekrachtigingspomp uit de weg zonder de leidingen los te maken.de inspuitstukken.de vacuümslang van de drukregelaar. Duw het stuurbekrachtigingsreservoir uit de weg.de drie bevestigingsbouten van de stuurbekrachtigingspomp.1 0. 14503R1 14844R5 Verwijder de spatlap rechts voor. BELANGRIJK: Een uitgebouwde aandrijfriem moet altijd worden vervangen. Verwijder de bevestigingsbouten van de houder en bouw deze uit.m) Bouten houder inspuitstukken Bouten hoofdinspuitbuis 2. . Blokkeer de spaner van de aandrijfriem voor de hulporganen.en -retourslang (1 en 2).de beugel van de kabelbundel van de inspuiting.INLAATSPRUITSTUK .de beschermplaat van de hoofd-inspuitbuis. Bouw de aandrijfriem uit. Verwijder: . Raadpleeg hoofdstuk 07 "Spannen aandrijfriem hulporganen". . . .SMOORKLEPHUIS Houder inspuitstukken 12 AANTREKKOPPELS (daN.9 UITBOUWEN Maak de accukabels los.de poelie van de stuurbekrachtigingspomp. Houd u aan de voorgeschreven aantrekkoppels voor de bevestigingen van de houder. 15148R G a verder te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Vervang de aandrijfriem van de hulporganen. 12-9 .INLAATSPRUITSTUK . raadpleeg hoofdstuk 07 "Spanning aandrijfriem hulporganen". Controleer of de inlaatluchtdemper (bij A) in lijn ligt met de cilinderkop en bij (B) tegen het kleppendeksel steunt.SMOORKLEPHUIS Houder inspuitstukken INBOUWEN 12 Vervang de pakking. 15448-1S 14849R1 15448S 12-10 . Let erop dat u de leiding van de katalysator en het hitteschild niet beschadigt.5 1.INLAATSPRUITSTUK . Maak de voorste uitlaatbuis los. Maak de accukabels los.SMOORKLEPHUIS Uitlaatspruitstuk ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP 12 Mot. UITBOUWEN Plaats de auto op een tweekoloms hefbrug. 1495 Demontage-gereedschap voorste lambda sonde AANTREKKOPPELS (daN. 1495.m) Voorste lambda sonde Spruitstukmoeren Moer 3-punts beugel Bout hitteschild 4. U kunt het subframe enkele millimeters laten zakken om het verwijderen te vereenvoudigen (raadpleeg hoofdstuk 31 van MR 337). Bouw het luchtfilterhuis uit (raadpleeg hoofdstuk 12 "Luchtfilterhuis"). Maak de stekker (1) van de lambda sonde los en bouw hem uit met Mot. Verwijder het bovenste hitteschails van het uitlaatspruitstuk.8 2 1 Bouw de katalysator uit. N. Anders wordt de stekker van de lambda sonde beschadigd door de terugslaande hitte. Vervang ook alle bevestigingsmoeren. 12-11 .SMOORKLEPHUIS Uitlaatspruitstuk Verwijder de beugel (1) tussen uitlaatspruitstuk en motorblok.B.: Controleer of het hitteschild goed ligt tussen de lambda sonde en het spruitstuk.INLAATSPRUITSTUK . LET OP: Een beschadigd hitteschild moet altijd worden vervangen om brandgevaar te voorkomen. 12 14848R Neem hem vervolgens via de rechterzijde weg. Vervang de afdichtingen van het spruitstuk en de 3-punts bevestiging. INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Houd u strikt aan de aantrekkoppels voor de bevestigingen van de hoofd-inspuitbuis.BRANDSTOFTOEVOER Inspuitstukken AANTREKKOPPELS (daN. INBOUWEN Vervang altijd de afdichtringen van de inspuitstukken. . 13-1 . Maak de slangen vrij. . UITBOUEN LET OP: Houd bij het verwijderen van de inspuits- tukken rekening met de resterende benzine(druk). Bouw uit/maak los: . .m) 13 Bouten hoofdinspuitbuis 0. De benzine stroomt continu rond het huis van het inspuitstuk waardoor luchtbelvorming wordt voorkomen en warme starts worden vergemakkelijkt.de snelsluitingen van de benzineaanvoer en retourleidingen.9 De inspuitstukken bij de K4M-motor zijn van het merk WEBER en zijn met klemveren aan de hoofdinspuitbuis gemonteerd. . 14846S 14844S Maak de accukabels los. .het beschermrubber van de hoofd-inspuitbuis.de vacuümslang van de drukregelaar. zonder deze dicht te knijpen.de klemveren van de inspuitstukken. Becherm de dynamo tegen wegstromende benzine.de bevestigingsbouten van de hoofdinspuitbuis.de stekkers van de inspuitstukken. Breng in plaats hiervan een slang aan die in de maatbeker uitmondt. opbrengst : : 3 bar ± 0. Maak de benzine-retourslang los. 1311 -04 Mot. Afgelezen druk berekende min. 1311 -01 Mot. Noteer de druk en de hoeveelheid benzine in de maatbeker.3 1. De druk moet zich op de manometer rond 5 bar stabiliseren. Bij het aanbrengen van onderdruk moet de benzinedruk dalen. voorzien van de manometer.3 liter/minuut Controle overdrukklep pomp. Voed de benzinepomp door de retouropening dicht te houden.BRANDSTOFTOEVOER Benzinedruk CONTROLE VAN DE BENZINEDRUK EN DE POMPOPBRENGST 13 ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP Mot. 1311 -02 Wartel voor drukmeteing Controleset benzinedruk (met manometer Aansluitingen druk metingen ONMISBAAR MATERIAAL Maatbeker 2 000 ml Maak de benzine-aanvoerleiding los en sluit in plaats hiervan het t-stuk aan. Laat de benzinepomp draaien door de startmotor te activeren. 14845S 13-2 . 13-3 . De koelvloeistoftemperatuur-informatie is afkomstig van het opname element koelvloeistoftemperatuur van de inspuiting (zie hoofdstuk 17 "Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling") Als de koelvloeistof in de 5 minuten na het afzetten van het contact warmer is dan ongeveer 103 ° C. dan wordt het relais voor de langzame snelheid vande koelventilateur geactiveerd. Zodra de temperatuur onder de 100 °C daalt wordt de voeding van het relais onderbroken (de koelventilateur kan nooit langer dan 12 minuten draaien).BRANDSTOFTOEVOER Anti-dampbelvoorziening WERKINGSPRINCIPE 13 het anti-dampbelsysteem wordt rechtstreeks aangestuurd door de rekeneenheid van de inspuiting. ANTI-LUCHTVERONTREINIGING Benzinedampabsorptiesysteem SCHEMATISCHE VOORSTELLING VAN HET CIRCUIT 14 14545R 97393-1R 1 2 3 4 1 2 3 4 M Inlaatspruitstuk Elektroklep kringloop Dampabsorptievat met elektroklep Tank Ontluchting Absorptie benzinedampen van tank (snelkoppeling) Absortie benzinedampen naar motor Ontluchting tank Elektroklep dampabsorptievat LET OP: onder normale omstandigheden is de ontluchting nooit verstopt en worden hier geen slangen aangesloten. 14-1 . Deze variabele doorlaat ontstaat door de wiselwerking tussen het magnetisch veld van de spoel enerzijds en de terugtrekveer anderzijds. Hiervoor wordt het benzinedampabsorptievat via een leiding verbonden met het inlaatspruitstuk le canister et le collecteur d’admission.ANTI-LUCHTVERONTREINIGING Benzinedampabsorptiesysteem WERKINGSPRINCIPE CONTROLE WERKING AFZUIGING BENZINEDAMPABSORPTIEVAT 14 De ontluchting van de tank gebeurt via het benzinedampabsorptievat. De elektroklep werkt volgens het principe van een variabele doorlaat (functie van het cyclisch openingssignaal van de rekeneenheid). 97393-1R 1 2 3 Inlaatspruitstuk Ingebouwde elektroklep voor afzuiging Dampabsorptievat met ingebouwde elektroklep) 4 Tank M Ontluchtingsnippel 14-2 . Een elektroklep op het absorptievat geeft de benzinedampen wel of niet vrij richting inlaatspruitstuk. Bij een slechte weking van het systeem kan de motor afslaan of slecht stationair gaan draaien. De benzinedampen worden onderweg opgevangen door de actieve koolstof in het absorptievat en vervolgens in de verbrandingskamers van de motor verbrand. Controleer de juistheid van het systeem (schematische voorstelling) Controleer de staat van de leidingen tot de tank. 13049R 14-3 . .de luchttemperatuur meer bedraagt dan 10 °C. .ANTI-LUCHTVERONTREINIGING Benzinedampabsorptiesysteem VOORWAARDEN VOOR HET AFZUIGEN VAN HET DAMPABSORPTIEVAT 14 UITBOUWEN BENZINEDAMPABSORPTIEVAT De elektroklep voor het afzuigen wordt via aansluiting 4 van de rekeneenheid bekrachtigd ALS: .de bevestigingsbouten (3). . Het benzinedampabsorptievat (1) bevindt zich in de rechter voorwielkuip.een bepaalde motorbelasting is bereikt. . . Maak los: . Bouw uit: . .de spatplaat en de wielkuip.de koelvloeistof warmer is dan 60 °C.de stekker van de leektroklepbediening.de aanvoerleidingen van de tank (2) en de afvoerleidingen naar het spruitstuk.7 % .de motor NIET stationair draait.de smoorklepweerstand in de stand GAS LOS staat. Met het diagnosestation kan het cyclisch openingssignaal naar de klep worden opgeroepen (parameter "openingssignaal elektroklep afzuigen absorptievat de elektroklep is gesloten als de waarde lager is dan 0. vervang hem.3 / + 3 bar) (Mot.de vuldop van de tank te verwijderen. De verbinding is goed als het vacuüm NIET in stand kan worden gehouden. 131101) aan op de ontluchting (M) van het absorptievat.7 ).Knijp op het absorptievat het circuit (B) vanaf de tank dicht.Motor stationair draaiend. 14 NEE NEE Als er wel afzuiging plaatsvindt -als de warme motor (niet stationair) draait. CONTROLE LEIDING TANK-ABSORPTIEVAT Controleer deze verbinding door: . 14-4 .Sluit een manometer (. zet met een vacuümpomp een onderdruk van 500 mbar op de elektroklep bij (C).moet u de onderdruk en de waarde op het diagnosestation (parameters) zien toenemen. Er is een elektrisch probleem. Varieert de druk ? JA De elektroklep is defect. Meet u onderdruk ? JA Contact uit.het rechter acherwiel op te krikken. Blaas bovendien in de slang van de elektroklep naar het absorptievat om eventuele koolstofresten te verwijderen. controleer het circuit. .ANTI-LUCHTVERONTREINIGING Benzinedampabsorptiesysteem Ga verder als volgt te werk: . . Controleer nu of er geen onderdruk meetbaar is (ook mag het diagnosestation niet meer aangeven dan minimaal X = 0.een vacuümpomp op de slang (B) aan te sluiten. De onderdruk mag in 30 seconden niet meer variëren dan 10 mbar . . . 14516R Raadpleeg voor demontage hoofdstuk 11 "Cilinderkop en distributie". 14852R1 Uitgaande carterdampen.ANTI-LUCHTVERONTREINIGING Carterventilatie DE ONDERDELEN VAN HET SYSTEEM 14 Aanzuigopening carterdampen. Opvangplaat carterdampen op kleppendeksel. 14849R5 14-5 . STARTEN . Tr/min.5 volt.LADEN Dynamo IDENTIFICATIE 16 Stroomsterkte Type auto CB0H CB0T Motor Dynamo K4M 748 BOSCH 0120 416 020 (CA) 100 A CONTROLE Na 15 minuten warmdraaien met een spanning van 13. 100 Ampère-dynamo 2 000 63 A 3 000 86 A 4 000 95 A 16-1 . .de bevestigingen van de stuurbekrachtigingspomp op de steun. .de afdekplaat van de hoofd-inspuitbuis. . 16-2 .de aandrijfriem van de hulporganen (raadpleeg hoofdstuk 07 "Spanning aandrijfriem"). .de grille. . Druk de stuurbekrachtigingspomp uit de weg. . 1273 Mot.de bovenste dwarsbalk (twee binnenste bevestigingsbouten) en plaats deze op de motor.het rechter voorwiel en de spatlap.de aanvoerslang op de hoofd-inspuitbuis.LADEN Dynamo ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP 16 Mot. 15425-1R . 1311-06 en maak de stekker (1) van het inspuitstuk los.de dynamo. . . Verwijder: .de bevestigingenop de steunplaat van de stuurbekrachtigingsleiding. INBOUWEN 14280R Het inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.de rechter koplamp. .de poelie an de stuurbekrachtigingspomp.STARTEN . Gebruik Mot. Maak de massakabel van de accu los. Raadpleeg hoofdstuk 07 "Spanning aandrijfriem" voor het correct spannen van de aandrijfriem. 1311 -06 Riemspanningsmeter Uitbouwgereedschap benzineleidingen UITBOUWEN Zet de auto op een tweekoloms hefbrug. LADEN Startmotor IDENTIFICATIE 16 Startmotor Type auto CB0H CB0T Type motor K4M 748 VALEO D7E6 16-3 .STARTEN . .de bovenste bout op de schokdemperpoot en maak de onderste bout iets los. Verwijder: . .de stekker van de oliepeilzender (2) en duw de kabelbundel opzij.de steun van de rekeneenheid inspuiting. Kantel de fusee en maak de aandrijfas los.LADEN Startmotor UITBOUWEN 16 Plaats de auto op een tweekolomshefbrug en maak de accukabels los.de spoorstangkogel metT.de borgpen vande aandrijfas metde drevels B. Maak eerst de stekker los van de rekeneenheid en vann de crashsensor. . 14849-1R1 13088S 16-4 . . 476.de inlaatluchtdemper.STARTEN .Av.de accu. . Bouw uit: .het hitteschild van de startkatalysator bij (1).Vi. . 31-01.het rechter voorwiel. Vanaf de rechterzijde: Verwijder: . 16 14853-1R INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Monteer de hitteschilden zo zorgvuldig mogelijk. Verwijder deze via de onderzijde.de bouten van de startmotor.STARTEN . 16-5 . .LADEN Startmotor .de moer (3) van de voedingskabel en maak de stekker (4) los van de spoel van de startmotor. Controleer de aanwezigheid van de centreerdop bij (A). 17-1 . . Maak de accukabels los. De hoogspanningsmodule maakt deel uit van de rekeneenheid van de inspuiting.5 2. ANDERS DIENT U DEZE TE VERVANGEN . 1 voor de cilinders 2 en 3. LET EROP DAT U DE STEKKERS (1) NIET BESCHADIGT. Vervang indien nodig de O-ringen van de bobines. 14843R2 INBOUWEN Ga voor het inbouwen te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. De bobines worden per paar in serie aangestuurd via de aansluitingen 1 en 32 van de rekeneenheid van de inspuiting: .1 Bouten bobines Bougies BESCHRIJVING UITBOUWEN VAN EEN BOBINE Bij de statische ontsteking is er een rechtstreekse verbinding tussen bobine en bougie waardoor er totaal geen spanningsverlies optreedt . BOUGIES De bougies zijn voorzien van 3 elektrodes (twee zichtbaar plus de massa-elektrode). 14851S Het systeem bestaat verder uit vier bobines die rechtstreeks op de bougies zijn gemonteerd via bevestigingsbouten op het kleppendeksel. Maak de stekkers los van de bobines.aansl.aansl.m) 17 1. Ook zijn er geen geen bewegende delen meer aanwezig in het ontstekingscircuit (stroomverdeler). 32 voor de cilinders 1 en 4. waarbij de ontsteking dezelfde signalen verwerkt als het inspuitsysteem. Verwijder de bevestigingsbouten (2) van de bobines.ONTSTEKING Statische ontsteking AANTREKKOPPELS (daN. .. ... toerental bij koelvloeistoftemperatuur boven 60° . • Stationair verhoging naar aanleiding van: . . . . 5 800 tr/min... . .. .. . .. .. .. . . ...Stationair nominaal .Voorruitverwarming. .. . .. . . .Accuspanning. ... .. . • Cyclisch openingssignaal voor afzuigen benzinedampabsorptievat afhankelijk van toerental en werkomstandigheden motor. toerental bij koelvloeistoftemperatuur onder 60° . 6 500 tr/min. • Twee lambda sondes (voor en na katalysator). . ..Max. .. • Aansturen van de koelventilateurs en van het waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur door rekeneenheid inspuiting (centrale koelvloeistoftemperatuurregeling. . ... . • Automatische configuratie rekeneenheid voor airconditioning naar aanleiding van signaaluitwisseling met rekeneenheid airconditioning. . . . .. .. .... . .INSPUITSYSTEEM Algemeen BIJZONDERHEDEN INSPUITSYSTEEM K4M 17 • 90 -polige SIEMENS "SIRIUS 32" rekeneenheid voor inspuiting en ontsteking.. . .. • Gebruik van OPTIMA diagnosestation of soortgelijke diagnoseapparatuur. • Maximum toerentallen .. .. ... 17-2 ... .. . . ... .Max. .Elektrische toestand. .. . • Staionaire toerentallen . • Bijzonderheden startvergrendeling.. . Tweede generatie startvergrendeling met speciale methode voor vervangen rekeneenheid... .. ... . . . Het is echter niet mogelijk deze configuratie weer ongedaan te maken. • Sequentiëel inspuitsysteem zonder opname element nokkenas/cilinderherkenning.... . .. ..Airconditioning. . • Het waarschuwingslampje voor het inspuitsysteem op het instrumentenpaneel is niet aangesloten.. Het in fase brengen geschiedt elektronisch aan de hand van het signaal van het opname element vliegwiel • Statische ontsteking waarbij de vier bougies per paar in serie worden aangestuurd. . . .. . 750 tr/min. .. .. .. .... INSPUITSYSTEEM Plaats van de onderdelen 17 15431S 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 Opname element druk Stappenmotor stationair toerental Smoorklepweerstand Voorste lambda sonde Bobine en bougie Opname element koelvloeistoftemperatuur en opname element vliegwiel Rekeneenheid inspuiting Voedingsrelais Pingeldetektor Opname element luchttemperatuur Hoofd-inspuitbuis met drukregelaar Drukcontact stuurbekrachtiging Benzinedampabsorptiesysteem met elektroklep 17-3 . INSPUITSYSTEEM Plaats van de onderdelen 9 11 14 Pingeldetektor Hoofd-inspuitbuis Inspuitbuis 3 1 4 Smoorklepweerstand Opname element druk Voorste lambda sonde 17 14844R3 14849R2 2 10 5 Stappenmotor stationair Opname element luchttemperatuur Bobine ontsteking 14843R4 17-4 . Om te weten welke cilinder aan het begin vande inlaatslag staat wordt het signaal van het opname element vliegwiel gebruikt. Bij het starten vormt dit inspuitstuk het uitgangspunt voor de sequentiële inspuiting. Bij het vervangen van de rekeneenheid.cilinders 1 en 4 in het BDP staan..cilinders 2 en 3 in het BDP staan Om te weten in welke van de twee cilinders moet worden ingespoten kan de rekeneenheid op twee manieren te werk gaan: . . moet het inlezen van het juiste inspuitstuk gebeuren tijdens een 25 minuten durende proefrit onder normale werkomstandigheden en moet de stappenmotor voor het stationair toerental worden afgesteld. 17-5 .de rekeneenheid weten welke cilinder aan de inlaatslag begint. die aan kan geven of: . of dat . Hiervoor moet: . De benzine wordt per cilinder ingespoten.INSPUITSYSTEEM Sequentiële inspuiting OMSCHRIJVING 17 De K4M-motor is uitgerust met een sequentiëel inspuitsysteem. .als dit niet het goede inspuitstuk blijkt te zijn voert de rekeneenheid een testprogramma uit om het juiste inspuitstuk te bepalen. aan het begin van de inlaatslag.ieder inspuitstuk afzonderlijk door de rekeneenheid worden bediend (inspuitstuk n° 1 aan vliegwielzijde).hij onthoudt bij elk afzetten van de motor welk inspuitstuk hij als laatst heeft aangestuurd. N. : alle waarden in BDP-graden.B.INSPUITSYSTEEM Sequentiële inspuiting 17 98406R3 A 1 Krukasomwenteling B 1 Nokkenasomwenteling C D 1 2 3 4 5 6 7 X BDP 1-4 BDP 2-3 Cilinder 1 in inlaatslag Cilinder 2 in inlaatslag Cilinder 3 in inlaatslag Cilinder 4 in inlaatslag Lange tand 84° of 14 tanden 30 tanden Tandkrans vliegwiel. 17-6 . GEBRUIK VAN EEN ONGECODEERDE TEST-REKENEENHEID VAN HET MAGAZIJN (wordt afgeraden!!!) BELANGRIJK: Voordat u een testrekeneenheid gebruikt. het controlelampje moet na 10 seconden gaan knipperen. De rekeneenheid vande inspuiting werkt alleen als er een startvergrendelingscode is ingelezen. vervolgens moetde werking worden gecontroleerd. Voor het inlezen volstaat het om het contact enkele seconden aan te zetten. omdat hij anders onbruikbaar is in de toekomst. 17-7 . Bij vervanging moet bij de nieuwe rekeneenheid de bij de auto behorende code woreden in gelezen. Dit moet door speciaal geschoold personeel gebeuren. CONTROLE VAN DE STARTVERGRENDELING Haal de sleutel uit het slot. 17 VERVANGEN VAN DE REKENEENHEID INSPUITING De rekeneenheden worden ongecodeerd geleverd.INSPUITSYSTEEM Startvergrendeling Deze auto is uitgerust met een startvergrendeling van de 2e generatie. MOET bij deze de startvergrendelingscode van de auto zijn ingelezen om te kunnen functioneren. Raadpleeg hiervoor hoofdstuk 8 van MR 337. Na het testen MOET de testrekeneenheid ABSOLUUT worden gedecodeerd. EEN GECODEERDE REKENEENHEID VAN EEN AUTO MET STARTVERGRENDELING KAN NOOIT ALS TESTREKENEENHEID WORDEN GEBRUIKT BIJ EEN ANDERE AUTO (MET OF ZONDER STARTVERGRENDELING). Raadpleeg hoofdstuk 8 van MR 337 voor het controleren van de daadwerkelijke vergrendeling. dan wordt de compressor gedurende 5 seconden ontkoppeld. De rekeneenheid van het inspuitsysteem geeft hierop het koppelen van de compressor wel of niet vrij en past het stationair toerental hierop aan. Strategie voor de afslag beveiliging Als het toerental plots onder 600 tr/min daalt. STRATEGIE VOOR HET VRIJGEVEN OF BLOKKEREN VAN HET KOPPELEN VAN DE AIRCO-COMPRESSOR Onder bepaalde omstandigheden blokkeert de rekeneenheid van de inspuiting het koppelen van de aircocompressor. het toerental 2000 tr/min heeft bereikt en de snelheid 26 km/h bedraagt. Bij het inschakelen van de airco-toets vraagt de rekeneenheid van de airconditioning vrijgave voor het koppelen van de airco-compressor. . toerentallen lager dan 2000 tr/min. Strategie voor behoud van acceleratievermogen Bij signaal van het volgas-contact.vanaf de rekeneneenheid van de airconditioning gaat een draad naar aansluiting 23 van de rekeneenheid van de inspuiting met informatie over het geabsorbeerde vermogen door de airco-compressor. Strategie tegen oververhitting De compressor wordt niet ingeschakeld als de koelvloeistoftemperatuur gelijk of hoger is dan + 115°C. wordt de compressor gedurende maximaal 9 seconden ontkoppeld.REKENEENHEID INSPUITSYSTEEM 17 De rekeneenheid van de inspuiting is via twee draden verbonden met de rekeneenheid van de airconditioning: . Hij wordt weer gekoppeld als het signaal van het volgas-contact verdwijnt. Hij wordt weer gekoppeld zodra het toerental hoger is dan 1900 tr/min. Strategie tegen overtoeren De compressor wordt niet ingeschakeld als het motortoerental hoger is dan 6 500 tr/min. en een snelheid lager dan 16 km/h.vanaf aansluiting 10 van de rekeneenheid van de inspuiting gaat een draad naar de rekeneenheid vande airconditioning met het vrijgave of blokkeersignaal voor het koppelen van de airco-compressor. 17-8 .INSPUITSYSTEEM Wisselwerking met rekeneenheid airconditoning DE AIRCOCOMPRESSOR HEEFT EEN VARIABELE CILINDERINHOUD VERBINDING REKENEENHEID AIRCONDITIONING .. Strategie bij het starten van de motor De aircokoppeling wordt de eerste 10 seconden na het starten van de motor niet bekrachtigd. Deze correctie is dus variabel en treedt in werking zodra de accuspanning lager wordt dan 12.B.8 Volt. hoe meer kracht de stuurbekrachtigingspomp aan de motor ontleent. Hoe hoger de druk. maar houdt wél rekening met deze informatie om te kunnen anticiperen bij een terugval in het toerental. ontstaan door het inschakelen van stroomverbruikers bij een niet goed geladen accu. 17-9 . Dit hangt af van de druk in het stuurbekrachtingscircuit.INSPUITSYSTEEM Correctie stationair toerental VERBINDING DRUKCONTACT STUURBEKRACHTIGING . Hiervoor wordt het stationaire toerental verhoogd waardoor de dynamo meer laadstroom levert. : Na een koude start gevolgd door een langere tijd stationair draaien is het mogelijk dat toerental plotseling zakt met ongeveer 150 tr/min (tijdschakeling). hoe groter de toerentalverhoging. De rekeneenheid verhoogt hiervoor NIET het stationair toerental van de motor. VERHOOGD STATIONAIR TOERENTAL NAAR AANLEIDING VAN LAGE ACCUSPANNING EN ELEKTRISCHE TOESTAND Met behulp hiervan wordt een eventuele spanningsval gecompenseerd.REKENEENHEID INSPUITING 17 De rekeneenheid van de inspuiting ontvangt een signaal van het drukcontact van de stuurbekrachtiging. De toerentalverhoging kan gaan tot 900 tr/min. N. Hoe zwakker de accuspanning. 17-10 ..maxi : + 4 % Bij elk afzeten van de motor wordt de stappenmotor voor het stationair toerental opnieuw ingesteld in de onderste aanslag. smoorklepaanslag ontregeld . om het stuursignaal opnieuw te centreren rond de gemiddelde waarde. INTERPRETATIE VAN DE PARAMETERS Bij een te grote luchtaanvoer (valse lucht. vervuiling in de motor enz. en wordt de waarde van het stuursignaal kleiner om het stationaire toerental op de voorgeschreven waarde te houden. 20 seconden na het starten van de motor en in de regelfase van het nominale stationaire toerental. Deze correctie is alleen effectief als de koelvloeistof warmer is dan 80°C.) komt de waarde van dit stuursignaal steeds dichter bij zijn boven. en ontstaat een nieuwe middenwaarde voor het signaal. BELANGRIJK: het is van groot belang dat u de motor. Met de adaptieve correctie van het stuursignaal wordt tegemoet gekomen aan deze langzaam veranderde behoefte aan lucht van de motor. 6 % ≤ X ≤ 22 % Uiterste waarden: . de waarde van de adaptieve correctie neemt af om het stuursignaal opnieuw te centreren.. varieert de waarde van het stuursignaal voor het stationaire toerental vanuit een middenwaarde tussen een hoge en een lage waarde Als gevolg van langzame veranderingen in de motor (inrijden. enige tijd stationair laat draaien voordat de auto weer aan de klant wordt afgeleverd.of ondergrens te liggen. als het geheugen van de rekeneenheid is gewist (losge- nomen accukabel). Bij een te geringe luchtaanvoer is de werking omgekeerd: de waarde van het stuursignaal wordt groter en de adaptieve correctie wordt ook groter.) stijgt het stationair toerental. zodat de adaptieve correctie zich kan instellen.INSPUITSYSTEEM Adaptieve correctie stationair toerental PRINCIPE 17 Bij de normaal gebruikstemperatuur van de motor. STUURSIGNAAL NAAR DE STATIONAIR TOERENTALREGELING EN DE ADAPTIEVE CORRECTIE ERVAN PARAMETER Nominaal stationair Stuursignaal stationair Adaptatief stuursignaal stationair Motor K4M 748 X = 750 tr/min.mini : .4 % . : Controleer bij geringe schommelingen de verwarming van de lambda sonde.INSPUITSYSTEEM Mengselregeling 17 De K4M 748 motor met een "SIRIUS 32" rekeneenheid is uitgerust met twee lambda sondes. Hoe kleiner het verschil tussen min. afhankelijk het vliegwielsignaal en de koelvloeistoftemperatuur (niet bij gas los). 17-11 .600 mV ± 100 bij normale regeling en gestabiliseerd toerental. VERWARMING VAN DE LAMBDA SONDES De verwarming wordt door de rekeneenheid van de inspuiting gestuurd: . N. Deze functies zijn niet actief bij stationair toerental en treden slechts in werking nadat de warme motor enige tijd heeft gedraaid. . . De verwarming van de lambda sondes wordt onderbroken: . een voorste en een achterste.Lager dan 200 mV ± 20 bij gas los. die de rekeneenheid van de voorste lambda sonde ontvangt. SPANNING VOORSTE LAMBDA SONDE Parameter "spanning voorste sonde" op het diagnosestation geeft de (referentie-)spanning in millivolt weer. preciesere controle uit van de mengselregeling (langzame cyclus). . SPANNING ACHTERSTE LAMBDA SONDE Parameter "Spanning achterste sonde" op het diagnosestation:geeft de (referentie-)spanning in millivolt weer. Als de cyclus van de mengselregeling compleet is moet de spanning snel schommelen tussen : . hoe minder correct de informatie van de lambda sonde is (het verschil ligt meestal rond de 500mV). (theoretische snelheid). die de rekeneenheid van de achterste lambda sonde ontvangt .afhankelijk van de belasting. Houd geen rekening met de waarden op het station bij stationair toerental. Deze sonde controleert de katalysator en voert ook eentweede.B.800 mV ± 100 bij een rijk mengsel.vanaf de start voor de voorste sonde. Als de cyclus van de mengselregeling compleet is moet de spanning snel schommelen tussen : . Deze twee sondes verschillen van elkaar en mogen in geen geval worden verwisseld.bij snelheden boven 145 km/h. .na een bepaalde tijd met draaiende motor.100 mV ± 100 bij arm mengsel. en max. In de praktijk ligt de waarde van de parameter "mengselcorrectie"onder normale omstandigheden rond de 128. schommelt de correctiewaarde in het algemeen rond 128. . 17-12 . metde lambda sonde op bedrijfstemperatuur.Waarde hoger dan 128 : het mengsel moet rijker worden . Met een maximum van 255 en een minimum van 0. . wat een maat is voor de samenstelling van het benzine/luchtmengsel. houdt de rekeneenheid onder bepaalde omstandigheden geen rekening met het signaal van de sonde. De startvertraging is afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur : . Wanneer een defect in de sonde wordt geconstateerd terwijl dit defect reeds in het geheugen is geregistreerd schakelt de rekeneenheid de regeling direct uit. . ACTIVEREN VAN DE MENGSELREGELING De mengselregeling wordt actief na de startvertraging: .bij gas los e00n een koelvloe. Als de mengselregeling nog niet is geactiveerd: de parameter "mengselcorrectie" = 128 Regeling tijdelijk uitgeschakeld Tijdens de regelfase.INSPUITSYSTEEM Mengselregeling MENGSELCORRECTIE 17 De waarde die het diagnosestation aangeeft met de parameter "mengselcorrectie" is een weergave van de mengselcorrectie die door de rekeneenheid wordt uitgevoerd aan de hand van de informatie over de menselsamenstelling welke afkomstig is van de voorste λ-sonde. De parameter "mengselcorrectie" = 128.istoftemperatuur van 10°C. deze omstandigheden zijn: vol gas :variabel en hoger dan 128 Bij snel accelereren :variabel en hoger dan 128 Bij afremmen op de motor met gas los (onderbreking inspuiting) :128 een defecte lambda sonde :128 NOODPROGRAMMA BIJ EEN DEFECTE LAMBDA SONDE Als de spanning van de lambda sonde niet goed is (variëert nauwelijks of helemaal niet) in de regelfase.Waarde lager dan 128 : het mengsel moet armer worden. Deze λ-sonde analyseert in feite de hoeveelheid zuurstof in de uitlaatgassen.tussen 20 en 80 secondes bij 60 °C.tussen 18 en 72 secondes bij 20 °C. De storing wordt ook slechts in dat geval in het geheugen geregistreerd. schakelt de rekeneenheid pas over op het noodprogramma (waarde = 128) als de storing gedurende 10 secondes aanwezig is geweest. INSPUITSYSTEEM Adaptieve mengselcorrectie PRINCIPE 17 Tijdens de regelfase (zie paragraaf 17 "Mengselregeling") corrigeert de mengselregeling de inspuitduur zodanig dat de mengselverhouding zo dicht mogelijk bij λ=1 ligt. Als het geheugen van de rekeneenheid ”schoon” is. De correctiewaarde schommelt hierbij rond 128 tussen 0 et 255. De adaptieve correctie van de mengselregeling bestaat uit twee delen: . De adaptieve correctie zorgt ervoor dat de kenvelden van het inspuitsysteem zo verschoven wordt dat de mengselregeling ook op langere termijn 128 als middenwaarde houdt. bij stationair draaien en geringe belasting van de motor: "adaptieve mengselcorrectie stationair". De mengselregeling van de motor moet bij verschillende spruitstukdrukken hebben gedraaid voordat de adaptieve correcties in werking treden om het verlopen van de mengselregeling te compenseren. Als gevolg van langzame veranderingen in de motor komt de waarde van dit stuursignaal steeds dichter bij 0 of 255 te liggen om λ=1 nog mogelijk te maken. 17-13 . Na het wissen van het geheugen van de rekeneenheid (waardoor de waarden van de adaptieve correcties zijn teruggegaan naar 128) moet daarom een speciale proefrit worden gemaakt.bij zware en middelzware belasting van de motor: "adaptieve mengselcorrectie belast". zijn de adaptieve correctiewaarden gemiddeld 128 met als uiterste waarden : PARAMETER Motor K4M 748 64 ≤ X ≤ 160 64 ≤ X ≤ 160 "Adaptieve mengselcorrectie belast" "Adaptieve mengselcorrectie stationair" De adaptieve correcties werken slechts als de motor warm is in de mengselregelfase en binnen een gegeven spruitstukdrukgebied. U moet nu nog 5 tot 10 kilometer soepel en met wisselende snelheden doorrijden. en de "adaptieve mengselcorrectie belast" bij middelzware en zware belasting. De "adaptieve mengselcorrectie stationair" varieert vooral bij stationair draaien en lichte belasting. 17-14 . Ga uit van een betrekkelijk laag toerental waarbij u in de 3 e of 4e versnelling geleidelijk gas geeft zodat de gewenste spruitstukdruk gedurende 10 seconden stabiel is in elk gebied (zie de tabel hieronder). Te doorlopen drukgebieden tijdens de proefrit (parameter "spruitstukdruk") Drukgebied n° 1 (mbar) 260 K4M 748 Gemiddelde 358 Drukgebied n° 2 (mbar) 457 Gemiddelde 496 Drukgebied n° 3 (mbar) 535 Gemiddelde 574 Drukgebied n° 4 (mbar) 613 Gemiddelde 652 Drukgebied n° 5 (mbar) 691 813 Gemiddelde 752 Na deze rit zijn de correcties operationeel. Zij mogen nu niet meer 128 (de beginwaarde) zijn. Neem na de proefrit de waarden op van de adaptieve mengselcorrecties.laat het toerental niet hoger komen dan 4000 tr/min. Zoniet.INSPUITSYSTEEM Adaptieve mengselcorrectie PROEFRIT 17 Omstandigheden: . . maak dan opnieuw een proefrit en let daarbij beter op de voorgeschreven omstandigheden.warme motor: koelvloeistoftemperatuur > 80 °C). maar werken beide over het gehele gebied van spruitstukdrukken. Bij een te grote brandstoftoevoer is het omgekeerde het geval: de "mengselcorrectie" wordt kleiner en de adaptieve correcties verminderen eveneens om de mengselregeling rond de 128 te houden. benzinedruk te laag . neemt de waarde van de "mengselcorrectie" toe om lambda= 1 te houden en worden de waarden van de adaptieve correcties groter om de middenwaarde van de mengselregeling op 128 te houden. OPMERKING: De conclusies die uit de waarde van de "adaptieve mengselcorrectie stationair" kunnen wor- den getrokken zijn bijzonder gevoelig omdat deze correctie alleen betrekking heeft op het stationaire en deellast gebied.). maar richt u meer op de waarde van de "adaptieve mengselcorrectie belast". Aan de hand van de resultaten van deze controles krijgt u een idee over de mogelijke oorzaak van de storing. Trek niet te snel conclusies uit de waarde van de "adaptieve mengselcorrectie stationair". Er kunnen echter pas conclusies aan worden verbonden als deze parameters maximaal of minimaal zijn en als ze afwijken in dezelfde richting...INSPUITSYSTEEM Adaptieve mengselcorrectie INTERPRETATIE VAN DE WAARDEN 17 Bij onvoldoende brandstoftoevoer (inspuitstukken vervuild. BELANGRIJK Controleer de adaptieve mengselcorrecties alleen indien de klant klaagt over het functioneren van de motor en als zij een van hun uiterste waarden hebben bereikt met een grote afwijking van de "mengselregeling" (variërend boven 175 of onder 80) 17-15 . 15427S Maak de stekker los en bouw de lambda sonde uit met een steeksleutel.: Controleer of het hitteschild goed is gemon- teerd tussen de lambda sonde en het uitlaatspruitstuk (anders wordt de stekker vande sonde vernietigd door de terugslaande hitte). N. UITBOUWEN VOORSTE LAMBDA SONDE Maak de accukabels los. 1495. INBOUWEN Dit gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.INSPUITSYSTEEM Lambda sondes 17 ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP Mot.m) Verwijder het kapje van de stekker. Bouw het luchtfilterhuis uit. 4.5 Lambda sonde LET OP: De twee lambda sondes zijn verschillend en kunnen niet onderling worden verwisseld. 1495 Dop voor uitbouwen-inbouwen lambda sonde AANTREKKOPPELS (daN.B. raadpleeg hoofdstuk 12 "Inlaatluchtcircuit"). 14849S Maak de stekker vande lambda sonde los en bouw hem uit met het gereedschap Mot. 17-16 . UITBOUWEN ACHTERSTE LAMBDA SONDE Plaats de auto op een tweekoloms hefbrug. 17-17 .de inspuiting.de koelventilateur-relais: • de koelventilateur wordt met de lage snelheid aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan 99 °C en wordt weer uitgeschakeld zodra de temperatuur onder 96 °C zakt. de koelventilateur en het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel. Met 3 aansluitingen: twee voor de temperatuurinformatie en één voor de meter op het dashboard. .geeft de koelvloeistoftemperatuur door aan de rekeneenheid van het inspuitsysteem De rekeneenheid van het inspuitsysteem gebruikt deze informatie voor het aansturen van : .geeft informatie voor de meter op het instrumentenpaneel. 14853R 244 Koelvloeistoftemperatuurzender (voor inspuitsysteem en meter op dashboard). • de lage snelheid van de koelventilateur kan ook worden ingeschakeld als de airconditioning wordt gebruikt of voor het antidampbelsysteem. • de koelventilateur wordt met de hoge snelheid aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan 102 °C en wordt weer uitgeschakeld zodra de temperatuur onder 99 °C zakt. WAARSCHUWINGSLAMPJE KOELVLOEISTOF Het waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur wordt door de rekeneenheid aangestuurd zodra de koelvloeistof een temperatuur van 118 ° C heeft bereikt. Werking De zender 244 : . .INSPUITSYSTEEM Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling CENTRALE KOELVLOEISTOFREGELING 17 Het systeem is voorzien van een enkel koelvloeistof-thermocontact/zender voor het inspuitsysteem. INSPUITSYSTEEM Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling ORGANEN 17 120 206 233 234 244 247 262 321 419 700 Rekeneenheid inspuitsysteem Drukcontact airconditioning Relais langzaam draaien koelventilateur Relais snel draaien koelventilateur Koelvloeistoftemperatuurzender Waarschuwingslampje op instrumentenpaneel Koelventilateur airco Weerstand koelventilateur Regeleenheid airconditioning Relais langzaam draaien anti-dampbelventilateur Gegevens koelvloeistoftemperatuurzender Temperatuur in °C (± 1°) Koelvloeistoftemperatuurzender Type NTC Weerstand in Ohm 20 40 80 90 3 060 à 4 045 1 315 à 1 600 270 à 300 210 à 270 17-18 . INSPUITSYSTEEM Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling Elektrisch schema 17 PRO15242 17-19 . <> --<--->--->-----------------------<--->--->-- SIGNAAL OPNAME ELEMENT DRUK BLINDERING PINGELDETECTOR SIGNAAL PINGELDETECTOR INFORMATIE VERMOGENSABSORPTIE SIGNAAL OPNAME ELEEMNT VLIEGWIEL DIAGNOSESIGNAAL MASSA PLUS NA CONTACT PLUS VAN ACCU INGAND SIGNAAL OPNAME ELEMENT LUCHTTEMPERATUUR NIET IN GEBRUIK SIGNAAL RIJSNELHEID SIGNAAL OPNAME ELEMENT VLIEGWIEL DIAGNOSESIGNAAL INGAAND SIGNAAL STARTVERGRENDELING STUURSIGNAAL INSPUITSTUK 1 STUURSIGNAAL INSPUITSTUK 3 MASSA ACHTERSTE LAMBDA SONDE MASSE OPNAME ELEMENT LUCHTTEMPERATUUR VOEDING OPNAME ELEMENT DRUK MASSA PINGELDETECTOR MASSA VOORSTE LAMBDA SONDE DRUKCONTACT STUURBEKRACHTIGING STUURSIGNAAL INSPUITSTUK 4 STUURSIGNAAL INSPUITSTUK 2 PRO15097 --<--->-- INGAAND UITGAAND 17-20 .INSPUITSYSTEEM Aansluitingen stekker rekeneenheid inspuiting Aansluitingen stekker rekeneenheid inspuiting 17 1 3 4 8 9 10 11 12 13 15 32 33 34 38 39 41 42 43 44 45 63 65 66 68 70 72 73 74 75 -->------->--->--->--->--->--->---<------->------->--->--->--->--->---<---<---<--->--->------->--->--->-------------- STUURSIGNAAL BOBINE MASSA STUURSIGNAAL ELEKTROKLEP DAMPABSORPTIEVAT STUURSIGNAAL RELAIS KOELVENTILATEUR (LANGZAAM) WAARSCHUWINGSLAMPJE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR STUURSIGNAAL COMPRESSOR AIRCONDIITONING UITGAAND VERBRUIKSSIGNAAL STUURSIGNAAL STAPPENMOTOR STATIONAIR INGAAND SIGNAAL KOELVLOEISTOFTEMPERTAUUR MASSA OPNAME ELEMENT DRUK STUURSIGNAAL BOBINE MASSA STUURSIGNAAL WAARSCHUWINGSLAMPJE STUURSIGNAAL RELAIS KOELVENTILATEUR (SNEL) STUURSIGNAAL RELAIS ACTUATOR STUURSIGNAAL STATIONAIR REGELING STUURSIGNAAL STATIONAIR REGELING SIGNAAL SMOORKLEPWEERSTAND SIGNAAL ACHTERSTE LAMBDA SONDE SIGNAAL VOORSTE LAMBDA SONDE STUURSIGNAAL VERWARMING VOORSTE LAMBDA SONDE STUURSIGNAAL VERWARMING ACHTERSTE LAMBDA SONDE + NA VOEDINGSRELAIS STUURSIGNAAL RELAIS BENZINEPOMP SIGNAAL MOTORTOERENTAL STUURSIGNAAL STATIONAIR REGELING MASSA OPNAME ELEMENT KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR VOEDING SMOORKLEPWEERSTAND MASSA SMOORKLEPWEERSTAND 16 19 20 23 24 26 28 29 30 49 52 53 54 56 58 59 60 76 77 78 79 80 85 89 90 --<-------<---<---<-.<> --------------<-------<---<-. 792 793. 194 195. 238 242 244 272 273 319 371 503 679 791.INSPUITSYSTEEM Elektrisch schema 17 ORGAANNUMMERS 109 120 146 147 193. 196 218 222 224 225 228 236. Navoedingsrelais inspuitsysteem Lambda sonde Opname element koelvloeistoftemperatuur Opname element luchttemperatuur Opname element vliegwiel/toerenbegrenzer Bedieningspaneel airconditioning Dampabsorptievat Dekodereenheid Radio ontstoringscondensator Bobines Reken-/hydraulische eenheid ABS Crashsensor 17-21 . 794 721 927 Verbruiksmeter Rekeneenheid inspuitsysteem Pingeldetektor Opname element druk Inspuitstukken Benzinepomp Smoorklepweerstand Drukcontact stuurbekrachtiging Diagnose aansluiting Stationair toerental regelaar Relais benzinepomp. INSPUITSYSTEEM Elektrisch schema 17 PRO14816 17-22 . WISSEN CORRECTIEWAARDEN JSI051. IDENTIFICATIE VAN DE REKENEENHEID U identificeert de rekeneenheid door het aflezen van (parameter) : BESTELNUMMER REKENEENHEID 77 00 XXX XXX DIAGNOSE VERSIE NUMMER 04 GEHEUGEN WISSEN (contact aan) Na werkzaamheden aan het inspuitsysteem kunt u het geheugen van de rekeneenheid wissen. Er zijn drie wiscommando’s: .Inleiding INSTELLEN VAN DE COMMUNICATIE TUSSEN NXR / REKENEENHEID 17 - Sluit het diagnoseapparaat aan op de diagnose aansluiting van de auto.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Selecteer het autotype Selecteer INSPUITING.WISSEN OBD-STORINGEN .0 17-23 .WISSEN STORINGSGEHEUGEN . de met de storing overeenkomende elektrische verbindingen. brandstofcircuit).de ligging van de draden (gesmolten.Prioriteitvolgorde Begin met het behandelen van de elektrische storingen.0 17-24 . Als de storing niet is bevestigd door het gedeelte Adviezen : Voer de basiscontroles uit...Storing a) Aanwezig niet OBD : Behandel de storing volgens de methode in hoofdstuk "Betekenis van de storingen". . dan de elektrische OBD-storingen en ga verder met de functionele OBD-storingen (lambda sonde. 1 .de stekkers van deze elektrische verbindingen (oxydatie.de weerstand van het verdachte orgaan. Controleer hierbij : . Als de storing is bevestigd door het gedeelte Adviezen : De storing is opnieuw aanwezig. gebarsten of doorgeschuurde draden. In dit geval behandelt u de storing. verbogen pennen. vervuilende ontstekingsuitval. schadelijke ontstekingsuitval. Er mag geen enkele elektrische storing aanwezig of in het geheugen zijn als u functionele OBDstoringen behandelt. b) Aanwezig OBD : Volg de aanwijzingen in het gedeelte "ADVIEZEN" van de betreffende storing.Inleiding DE ETAPPES VAN HET STORING ZOEKEN 17 CONTROLEREN OP STORINGEN Dit is het beginpunt voor iedere reparatie.). Andere prioriteiten staan vermeld in het gedeelte "ADVIEZEN" van de betreffende storing. JSI051. katalysator.. .INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . . . 2 . de weerstand van het verdachte orgaan.. . . Volg de aanwijzingen in het gedeelte "ADVIEZEN" van de betreffende storing.de stekkers van deze elektrische verbindingen (oxydatie.de met de storing overeenkomende elektrische verbindingen. JSI051. . Als de storing niet is bevestigd door het gedeelte Adviezen : Voer de basiscontroles uit. verbogen pennen. . . Als de storing is bevestigd door het gedeelte Adviezen : De storing is opnieuw aanwezig. gebarsten of doorgeschuurde draden. voer dan een conformiteitscontrole uit om het probleem te kunnen lokaliseren.). Controleer hierbij : ..de ligging van de draden (gesmolten...Geen storingen : Als het diagnoseapparaat geen enkele storing meer aangeeft.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . In dit geval behandelt u de storing. 17 3 .Inleiding c) In geheugen OBD of niet OBD : Noteer de aangegeven storingen.).0 17-25 . Behandelen van de klacht De zoekschema’s in dit hoofdstuk helpen u de mogelijke oorzaak van het probleem te vinden. Gebruik deze bladzijden alleen als : . onder de omstandigheden van de controle. . CONTROLE IN ORDE Als het diagnoseapparaat geen enkele storing meer aangeeft terwijl de klacht nog steeds aanwezig is. JSI051. Als een staat niet normaal functioneert of als een parameter buiten de tolerantie is.Inleiding DE CONFORMITEITSCONTROLE 17 Met de conformiteitscontrole controleert u de staten en parameters waarvoor het diagnoseapparaat geen waarschuwing geeft als zij buiten hun toleranties liggen . Hierdoor kunt u: .0 17-26 .de conformiteitscontrole geen afwijkingen heeft opgeleverd.De goede werking van het inspuitsysteem controleren om te voorkomen dat een storing binnen korte tijd na de reparatie terugkomt. . moet u de betreffende diagnosebladzijde volgen. moet u de storing behandelen uitgaande van de klacht.de auto niet goed werkt. In dit hoofdstuk staat een diagnose van de staten en van de parameters.Storingen vinden die niet worden aangegeven maar waar de klant wel hinder van ondervindt. .het diagnoseapparaat geen enkele storing aangeeft.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . de zekeringen van het inspuitsysteem in de motorruimte en in het interieur.0 17-27 . 28 33 3 56 26 29 30 Massa Massa Massa 7 Diagnose aansluiting 15 Diagnose aansluiting Zekering Zekering NA REPARATIE Geen bijzonderheden JSI051. de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid Rekeneenheid Rekeneenheid Rekeneenheid Rekeneenheid Rekeneenheid Rekeneenheid Herstellen. . Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie. 5 van de diagnose aansluiting. 16 en de massa op aansl.de verbinding tussen het diagnoseapparaat en de diagnose aansluiting (goede staat van de kabel).Betekenis van de storingen GEEN COMMUNICATIE MET DE REKENEENHEID GEEN COMMUNICATIE 17 ADVIEZEN Geen bijzonderheden Probeer het diagnoseapparaat op een andere auto. Herstellen indien nodig. Controleer de + 12 V op aansl.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Herstellen indien nodig. Controleer : . Wis het geheugen van de rekeneenheid. . herhaal dan deze procedure. .INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .Zet het contact aan en begin de dialoog met de rekeneenheid.Zet het contact uit en tot het einde van de dialogue met de rekeneenheid. Vervang de rekeneenheid.Zet het contact aan en begin de dialoog met de rekeneenheid.dEF Rekeneenheid niet conform of defect. . Als na de vijfde poging om het geheugen te wissen. Ga als volgt te werk : . NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen JSI051. vervangt u de rekeneenheid.dEF 3. 2.dEF = Storing rekeneenheid 2.dEF = Storing geheugengebied veiligstellingen 3.Betekenis van de storingen REKENEENHEID STORING AANWEZIG 1. Als de storing rekeneenheid nog steeds aanwezig is.dEF Vervang de rekeneenheid niet direct. de storing rekeneenheid nog steeds aanwezig is.0 17-28 .dEF = Storing geheugengebied startvergrendeling 17 ADVIEZEN Geen bijzonderheden 1. Herstel de lijn tot het relais. Controleer de staat van de accu en van de massa’s van de auto. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : De storing is aanwezig. Vervang het defecte orgaan. 5 van het navoedingsrelais. Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het navoedingsrelais. Controleer met contact aan de 12V op aansl. NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen. Controleer met contact aan de 12V op aansl. Herstellen indien nodig.dEF = Storing +12V na contact ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : Zet het contact af en wacht tot het einde van de dialoog. JSI051.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . 5 van de relaishouder. Vervang de stekker indien nodig.dEF 2. Maak een voor een los: inspuitstukken.Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 VOEDING 1. 5 Navoedingsrelais 1. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.0 17-29 .dEF Deze storing is niet actief want de dialoog is erdoor verbroken.dEF = Storing +12V na navoedingsrelais 2. 3 van het navoedingsrelais. Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn : Rekeneenheid 66 Herstellen indien nodig. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. en bepaal met deze 12 volt welk orgaan defect is. Vervang het relais als u geen 12 V meet. Zet het contact aan en begin de dialoog met de rekeneenheid. Maak de klem los in aansl. elektroklep dampafzuiging enz. Vervang de rekeneenheid. JSI051.Betekenis van de storingen STUURCIRCUIT NAVOEDINGSRELAIS STORING AANWEZIG 17 CC0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa van de lijn 39 van de rekeneenheid CC1 = Kortsluiting aan 12V van de lijn 39 van de rekeneenheid ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : Zet het contact aan en wacht tot het einde van de dialoog.0 17-30 . Vervang de stekker indien nodig. Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn : Rekeneenheid 39 Herstellen indien nodig. Herstel de lijn tot de zekering. Het probleem is nog steeds niet opgelost.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het navoedingsrelais. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : De storing is aanwezig. Controleer de spoel van het navoedingsrelais. 2 Benzinepomprelais NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. Controleer de 12V op aansl. N. Zet het contact aan en begin de dialoog met de rekeneenheid. Controleer de staat van de accu en van de massa’s van de auto.B. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. : Deze storing heeft voorrang en moet voor de andere worden behandeld. 1 van het navoedingsrelais. Herstellen indien nodig. Vervang het navoedingsrelais indien nodig. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd.B. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. 1 van het benzinepomprelais. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. : Deze storing heeft voorrang en moet voor de andere worden behandeld. JSI051. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. Vervang de rekeneenheid. Vervang de stekker indien nodig. Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO0 en CC1". laat de motor draaien. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het benzinepomprelais.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .Betekenis van de storingen STUURCIRCUIT RELAIS BENZINEPOMP STORING AANWEZIG CO0 CC1 OBD = = = Onderbreking of kortsluiting aan massa van de lijn 68 van de rekeneenheid Kortsluiting aan 12V van de lijn 68 van de rekeneenheid Storing OBD : Relais benzinepomp 17 ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : 1/ Zet het contact af en wacht tot het einde van de dialoog. NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden. met contact aan de +12V op aansl. 2/ Indien OBD. Controleer de spoel van het benzinepomprelais. N. Vervang het benzinepomprelais indien nodig. 2 Benzinepomprelais CO0 CC1 OBD De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO0 of CC1) maar is enkele keren gedetecteerd. Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid). Controleer. Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn : Rekeneenheid 68 Herstellen indien nodig. Zet het contact aan en begin de dialoog met de rekeneenheid. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : De storing is aanwezig. Herstellen indien nodig. let er dan niet op. Het probleem is nog steeds niet opgelost.0 17-31 . let er dan niet op. Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid). indien nodig. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. Het probleem is nog steeds niet opgelost. CC0. de lijn naar navoedingsrelais.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . 2 Inspuitstuk 1 OBD ADVIEZEN Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst CO of CC0 of CC1 was. Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO en CC0 en CC1". Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.Betekenis van de storingen CIRCUIT INSPUITSTUK CILINDER 1 CC1 CC0 CO OBD = = = = 17 STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN Kortsluiting aan 12V van lijn 59 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk) Kortsluiting aan massa van lijn 59 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk) Onderbreking van lijn 59 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk) Storing OBD : Inspuitstuk cilinder 1 ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : Laat de motor draaien. 2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO of CC0 of CC1. raadpleeg dan "CO. CC1 CC0 CO ADVIEZEN Indien de storing in het geheugen geregistreerd is maar eerst CO of CC0 of CC1 was behandel dan deze paragraaf. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. 1 van inspuitstuk 1. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden. JSI051. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie en de geleiding van de lijn : Rekeneenheid 59 Herstellen indien nodig. Herstel.0 17-32 . Bij aanzetten van het contact: controleer de 12V op aansl. Vervang de rekeneenheid. 3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO of CC0 of CC1. Controleer de weerstand van inspuitstuk 1. Vervang het inspuitstuk indien nodig. CC1" De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO of CO0 of CC1) maar is enkele keren gedetecteerd. 3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO of CC0 of CC1. de lijn naar navoedingsrelais.0 17-33 .INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . CC1 CC0 CO ADVIEZEN Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar eerst CO of CC0 of CC1 was behandel dan deze paragraaf. 2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO of CC0 of CC1. 2 Inspuitstuk 2 OBD ADVIEZEN Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst CO of CC0 of CC1 was.Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 CIRCUIT INSPUITSTUK CILINDER 2 CC1 CC0 CO OBD = = = = Kortsluiting au 12V van de lijn 90 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk) Kortsluiting aan massa van de lijn 90 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk) Onderbreking van de lijn 90 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk) Storing OBD : Inspuitstuk cilinder 2 ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : Laat de motor draaien. Vervang de rekeneenheid. indien nodig. Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid). Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. 1 van inspuitstuk 2. CC1" De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO of CO0 of CC1) maar is enkele keren gedetecteerd. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie en de geleiding van de lijn : Rekeneenheid 90 Herstellen indien nodig. Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO en CC0 en CC1". Vervang het inspuitstuk indien nodig. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. let er dan niet op. Bij aanzetten van het contact: controleer de 12V op aansl. JSI051. NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden. Het probleem is nog steeds niet opgelost. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. Herstel. raadpleeg dan "CO. CC0. Controleer de weerstand van inspuitstuk 2. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. Vervang het inspuitstuk indien nodig. indien nodig. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. CC0.0 17-34 . de lijn naar navoedingsrelais. 3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO of CC0 of CC1. Controleer de weerstand van inspuitstuk 3. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. 2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO of CC0 of CC1. CC1" De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO of CO0 of CC1) maar is enkele keren gedetecteerd. Bij aanzetten van het contact: controleer de 12V op aansl. let er dan niet op. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. 2 Inspuitstuk 3 OBD ADVIEZEN Indien de storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO of CC0 of CC1. raadpleeg dan "CO. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. CC1 CC0 CO ADVIEZEN Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar was eerst CO of CC0 of CC1 behandel dan deze paragraaf.Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 CIRCUIT INSPUITSTUK CILINDER 3 CC1 CC0 CO OBD = = = = Kortsluiting aan 12V van lijn 60 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk) Kortsluiting aan massa van lijn 60 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk) Onderbreking van lijn 60 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk) Storing OBD : Inspuitstuk cilinder 3 ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : Laat de motor draaien. JSI051. Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO en CC0 en CC1". Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid). Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie en de geleiding van de lijn : Rekeneenheid 60 Herstellen indien nodig. Herstel. NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden. 1 van inspuitstuk 3. Vervang het inspuitstuk indien nodig. raadpleeg dan "CO. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. 2 Inspuitstuk 4 OBD ADVIEZEN Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst CO of CC0 of CC1 was . CC1" De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO of CO0 of CC1) maar is enkele keren gedetecteerd. Vervang de rekeneenheid. CC0. Het probleem is nog steeds niet opgelost. JSI051. 1 van inspuitstuk 4.Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 CIRCUIT INSPUITSTUK CILINDER 4 CC1 CC0 CO OBD = = = = Kortsluiting aan 12V van lijn 89 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk) Kortsluiting aan massa van lijn 89 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk) Onderbreking van lijn 89 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk) Storing OBD : Inspuitstuk cilinder 4 ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : Laat de motor draaien. 3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO of CC0 of CC1. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie en de geleiding van de lijn : Rekeneenheid 89 Herstellen indien nodig.0 17-35 .INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid). CC1 CC0 CO ADVIEZEN Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar eerst CO of CC0 of CC1 was behandel dan deze paragraaf. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. 2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO of CC0 of CC1. Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO en CC0 en CC1". Herstel. indien nodig. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. let er dan niet op. NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. de lijn naar navoedingsrelais. Controleer de weerstand van inspuitstuk 4. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. Bij aanzetten van het contact: controleer de 12V op aansl. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. 68 van de rekeneenheid naar aansl.De spoel van het benzinepomprelais. 3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO0 of CC1. let er dan niet op.Met contact aan. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen.1. Controleer de weerstand van de bobine cil 1 dan 4. 2 benzinepomprelais. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie en de geleiding van de lijn : Rekeneenheid 32 Herstellen indien nodig. 1 van het benzinepomprelais.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Controleer : . . Vervang de rekeneenheid. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. 2 Bobine cil 4 NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden. Herstellen indien nodig. aansl. JSI051. 2 en bobine 4. 2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO0 of CC1. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. de +12V op aansl. Controleer de verbinding tussen bobine 1. aansl. Het probleem is nog steeds niet opgelost. CC1 CO0 ADVIEZEN Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar eerst CO0 of CC1 was behandel dan deze paragraaf. . Vervang bobine indien nodig. . Controleer de ligging van de ontstoringscondensator (bedrading). 1 van de bobine 1.0 17-36 .De aansluiting en de staat van de stekker van het benzinepomprelais. Herstellen indien nodig.Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 CIRCUIT BOBINE 1-4 CC1 CO0 OBD = = = Kortsluiting aan 12V van lijn 1 van de rekeneenheid Onderbreking of kortsluiting aan massa van lijn 1 van de rekeneenheid Storing OBD : Bobine 1-4 ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : Laat de motor draaien (of op startsnelheid gedurende 10 secondes).De lijn op aansl. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. herstel indien nodig. Controleer de + na benzinepomprelais op aansl. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. CC1" De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO0 of CC1) maar is enkele keren gedetecteerd. JSI051. let er dan niet op. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid). Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. raadpleeg dan "CO0.0 17-37 . NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO0 en CC1". Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.Betekenis van de storingen 17 VERVOLG OBD ADVIEZEN Indien de storing aanwezig met is OBD maar eerst CO0 of CC1 was. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. 2 benzinepomprelais.0 17-38 . Herstellen indien nodig. 2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO0 of CC1. 2 en bobine 3.1. aansl. 1 Herstellen indien nodig. Controleer : . 3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO0 of CC1. JSI051. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. Controleer weerstand van bobine cil 2. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie en de geleiding van de lijn : Rekeneenheid Herstellen indien nodig.De aansluiting en de staat van de stekker van het benzinepomprelais. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. 2 en bobine 3. Controleer de + na benzinepomprelais op bobine 2.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .De lijn op aansl.De spoel van het benzinepomprelais. . 1 2 Bobine 3 NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden.Met contact aan. 1 van het benzinepomprelais. Vervang bobine indien nodig. herstel indien nodig. Vervang de rekeneenheid. Het probleem is nog steeds niet opgelost. CC1 CO0 ADVIEZEN Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar eerst CO0 of CC1 was behandel dan deze paragraaf. . Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. aansl. Controleer de ligging van de ontstoringscondensator.Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 CIRCUIT BOBINE 2-3 CC1 CO0 OBD = = = Kortsluiting aan 12V van lijn 32 van de rekeneenheid Onderbreking of kortsluiting aan massa van lijn 32 van de rekeneenheid Storing OBD : Bobine2-3 ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : Laat de motor draaien (of op startsnelheid gedurende 10 secondes). Controleer de verbinding tussen bobine 2. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. aansl. dan cil 3. let er dan niet op. aansl. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. 68 van de rekeneenheid naar aansl. de +12V op aansl. . raadpleeg dan "CO0. Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO0 en CC1". let er dan niet op.0 17-39 . Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).Betekenis van de storingen 17 VERVOLG OBD ADVIEZEN Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst CO0 of CC1 was . JSI051. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. CC1" De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO0 of CC1) maar is enkele keren gedetecteerd. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : 1/ Zet het contact af en wacht tot het einde van de dialoog met de rekeneenheid.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. behandel dan deze paragraaf. el. controleer dan de staat van het vliegwiel. Begin de dialoog met de rekeneenheid en wis de storingen in geheugens. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie. JSI051.Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 INFORMATIE VLIEGWIELSIGNAAL 1 dEF 2 dEF 1 OBD 2 OBD = = = = Storing tandschijf Geen vliegwielsignaal Storing OBD : Tandschijf Storing OBD : Geen vliegwielsignaal ADVIEZEN Het opname element moet in orde zijn voor deze diagnose. Opname element vliegwiel Opname element vliegwiel NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden. 2/ Laat de startmotor 10 secondes draaien of laat de motor stationair draaien. Vervang de stekker indien nodig. 2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst 1 dEF of 2 dEF. Als de storing aanhoudt. let er dan niet op. 3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst 1 dEF of 2 dEF.0 17-40 . Vervang het opname element vliegwiel indien nodig. Vervang de rekeneenheid. vliegwiel. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Controleer de weerstand van het opname element vliegwiel. de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid 54 Rekeneenheid 24 Herstellen indien nodig. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. Het probleem is nog steeds niet opgelost. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. Indien 1 dEF. 1 dEF 2 dEF ADVIEZEN Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar eerst 1 dEF of 2 dEF was. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. vervang dan het opname element. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het opn. JSI051. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . let er dan niet op. raadpleeg dan "1 dEF.Betekenis van de storingen 17 VERVOLG 1 OBD 2 OBD ADVIEZEN Indien de storing aanwezig is met 1 OBD of 2 OBD maar eerst 1 dEF of 2 dEF was.0 17-41 . 2 dEF". worden. Wis de storingen uit het geheugen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. 2 dEF" De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er 1 dEF of 2 dEF) maar is enkele keren gedetecteerd. NA REPARATIE Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD. Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid). Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "1 dEF. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. 58 van de rekeneenheid. NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen. Herstellen indien nodig.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie en de geleiding van de codelijn op aansl.Betekenis van de storingen STARTVERGRENDELING STORING AANWEZIG Elektrisch probleem in de codelijn . JSI051. raadpleeg dan het storing zoeken van de startvergrendeling. 58 van de rekeneenheid.0 17-42 . Als de storing aanhoudt. 17 ADVIEZEN Geen bijzonderheden Controleer de aansluiting en de staat van de stekkers van de codelijn op aansl. Vervang de defecte stekker indien nodig. JSI051. NA REPARATIE Geen bijzonderheden.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .Betekenis van de storingen CODE STARTVERGRENDELING NIET INGELEZEN STORING AANWEZIG 17 ADVIEZEN Geen bijzonderheden Deze storing geeft aan dat de rekeneenheid geen code heeft ingelezen of dat de code is gewist uit de rekeneenheid. Raadpleeg indien nodig de procedure die is beschreven voor de startvergrendeling.0 17-43 . INSPUITSYSTEEM Storing zoeken - Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 CIRCUIT OPNAME ELEMENT DRUK dEF OBD = = Storing spruitstukdruk Storing OBD : spruitstukdruk ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : 1/ Zet het contact af en wacht tot het einde van de dialoog met de rekeneenheid. Begin de dialoog met de rekeneenheid. 2/ Laat de motor minstens 10 secondes sneller draaien dan 608 tr/min. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. 2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF. 3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF. dEF ADVIEZEN Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar eerst dEF was, behandel dan deze paragraaf. Indien de storing alleen aanwezig is bij draaiende motor, controleer dan de samenhang van de parameter smoorklepweerstand en gas los, vol gas. Druk het gaspedaal langzaam in van gas los naar vol gas en controleer of de smoorklepweerstand gelijkmatig toeneemt. Indien dit niet zo is, dan is de information niet goed. Behandel het storing zoeken van deze parameter. Controleer de staat van de stekker van het opname element druk. Vervang de stekker indien nodig. Controleer of het opname element druk pneumatisch goed is aangesloten. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid 16 Rekeneenheid 15 Rekeneenheid 78 Herstellen indien nodig. Als de storing aanhoudt: vervang het opname element druk. Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. B A C Opname element druk Opname element druk Opname element druk NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. JSI051.0 17-44 INSPUITSYSTEEM Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17 VERVOLG O.B.D. ADVIEZEN Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEF was, raadpleeg dan "dEF" De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren gedetecteerd. Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid). Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF". NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. JSI051.0 17-45 INSPUITSYSTEEM Storing zoeken - Betekenis van de storingen CIRCUIT STATIONAIR REGELING STORING AANWEZIG dEF OBD = = Storing stationair regeling Storing OBD : Stationair regeling 17 ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : Zet het contact aan. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : De storing is aanwezig. dEF Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de stappenmotor stationair regeling. Vervang de stekker indien nodig. Controleer de weerstand van de stappenmotor stationair regeling. Vervang het onderdeel indien nodig. Controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid Rekeneenheid Rekeneenheid Rekeneenheid Herstellen indien nodig. Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. 12 41 42 72 Stappenmotor stationair regeling Stappenmotor stationair regeling Stappenmotor stationair regeling Stappenmotor stationair regeling OBD De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren gedetecteerd. Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid). Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF". NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. JSI051.0 17-46 INSPUITSYSTEEM Storing zoeken - Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 CIRCUIT SMOORKLEPWEERSTAND dEF OBD = = Storing smoorklepstand Storing OBD : Smoorklepstand ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : 1/ Contact aan gedurende 10 secondes met gas los. 2/ Geef geleidelijk gas van gas los naar vol gas. 3/ Houd gedurende 10 secondes het gaspedaal in de stand vol gas. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. 2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF. 3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF. dEF ADVIEZEN Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar eerst dEF was, behandel dan deze paragraaf. Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de smoorklepweerstand. Vervang de stekker indien nodig. Controleer de weerstand van de smoorklepweerstand (de weerstand is nul of oneindig bij een open storing). Controleer of de weerstand van de smoorklepweerstand gelijkmatig oploopt van gas los naar vol gas. Controleer of de smoorklep de smoorklepweerstand goed meeneemt. Herstellen of vervang de smoorklepweerstand indien nodig. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid 75 Rekeneenheid 74 Rekeneenheid 43 Herstellen indien nodig. Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. Smoorklepweerstand Smoorklepweerstand Smoorklepweerstand NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. JSI051.0 17-47 Betekenis van de storingen 17 VERVOLG O.D. JSI051. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid). NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden. Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".B. raadpleeg dan "dEF" De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren gedetecteerd. let er dan niet op. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen.0 17-48 . Behandel eventueel aanwezige andere storingen. ADVIEZEN Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEF was.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Vervang het opname element indien nodig. 2/ Indien de storing slechts in het geheugen geheugen is. element bij verschillende temperaturen. JSI051. Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het opname element koelvloeistoftemperatuur. Het probleem is nog steeds niet opgelost. Controleer de weerstand van het opn. let er dan niet op. Controleer of de weerstand van het opname element koelvloeistoftemperatuur niet nul of oneindig is (open storing van het opname element). behandel dan deze paragraaf. Vervang de rekeneenheid. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. element koelvloeistoftemperatuur NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden. dEF ADVIEZEN Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar eerst dEF was. laat dan de motor draaien tot de koelventilateur inschakelt. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. element koelvloeistoftemperatuur Opn. Opn. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.0 17-49 . Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. Vervang het opname element koelvloeistoftemperatuur indien nodig.Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 CIRCUIT OPNAME ELEMENT KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR dEF OBD = = Storing koelvloeistoftemperatuur Storing OBD : Koelvloeistoftemperatuur ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : 1/ Zet het contact aan. 3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . 2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF. Vervang de stekker indien nodig. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie. de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid 73 Rekeneenheid 13 Herstellen indien nodig. raadpleeg dan "dEF" De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren gedetecteerd. Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".Betekenis van de storingen 17 VERVOLG OBD ADVIEZEN Indien de storing is aanwezig met OBD maar eerst dEF was.0 17-50 . NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. let er dan niet op. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. JSI051.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid). Behandel eventueel aanwezige andere storingen. 2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF. Vervang de rekeneenheid. de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid 77 Rekeneenheid 49 Herstellen indien nodig. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen.Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN dEF OBD = = Storing luchttemperatuur Storing OBD : Luchttemperatuur 17 CIRCUIT OPNAME ELEMENT LUCHTTEMPERATUUR ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : 1/ Zet het contact aan. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. behandel dan deze paragraaf. Het probleem is nog steeds niet opgelost. 2/ Indien de storing slechts in het geheugen is geregistreerd. JSI051. Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het opn. el luchttemperatuur. Controleer de weerstand van het opn. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. Vervang het opname element luchttemperatuur indien nodig. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd.0 17-51 . let er dan niet op.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Controleer of de weerstand van het opname element luchttemperatuur niet nul of oneindig is (storing franche van het opname element). 3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF. dEF ADVIEZEN Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar eerst dEF was. element bij verschillende temperaturen. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. Vervang de stekker indien nodig. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie. laat dan de motor draaien tot de koelventilateur inschakelt. Opname element luchttemperatuur Opname element luchttemperatuur NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden. Vervang het opname element indien nodig. Betekenis van de storingen 17 VERVOLG O.0 17-52 . let er dan niet op. Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF". NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.B. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.D. raadpleeg dan "dEF" De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren gedetecteerd. Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid). Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. ADVIEZEN Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEF was. JSI051.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . 4 elektroklep dampafzuiging NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. let er dan niet op. Controleer de weerstand van de elektroklep dampafzuiging. Controleer. Vervang de rekeneenheid.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . JSI051. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. Herstellen indien nodig. de présence de 12V op de elektroklep dampafzuiging.Betekenis van de storingen CIRCUIT ELEKTROKLEP DAMPAFZUIGING STORING AANWEZIG CC1 CC0 CO OBD = = = = Kortsluiting aan 12V van lijn 4 van de rekeneenheid Kortsluiting aan massa van lijn 4 van de rekeneenheid Onderbreking van lijn 4 van de rekeneenheid Storing OBD : Dampafzuiging 17 ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : Zet het contact aan. CO CC0 CC1 ADVIEZEN Geen bijzonderheden Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de elektroklep dampafzuiging. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. 2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF. Het probleem is nog steeds niet opgelost. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Vervang de vanne indien nodig. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie en de geleiding van de lijn : Rekeneenheid Herstellen indien nodig. Vervang de elektroklep dampafzuiging. Vervang de stekker indien nodig.0 17-53 . met contact aan. CC1) maar is enkele keren gedetecteerd.0 17-54 . let er dan niet op. NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden. CC1". JSI051. CC0. CC0.Betekenis van de storingen 17 VERVOLG Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst CO of CC0 of CC1 was. CC1" OBD ADVIEZEN De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO. Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. raadpleeg dan "CO. CC0. Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Indien de auto veel in stadsverkeer rijdt. JSI051. A van de lambda sonde. Vervang de stekker indien nodig. de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid 45 Rekeneenheid 80 Herstellen indien nodig.Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 CIRCUIT VOORSTE LAMBDA SONDE dEF OBD = = Storing signaal lambda sonde Storing OBD : Signaal lambda sonde ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : 1/ Zet het contact aan. 3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF. Controleer.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Controleer of er geen aanzuiging van valse lucht is. let er dan niet op. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. maak dan een lange snelle rit om het systeem schoon te "branden". Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Het probleem is nog steeds niet opgelost. 2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF. Herstellen indien nodig. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.0 17-55 . Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie. Vervang de rekeneenheid. met contact aan de +12V (na navoedingsrelais) op aansl. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. 2/ Laat de motor zolang draaien dat de mengselregeling minstens 5 minuten actief is . behandel dan deze paragraaf. Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lambda sonde. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. Als de storing aanhoudt: vervang de lambda sonde. Lambda sonde Lambda sonde NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden. dEF ADVIEZEN Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar eerst dEF was. Betekenis van de storingen 17 VERVOLG O. ADVIEZEN Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEF was. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. JSI051. NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden.B. raadpleeg dan "dEF" De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren gedetecteerd.0 17-56 . let er dan niet op. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.D. Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid). Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. Herstel de lijn naar het navoedingsrelais. Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar was eerst CC1.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . JSI051. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid 63 Herstellen indien nodig. Controleer de weerstand van de verwarming van de lambda sonde. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. CC1 CC0 CO dEF ADVIEZEN Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lambda sonde. Het probleem is nog steeds niet opgelost. A van de lambda sonde. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie. Vervang de rekeneenheid. Vervang de stekker indien nodig. Wis de storingen uit het geheugen. CO of dEF behandel dan deze paragraaf. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert. Vervang de lambda sonde indien nodig. let er dan niet op. CC0. 3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO of CC0 of CC1 of dEF.0 17-57 . Controleer de 12 Volt op aansl. 2/ De storing is aanwezig met 1 OBD of 2 OBD maar was eerst CO of CC0 of CC1 of dEF.worden. Lambda sonde NA REPARATIE Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD.Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN CC1 CC0 CO dEF 1 OBD 2 OBD = = = = = = 17 CIRCUIT VERWARMING VOORSTE LAMBDA SONDE Kortsluiting aan 12V lijn 63 van de rekeneenheid (sondeverwarming) Kortsluiting aan massa lijn 63 van de rekeneenheid (sondeverwarming) Onderbreking lijn 63 van de rekeneenheid (sondeverwarming) Storing voeding sondeverwarming Storing OBD : sondeverwarming Storing OBD : voeding sondeverwarming ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : Laat de motor draaien. B.worden. CC0. CO. dEF" 1 O. Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .D. Wis de storingen uit het geheugen. 2 O. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. CC0. dEF". ADVIEZEN De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CC1. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. JSI051. CO. CC0. Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CC1. NA REPARATIE Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD.0 17-58 .D. CC0. CO of dEF) maar is enkele keren gedetecteerd.Betekenis van de storingen 17 VERVOLG Indien de storing aanwezig is met 1 OBD of 2 OBD maar eerst CC1. CO of dEF was. raadpleeg dan "CC1.B. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert. let er dan niet op. Vervang de stekker indien nodig. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. Controleer of er geen aanzuiging van valse lucht is. Het probleem is nog steeds niet opgelost. Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lambda sonde. JSI051. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. Als de storing aanhoudt: vervang de lambda sonde. met contact aan de +12V (na navoedingsrelais) op aansl. 3/ Vervolg de proefrit met gas los afdalend van een helling. Herstellen indien nodig. Controleer. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. let er dan niet op.Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 CIRCUIT ACHTERSTE LAMBDA SONDE dEF OBD = = Storing signaal lambda sonde Storing OBD : Signaal lambda sonde ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : 1/ Zet het contact aan. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Vervang de rekeneenheid. maak dan een lange snelle rit om het systeem schoon te "branden". Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie. Bij deze proefrit mag er geen gas los zijn. 2/ Maak een proefrit nadat de koelventilateur minstens 2 minuten heeft gedraaid. de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid 44 Rekeneenheid 76 Herstellen indien nodig. 2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF. behandel dan deze paragraaf. A van de lambda sonde.0 17-59 . Lambda sonde Lambda sonde NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden. 3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . dEF ADVIEZEN Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar eerst dEF was. Indien de auto veel in stadsverkeer rijdt. B. JSI051.Betekenis van de storingen 17 VERVOLG O. Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".D. Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid). raadpleeg dan "dEF" De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren gedetecteerd. NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . ADVIEZEN Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEF was. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.0 17-60 . let er dan niet op. A van de lambda sonde. Vervang de lambda sonde indien nodig. JSI051. let er dan niet op. CC1 of dEF.) Kortsluiting aan massa van lijn 65 van de rekeneenheid (sondeverwarm. Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lambda sonde. Het probleem is nog steeds niet opgelost. Wis de storingen uit het geheugen. Controleer de weerstand van de verwarming van de lambda sonde. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. Lambda sonde NA REPARATIE Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD. Controleer de 12 Volt op aansl. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig.Betekenis van de storingen CC1 CC0 CO dEF 1 OBD 2 OBD = = = = = = 17 CIRCUIT VERWARMING ACHTERSTE LAMBDA SONDE STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN Kortsluiting aan 12V van lijn 65 van de rekeneenheid (sondeverwarm. CC0. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Herstel de lijn naar het navoedingsrelais.0 17-61 . CC1 CC0 CO dEF ADVIEZEN Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar eerst CC1. laat de motor draaien en geef als de koelventilateur draait een minuut lang een beetje gas. Vervang de stekker indien nodig.) Onderbreking van lijn 65 van de rekeneenheid (sondeverwarm. CC0.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . CC0.) Storing voeding sondeverwarming Storing OBD : sondeverwarming Storing OBD : Voeding sondeverwarming ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : Zet het contact aan. 3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert. 2/ De storing is aanwezig met 1 OBD of 2 OBD maar was eerst CO.worden. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie en de geleiding van de lijn : Rekeneenheid 65 Herstellen indien nodig. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. CO of dEF was. CC1 of dEF. behandel dan deze paragraaf. Vervang de rekeneenheid. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. Betekenis van de storingen 17 VERVOLG Indien de storing aanwezig is met 1 OBD of 2 OBD maar eerst CC1. Wis de storingen uit het geheugen. dEF". Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. dEF" 1 O. JSI051. CC0. let er dan niet op. ADVIEZEN De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CC1. CO of dEF) maar is enkele keren gedetecteerd. Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid). NA REPARATIE Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD. 2 O.D. Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CC1. CC0.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . raadpleeg dan "CC1.B. CC0. CO of dEF was.B. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert. CO. CC0. CO.0 17-62 .worden.D. INSPUITSYSTEEM Storing zoeken - Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 CIRCUIT PINGELDETECTOR dEF OBD = = Storing pingelsignaal Storing OBD : Pingelsignaal ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : Maak een proefrit met warme motor en hoog toerental. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. 2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF. 3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF. dEF ADVIEZEN Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar eerst dEF was, behandel dan deze paragraaf. Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de pingeldetector. Vervang de stekker indien nodig. Controleer het goed vastzitten van de pingeldetector op het motorblok. Herstellen indien nodig. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid 20 Rekeneenheid 79 Rekeneenheid 19 Herstellen indien nodig. Is de storing nog steeds aanwezig, vervang dan de pingeldetector. Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid. LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert. pingeldetector pingeldetector afscherming pingeldetector OBD ADVIEZEN Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEF was, raadpleeg dan "dEF" De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren gedetecteerd. Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid). Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF". Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. JSI051.0 NA REPARATIE 17-63 INSPUITSYSTEEM Storing zoeken - Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 INFORMATIE RIJSNELHEID dEF OBD = = Storing rijsnelheid Storing OBD : rijsnelheid ADVIEZEN Er mag beslist geen storing in de ABS zijn bij het uitvoeren van deze diagnose. Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : 1/ Maak een proefrit en kijk naar de snelheid. 2/ Rijd omhoog met een constante snelheid. 3/ Rijd omlaag met gas los. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. 2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF. 3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF. dEF ADVIEZEN Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar eerst dEF was, behandel dan deze paragraaf. Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lijn van het snelheidssignaal. Vervang de stekker indien nodig. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn 53 van de rekeneenheid. Herstellen indien nodig. Als de storing aanhoudt: raadpleeg het storing zoeken van de ABS. OBD Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEF was, raadpleeg dan "dEF" ADVIEZEN De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren gedetecteerd. Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid). Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF". NA REPARATIE Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de conformiteitscontrole uitvoert Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. JSI051.0 17-64 INSPUITSYSTEEM Storing zoeken - Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 VERBINDING INSPUITSYSTEEM ----> AIRCONDITIONING Geen of verkeerde informatie vermogensopname lijn 23 van de rekeneenheid ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : 1/ Laat de motor draaien en schakel de airco in. 2/ Controleer of de accuspanning hoger is dan 11V. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. 2/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was aanwezig tijdens de test. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn 23 van de rekeneenheid. Herstellen indien nodig. Indien de storing aanhoudt: raadpleeg het storing zoeken van de climatisation. NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. JSI051.0 17-65 INSPUITSYSTEEM Storing zoeken - Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 AIRCONDITIONING CC1 = Kortsluiting aan 12V CC0 = Kortsluiting aan massa CO = Onderbreking ADVIEZEN Geen bijzonderheden Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto. NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. JSI051.0 17-66 INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .0 17-67 .Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 AIRCONDITIONING CC1 = Kortsluiting aan 12V CC0 = Kortsluiting aan massa CO = Onderbreking ADVIEZEN Geen bijzonderheden Let hier niet op. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. JSI051. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. dit is niet van toepassing op deze auto. NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen. Controleer de staat van het waarschuwingslampje (als dit niet oplicht). Behandel eventueel aanwezige andere storingen. Herstellen. NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen. Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose : 1/ De storing is aanwezig. Vervang de stekker indien nodig. Sluit het verlengblok aan en controleer de isolatie en de geleiding van de lijn op aansl.0 17-68 .INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Herstellen de lijn naar de zekering.Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 CIRCUIT WAARSCHUWINGS LAMPJE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR CC0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa lijn 9 van de rekeneenheid CC1 = Kortsluiting aan 12V lijn 9 van de rekeneenheid ADVIEZEN Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid : Laat de motor draaien met meer dan 1500 tr/min gedurende 10 secondes. Vervang het lampje indien nodig. JSI051. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. Controleer of de 12V op het waarschuwingslampje aankomt. 2/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was aanwezig tijdens test Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lijn naar het waarschuwingslampje. 9 van de rekeneenheid. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 CIRCUIT WAARSCHUWINGSLAMPJE OBD (LUCHTVERONTREINIGING) CC0 CC1 OBD = = = Onderbreking of kortsluiting aan massa lijn 34 van de rekeneenheid Kortsluiting aan 12V lijn 34 van de rekeneenheid Storing OBD : Lampje OBD (alleen met een storing in geheugen) ADVIEZEN Geen bijzonderheden Let hier niet op.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Wis de storingen uit het geheugen.0 17-69 . dit is niet van toepassing op deze auto. NA REPARATIE Wis deze storing voordat u de conformiteitscontrole uitvoert. JSI051. JSI051. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 CIRCUIT KOELVENTILATEUR (LANGZAAM) CC1 = Kortsluiting aan 12V CC0 = Kortsluiting aan massa CO = Onderbreking ADVIEZEN Geen bijzonderheden Let hier niet op. NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen.0 17-70 . Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. dit is niet van toepassing op deze auto. 0 17-71 . Behandel eventueel aanwezige andere storingen. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.Betekenis van de storingen CIRCUIT KOELVENTILATEUR (SNEL) CC1 = Kortsluiting aan 12V CC0 = Kortsluiting aan massa CO = Onderbreking 17 STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN ADVIEZEN Geen bijzonderheden Let hier niet op. NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . dit is niet van toepassing op deze auto. JSI051. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.0 17-72 . Behandel eventueel aanwezige andere storingen. JSI051.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 CIRCUIT OPNAME ELEMENT WIELSNELHEID DEF OBD = = Storing opname element wielsnelheid Storing OBD : Opname element wielsnelheid ADVIEZEN Geen bijzonderheden Let hier niet op. NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen. dit is niet van toepassing op deze auto. INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen. JSI051.Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 VERBINDING INSPUITSYSTEEM ----> AUTOMATISCHE TRANSMISSIE Geen bijzonderheden ADVIEZEN Geen bijzonderheden Let hier niet op. dit is niet van toepassing op deze auto.0 17-73 . Behandel eventueel aanwezige andere storingen. NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 VERBINDING OBD-LAMPJE ----> TCM Geen bijzonderheden ADVIEZEN Geen bijzonderheden Let hier niet op.0 17-74 . Behandel eventueel aanwezige andere storingen. dit is niet van toepassing op deze auto. JSI051. Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen. INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . 17 ADVIEZEN Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de naverkoop uitvoerbaar is. NA REPARATIE Geen bijzonderheden.0 17-75 . JSI051.Betekenis van de storingen DIAGNOSE OBD LAMBDA SONDE: BEZIG STORING AANWEZIG Geeft aan dat deze diagnose in uitvoering is. Let niet op deze informatie. JSI051.0 17-76 .INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . NA REPARATIE Geen bijzonderheden. Let niet op deze informatie. 17 ADVIEZEN Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de naverkoop uitvoerbaar is.Betekenis van de storingen DIAGNOSE OBD LAMBDA SONDE: KLAAR STORING AANWEZIG Geeft aan dat deze diagnose is afgelopen. de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid 45 Rekeneenheid 80 Herstellen indien nodig.0 17-77 . Herstellen indien nodig. Controleer de verwarmingsweerstand van de lambda sonde. maak dan een lange snelle rit om het systeem schoon te "branden". Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lambda sonde. de +12V (na navoedingsrelais) op aansl. de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid 63 Herstellen indien nodig. ADVIEZEN Geen bijzonderheden Controleer of de uitlaatlijn dicht is. met contact aan. Vervang de stekker indien nodig. JSI051. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie.Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 STORING WERKING LAMBDA SONDE Geeft aan dat de informatie van de voorste lambda sonde niet goed is. Indien de auto veel in stadsverkeer rijdt. Als de storing nog aanwezig is: vervang de lambda sonde. Behandel eventueel aanwezige andere storingen. Controleer. A van de lambda sonde. Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Vervang de lambda sonde indien nodig. Wis de OBD-storingen. Lambda sonde Lambda sonde Lambda sonde NA REPARATIE Noteer welke ander functie een storing hebben. Let niet op deze informatie.Betekenis van de storingen 17 VALIDEREN VAN DE REPARATIE VAN DE LAMBDA SONDE AANWEZIG of IN GEHEUGEN BON = Reparatie validée 1 dEF = Omstandigheden proefrit niet gerespecteerd 2 dEF = Aanwezige storing gedetecteerd ADVIEZEN Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de naverkoop uitvoerbaar is.0 17-78 . NA REPARATIE Geen bijzonderheden. JSI051.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . JSI051.0 17-79 . NA REPARATIE Geen bijzonderheden.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .Betekenis van de storingen DIAGNOSE OBD KATALYSATOR : BEZIG AANWEZIG Geeft aan dat deze diagnose in uitvoering is 17 ADVIEZEN Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de naverkoop uitvoerbaar is. Let niet op deze informatie. NA REPARATIE Geen bijzonderheden. JSI051.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .0 17-80 . Let niet op deze informatie.Betekenis van de storingen DIAGNOSE OBD KATALYSATOR : KLAAR AANWEZIG Geeft aan dat deze diagnose is afgelopen 17 ADVIEZEN Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de naverkoop uitvoerbaar is. JSI051. Controleer of er geen overmatig olieverbruik of koelvloeistofverbruik is. dan kan de nieuwe katalysator snel weer beschadigen. op het oog. de staat van de katalysator. of er geen thermische schok is geweest: door koud water op een hete katalysator kan deze defect raken. Wis de OBD-storingen. Vraag of de klant additieven of andere soortgelijke producten heeft toegevoegd aan de brandstof. ADVIEZEN Geen bijzonderheden Controleer of de uitlaatlijn dicht is Herstellen indien nodig.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . door vervorming kan de werking minder zijn geworden.0 17-81 . Behandel eventueel aanwezige andere storingen. op het oog. Hierdoor kan de katalysator ernstig beschadigen. Indien de oorzaak van de beschadiging is gevonden en gerepareerd.Betekenis van de storingen STORING AANWEZIG of IN GEHEUGEN 17 STORING KATALYSATORWERKING Geeft aan dat de informatie van de achterste lambda sonde niet goed is. Indien u de katalysator vervangt zonder de oorzaak te hebben verholpen. Controleer. Controleer of er ontstekingsuitval is geweest. NA REPARATIE Noteer welke ander functie een storing hebben. kunt u de katalysator vervangen. Hierdoor kan de katalysator vervuilen en op korte of lange duur onwerkzaam worden. Controleer. INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .Betekenis van de storingen 17 VALIDEREN VAN DE REPARATIE VAN DE KATALYSATOR AANWEZIG of IN GEHEUGEN BON = Reparatie gevalideerd 1 dEF = Omstandigheden proefrit niet gerespecteerd 2 dEF = Aanwezige storing gedetecteerd ADVIEZEN Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de naverkoop uitvoerbaar is. JSI051.0 17-82 . NA REPARATIE Geen bijzonderheden. Let niet op deze informatie. 0 17-83 . moet : .de koelvloeistof warmer zijn dan 75 °C). is de reparatie correct. . JSI051. NA REPARATIE Geen bijzonderheden. behandelt u de storing. 17-13) Wis de storingen uit het geheugen en de storing OBD.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Lees het vliegwielsignaal in (zie blz. Voor het activeren van deze diagnose en het controleren van de reparatie van het systeem. Indien geen storing "ontstekingsuitval" verschijnt.het vliegwielsignaal zijn ingelezen.Betekenis van de storingen DIAGNOSE OBD ONTSTEKINGSUITVAL : BEZIG AANWEZIG Geeft aan dat deze diagnose in uitvoering is 17 ADVIEZEN Geen enkele elektrische storing mag aanwezig zijn of in het geheugen. . .de motor 11 minuten stationair draaien met alle verbruikers ingeschakeld. Indien een storing "ontstekingsuitval" aanwezig is .er geen enkele elektrische storing aanwezig zijn. Sluit de OPTIMA 5800 aan en start de compressietest Volg de aanwijzingen en vervang indien nodig de onderdelen. Indien geen defect is gevonden. . Volg de aanwijzingen en vervang indien nodig de onderdelen.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .de opbrengst en de druk van de benzine. . Herstel het brandstofcircuit.0 17-84 . Controleer : . . JSI051. Sluit de OPTIMA 5800 aan en controleer de tandschijf van het vliegwiel.het benzinefilter. Wis de OBD-storingen. Herstellen indien nodig.Betekenis van de storingen VERVUILENDE ONTSTEKINGSUITVAL SCHADELIJKE ONTSTEKINGSUITVAL 1 dEF = Ontstekingsuitval tijdens de laatste rit 2 dEF = Ontstekingsuitval bevestigd 17 STORING AANWEZIG ADVIEZEN Ontstekingsuitval op cilinder 1 Ontstekingsuitval op cilinder 2 Ontstekingsuitval op cilinder 3 Ontstekingsuitval op cilinder 4 Geeft informatie over de aard en de plaats van de storing Sluit de OPTIMA 5800 aan en start de ontstekingstest. NA REPARATIE Noteer welke ander functie een storing hebben. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.de reinheid van de tank.de staat van de benzinepomp.de staat van de inspuitstukken. . moet er een storing zijn in het brandstofcircuit. Probleem met benzinesoort .INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . .Probleem met het bobinestuursignaal . Vier cilinders hebben een storing De oorzaak is gelegen in een onderdeel dat alleen invloed heeft op alle cilinders: ... Gebruik deze informatie alleen als er vervuilende of schadelijke ontstekingsuitval aanwezig is. moet u de andere cilinders controleren. . ..Probleem met het inspuitstuk. .Probleem met het benzinefilter. Eén cilinder heeft een storing De oorzaak is gelegen in een onderdeel dat alleen invloed heeft op deze cilinder: ..Probleem met de bougiekabel . .0 17-85 .Betekenis van de storingen ONTSTEKINGSUITVAL OP CILINDER 1 ONTSTEKINGSUITVAL OP CILINDER 2 ONTSTEKINGSUITVAL OP CILINDER 3 ONTSTEKINGSUITVAL OP CILINDER 4 17 AANWEZIG ADVIEZEN In zeldzame gevallen wordt een verkeerde cilinder aangegeven. De rekeneenheid kan aangeven dat cilinder 1 een storing heeft terwijl deze cilinder goed is.Probleem met de benzinepomp. NA REPARATIE Geen bijzonderheden JSI051. Cilinders 1 en 4 of Cilinders 2 en 3 hebben een storing De oorzaak is gelegen in een onderdeel dat alleen invloed heeft op dit paar cilinders : ...Probleem met de bobine aan hoogspanningskant.Probleem met de bougie. Controleer daarom deze cilinder maar als alles correct is. 0 17-86 . dit is niet van toepassing op deze auto NA REPARATIE Geen bijzonderheden.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .Betekenis van de storingen DIAGNOSE OBD BRANDSTOFCIRCUIT : BEZIG STORING AANWEZIG 17 ADVIEZEN Geen bijzonderheden Let niet op deze informatie. JSI051. dit is niet van toepassing op deze auto NA REPARATIE Geen bijzonderheden.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .Betekenis van de storingen STORING WERKING BRANDSTOFCIRCUIT STORING AANWEZIG 17 ADVIEZEN Geen bijzonderheden Let niet op deze informatie. JSI051.0 17-87 . 2 V 2 Configuratie rekeneenheid Staat : Stekkerverbindingen airconditioning Staat : Configuratie rekeneenheid met autom.8 < X < 13. wielsnelheid van ABS Staat : Opn.0 17-88 . Staat : Stekkerverbindingen drukcontact stuurbekracht.el.el. Staat : Stekkerverbindingen voorruitverwarming ACTIEF (optie) INACTIEF ACTIEF (optie) ACTIEF (optie) Staat : Configuratie rekeneenheid zonder wielsnelheid Staat : Opn. 17 Volgorde Te controleren functie Omschrijving Schermberichten en opmerkingen Diagnose Venster Staten 1 Accuspanning Staat : + Na contact rekeneenheid Parameter : voedingsspanning rekeneenheid ACTIEF Raadpleeg de diagnose van deze parameter 11. wielsnelheid van magneto-resistief type Staat : Configuratie met startvergrendeling Staat : Stekkerverbindingen opn. snelheid ACTIEF Geen bijzonderheden INACTIEF INACTIEF INACTIEF ACTIEF ACTIEF Raadpleeg de diagnose van deze staat 3 Startvergrendeling Staat : Startvergrendeling INACTIEF Raadpleeg de diagnose van de startvergrendeling JSI051.Conformiteitscontrole ADVIEZEN Stilstaande motor.el. met contact aan.el. wielsnelheid van reluctant type Staat : Opn.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . 17 Volgorde Te controleren functie Omschrijving Schermberichten en opmerkingen Diagnose 4 Smoorklepweerstand Staat : Smoorklepstand : gas los Parameter : Smoorklepstand Parameter : Inleeswaarde gas los Gaspedaal lichtjes ingedrukt Staat : Smoorklepstand : gas los Staat : Smoorklepstand : vol gas Staat : Smoorklepstand : vol gas Parameter : Smoorklepstand ACTIEF 0 < X < 47 0 < X < 47 INACTIEF Raadpleeg de diagnose van deze parameters INACTIEF ACTIEF 170 < X < 255 Venster Parameters 5 Opname element koelvloeistoftemperatuur Opname element luchttemperatuur Opname element druk Parameter : Koelvloeistoftemperatuur X = motortemperatuur ± 5 °C Raadpleeg de diagnose van deze parameter 6 Parameter : Luchttemperatuur X = Temperatuur motorruimte ± 5 °C Raadpleeg de diagnose van deze parameter 7 Parameter : spruitstukdruk X = atmosferische druk X = atmosferische druk Raadpleeg de diagnose van deze parameters Parameter : atmosferische druk JSI051.0 17-89 .Conformiteitscontrole ADVIEZEN Stilstaande motor.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . met contact aan. 17 ADVIEZEN Volgorde Te controleren functie Omschrijving Schermberichten en opmerkingen Diagnose Venster Stuursignalen 8 Benzinepomp Stuursignaal : Benzinepomp U moet de benzinepomp horen draaien Raadpleeg de diagnose van dit stuursignaal 9 Koelventilateur Stuursignaal : Koelventilateur langzaam De koelventilateur moet langzaam draaien De koelventilateur moet snel draaien Raadpleeg de diagnose van dit stuursignaal Stuursignaal : Koelventilateur snel (alleen met airco) Raadpleeg de diagnose van dit stuursignaal 10 Luchtregelschuif stationair regeling Stuursignaal : Luchtregelschuif stationair regeling Leg uw hand op de schuif om te voelen of hij werkt Raadpleeg de diagnose van storing circuit stationair regeling: DEF 11 Elektroklep dampafzuiging Stuursignaal : afzuigen dampabsorptievat De elektroklep dampafzuiging moet werken Raadpleeg de diagnose van storing circuit elektroklep dampafzuiging : CO 12 Airconditioning Airco ingeschakeld op bedieningspaneel.0 17-90 .Conformiteitscontrole Stilstaande motor.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . met contact aan. Stuursignaal : aircocompressor De compressorkoppeling moet aangrijpen Raadpleeg de diagnose van de staten van de airconditioning JSI051. stationair draaiende motor zonder ingeschakelde verbruikers 17 Volgorde Te controleren functie Omschrijving Schermberichten en opmerkingen Diagnose Venster Staten 1 Accuspanning Staat : + Na Contact rekeneenheid Parameter : voedingsspanning rekeneenheid Indien parameter : voedingsspanning rekeneenheid dan parameter : toerental ACTIEF 13 < X < 14.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .8 V 750 < X < 900 tr/min.0 17-91 .5 V Raadpleeg de diagnose van deze parameter X < 12.Conformiteitscontrole ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit bij een warme. 2 Stuursignaal benzinepomp Staat : Stuursignaal relais benzinepomp ACTIEF Geen bijzonderheden 3 Stuursignaal navoedingsrelais Staat : Stuursignaal navoedingsrelais ACTIEF Geen bijzonderheden 4 Signaal vliegwiel Staat : Signaal vliegwiel ACTIEF Raadpleeg de diagnose van storing vliegwielsignaal : 2 DEF 5 Herkenning cilinder n°1 Staat : Herkenning cilinder 1 ACTIEF Raadpleeg de paragraaf "Diagnoseomstandigheden" JSI051. 25< X <+25 tr/min.Conformiteitscontrole ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit bij een warme.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Raadpleeg de diagnose van deze staat 6 % < X < 22 % Parameter : Adaptief correctiesignaal -4%<X<4% Venster Parameters 9 Circuit druk Parameter : spruitstukdruk Parameter : atmosferische druk 320 < X < 380mb X = atmosferische druk Raadpleeg de diagnose van deze parameters JSI051.0 17-92 . stationair draaiende motor zonder ingeschakelde verbruikers 17 Volgorde Te controleren functie Omschrijving Schermberichten en opmerkingen Diagnose 6 Verwarming lambda sonde Staat : Verwarming voorste lambda sonde Staat : Verwarming achterste lambda sonde ACTIEF ACTIEF (zie de werkomstandigheden) 7 Smoorklepweer stand Staat : Smoorklepstand : gas los ACTIEF Raadpleeg de diagnostic du parameter 8 Stationair regeling Staat : Stationair regeling Parameter : Toerental Parameter : toerenafwijking Parameter : stuursignaal stationair ACTIEF 725 < X < 775 tr/min. . Conformiteitscontrole ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit bij een warme.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .0 17-93 . stationair draaiende motor zonder ingeschakelde verbruikers 17 Volgorde Te controleren functie Omschrijving Schermberichten en opmerkingen Diagnose 10 Circuit pingeldetector Parameter : pingelsignaal 30 < X < 70 Raadpleeg de diagnose van deze parameter Venster Staten 11 Mengselregeling Staat : Mengselregeling Parameter : Spanning voorste lambda sonde Parameter : mengselcorrectie ACTIEF 20 < X < 840 mV 0 < X < 255 gemiddelde waarde 128 Raadpleeg de diagnose van deze staat JSI051. 250 < X < 5000 W Staat : aircowerking gevraagd Staat : verhoogd stationair toerental Staat : aircocompressor INACTIEF ACTIEF INACTIEF als de inspuiting het cyclisch werken van de compressor niet toestaat Parameter : toerental Parameter : door compressor opgenomen vermogen 850< X < 900 tr/min. stationair draaiende motor zonder ingeschakelde verbruikers 17 Volgorde Te controleren functie Omschrijving Schermberichten en opmerkingen Diagnose 12 Airco (optie) (Airco geselecteerd) Staat : aircowerking gevraagd ACTIEF aan als airco vraagt om cyclisch werken van de compressor ACTIEF Staat : verhoogd stationair toerental aan als verhoogd stationair toerental actief is ACTIEF Raadpleeg de diagnose van de airco Staat : aircocompressor aan als de inspuiting het cyclisch werken van de compressor toestaat Parameter : toerental Parameter : door compressor opgenomen vermogen 850< X < 900 tr/min.Conformiteitscontrole ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit bij een warme.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Geen bijzonderheden X < 250 W Staat : Koelventilateur langzaam De koelventilateur moet langzaam draaien Geen bijzonderheden JSI051.0 17-94 . 5 % Dampafzuiging is niet toegestaan. de elektroklep blijft dicht Geen bijzonderheden 15 Koelventilateur Staat : Koelventilateur langzaam Parameter : Koelvloeistoftemperatuur INACTIEF De koelventilateur moet draaien als de koelvloeistoftemperatuur boven 99 °C is Geen bijzonderheden ACTIEF Staat : Koelventilateur snel (alleen met airco) Parameter : Koelvloeistoftemperatuur De koelventilateur moet draaien als de koelvloeistoftemperatuur boven 102 °C is 16 EGR Parameter : Stuursignaal EGR-elektroklep 0 Auto heeft geen EGR Geen bijzonderheden JSI051.Conformiteitscontrole ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit bij een warme.0 17-95 . stationair draaiende motor zonder ingeschakelde verbruikers 17 Diagnose Volgorde Te controleren functie Omschrijving Schermberichten en opmerkingen 13 Drukcontact stuurbekrachtiging Draai het stuurwiel Staat : Drukcontact stuurbekrachtiging ACTIEF Raadpleeg de diagnose van deze staat 14 Afzuigen dampabsorptievat Staat : afzuigen dampabsorptievat Parameter : stuursignaal afzuigen dampabsorptievat INACTIEF X = 1.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . De sonde geeft rijk mengsel aan X stijgt na een korte reactietijd De sonde geeft arm mengsel aan X daalt na een korte reactietijd bij volle belasting Geen bijzonderheden bij gas los na vol gas Parameter : Activiteit van de achterste sonde JSI051.0 17-96 .5 % en variabel Geen bijzonderheden Venster Parameters 2 Snelheid Parameter : Snelheid X = Snelheid op de snelheidsmeter in km/h Raadpleeg de diagnose van deze parameter 3 Pingeldetector Auto belast Parameter : Pingelsignaal Parameter : Pingelcorrectie 0 < X < 7° krukas X is variabel en niet nul Raadpleeg de diagnose van deze parameters 4 Achterste lambda sonde Parameter : Spanning achterste lambda sonde Let niet op de spanning bij stationair draaien. Zie de betreffende paragraaf.Conformiteitscontrole ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit tijdens een proefrit 17 Volgorde Te controleren functie Omschrijving Schermberichten en opmerkingen Diagnose Venster Staten 1 Dampafzuiging Staat : Dampafzuiging Parameter : Stuursignaal dampafzuiging ACTIEF dampafzuiging is toegestaan X> 1. 97 < 1 < 1.03 Raadpleeg de luchtverontreinigingsvoorschriften Stationair draaien.3 % CO2 > 13.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .8 % CH < 100 ppm 0.Conformiteitscontrole 17 ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit tijdens een proefrit Volgorde Te controleren functie Omschrijving Schermberichten en opmerkingen Diagnose 5 Adaptieve mengselcorrectie Na inlezen Parameter : adaptieve mengselcorrectie belast Parameter : adaptieve mengselcorrectie stationair 64 < X < 160 Raadpleeg de diagnose van deze parameters 64 < X < 160 6 Emissiewaarden 2500 tr/min.5 % CH < 100 ppm 0.0 17-97 .5 % O2 < 0.03 CO < 0. wacht op stabilisatie JSI051. na rijden CO < 0.97 < 1 < 1. Betekenis van de staten 17 STEKKERVERBINDINGEN OPNAME ELEMENT SNELHEID STAAT ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd U heeft zojuist de rekeneenheid vervangen of de auto heeft nooit sneller gereden dan 40 km/u.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Maak hiervoor een proefrit waarbij u sneller rijdt dan 40 km/u. Dit signaal moet aanwezig zijn voordat de klant de auto terugkrijgt. NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.0 17-98 . JSI051. Indien dit signaal niet oplicht moet u de diagnose raadplegen voor de parameter snelheid. INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Indien de startvergrendeling de oorzaak is. raadpleeg dan het storing zoeken van de startvergrendeling.Betekenis van de staten STARTVERGRENDELING STAAT 17 ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd Controleer of de startvergrendeling in orde is. repareer dan de storing voor u verder gaat. Indien de storing nog niet is opgelost. 58 van de rekeneenheid van de inspuiting. NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin. JSI051. Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn op aansl.0 17-99 . Controleer de klepspelingen en de afstelling van de distributie.0 17-100 .Controleer het peil van de motorolie (te hoog ---> klutsen). Als al deze punten goed zijn.Reinig het luchtinlaatcircuit (smoorklephuis.Met het Station OPTIMA 5800. afhankelijk van de grootte van de toerenafwijking Toerenafwijking < minimum ADVIEZEN Het toerental is te laag . vervang dan de stappenmotor stationair toerenregeling NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.Controleer de werking van de mengselregeling.Controleer en herstel de correcte benzinedruk. .Betekenis van de staten STATIONAIR TOERENTAL REGELING STAAT 17 ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd Controleer de weerstand van de stappenmotor stationair toerental regeling.Controleer de inspuitstukken. . Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn : Rekeneenheid Rekeneenheid Rekeneenheid Rekeneenheid 12 41 42 72 Stappenmotor stationair Stappenmotor stationair Stappenmotor stationair Stappenmotor stationair toerentalregeling toerentalregeling toerentalregeling toerentalregeling Herstellen indien nodig en ga verder met storing zoeken. Vervang het onderdeel indien nodig. controleer de compressies van de motor. . JSI051.Controleer de ontsteking. stappenmotor) want dat is misschien vervuild.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . . . . . . JSI051.Controleer de klepspelingen en de afstelling van de distributie.Controleer afdichtingen van het smoorklephuis. . .Betekenis van de staten 17 VERVOLG Toerenafwijking > minimum ADVIEZEN Het toerental is te hoog . . . .INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .Controleer de spruitstukpakkingen.Controleer de doseurs van de carterventilatie. Als als deze punten goed zijn.Controleer de benzinedruk.Controleer het peil van de motorolie .Controleer de afdichting van de rembekrachtiger.Controleer elektrokleppen van de pneumatische systemen. .0 17-101 . vervang dan de stappenmotor stationair toerenregeling. NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.Controleer de slangen die verbonden zijn met het spruitstuk. .Controleer de werking van het opname element druk. . indien nodig. Controleer de inspuitstukken (hoeveelheid en vorm van de straal). is de sonde vervuild (probeer een proefrit met zware belasting). Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn : Rekeneenheid 45 Rekeneenheid 80 Herstellen indien nodig.Betekenis van de staten MENGSELREGELING STAAT 17 ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd Controleer de aansluiting en de staat van de stekker de voorste lambda sonde. Als het stationair toerental onstabiel is. Controleer de afdichting van de uitlaatlijn voor de lambda sonde. Vervang. Controleer de afdichting van de dampafzuiging (een lek heeft grote invloed op de mengselsamenstelling). Als de auto alleen in stadsverkeer wordt gebruikt. Controleer de afdichting van het inlaatspruitstuk.0 17-102 . controleer de klepspeling en de distributie. Controleer de benzinedruk. Controleer de 12V op de voorste lambda sonde. Controleer de ontsteking. Lambda sonde Lambda sonde NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin. Herstellen indien nodig. de lambda sonde.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . JSI051. INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Herstellen indien nodig.0 17-103 . JSI051. Als de storing aanhoudt: raadpleeg het storing zoeken van de airconditioning. De aircokoppeling schakelt niet in Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn en aansl. 10 van de inspuitrekeneenheid. NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.KOPPELING COMPRESSOR STAAT ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd De rekeneenheid ziet geen aircoaanvraag Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn en aansl. Herstellen indien nodig. Als de storing aanhoudt: raadpleeg het storing zoeken van de airconditioning. 23 van de inspuitrekeneenheid.Betekenis van de staten 17 CIRCUIT AIRCONDITIONING . 85 Drukcontact Massa NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin. .0 17-104 . Indien al deze punten in orde zijn.).. JSI051. Controleer de goede aansluiting van het drukcontact stuurbekrachtiging.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .Betekenis van de staten DRUKCONTACT STUURBEKRACHTIGING STAAT 17 ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd Controleer de goede werking van de stuurbekrachtiging (oliepeil.. Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn : Inspuitrekeneenheid drukcontact Herstellen indien nodig. vervang dan het drukcontact stuurbekrachtiging. Met contact aan Indien spanning >Maxi. NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.Betekenis van de parameters VOEDINGSSPANNING REKENEENHEID PARAMETER 17 ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd Zonder stroomverbruikers Indien spanning < Mini. OPMERKING: De controle van de accu en van het laadcircuit kan worden uitgevoerd met het Station OPTIMA 5800 (waarbij de accukabels aangesloten kunnen blijven zodat de geheugens van de rekeneenheden behouden blijven). de accu is misschien overladen : Controleer of de laadspanning met en zonder stroomverbruikers correct is. de accu is ontladen: Controleer het laadcircuit om de oorzaak van het probleem te vinden.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . de laadspanning is te hoog: De spanningsregelaar in de dynamo is defect. Herstel het probleem en controleer het elektrolytpeil.0 17-105 . Indien spanning < Mini. de laadspanning is te laag : Controleer het laadcircuit om de oorzaak van het probleem te vinden. JSI051. Stationair draaiend Indien spanning >Maxi. INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .0 17-106 . controleert u of de smoorklepweerstand mechanisch verbonden is met de smoorklep.. de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid 43 Rekeneenheid 74 Rekeneenheid 75 Herstellen indien nodig. Vervang indien nodig de smoorklepweerstand. Smoorklepweerstand Smoorklepweerstand Smoorklepweerstand De smoorklepstand is vast Controleer de weerstand van de smoorklepweerstand door de smoorklepstand te veranderen Als de weerstand varieert..Betekenis van de parameters SMOORKLEPSTAND INLEESWAARDE GAS LOS 17 PARAMETER ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd Met contact aan of draaiende motor Uiterste stand ingelezen of geen detectie van gas los of geen detectie van gas los Controleer of de mechanische aanslag van de smoorklepweerstand niet is gewijzigd. Vervang de smoorklepweerstand indien nodig. Controleer de isolatie. vrije ligging . NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin. Controleer de gaskabel (wrijving.). Als de weerstand niet varieert. Controleer de weerstand van de smoorklepweerstand. controleert u de elektrische verbindingen van de smoorklepweerstand. JSI051. INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . controleert u of de weerstand van het opname element overeenkomt met de waarde uit de tabel "weerstand als functie van de temperatuur". Opname element koelvloeistoftemperatuur Opname element koelvloeistoftemperatuur NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.0 17-107 . de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid 13 Rekeneenheid 73 Herstellen. JSI051.Betekenis van de parameters KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR PARAMETER 17 ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd Als de waarde niet goed is. Vervang het opname element als het afwijkt (OPMERKING : de afwijking van het opname element is meestal het gevolg van een elektrische schok). Controleer de isolatie. controleert u of de weerstand van het opname element overeenkomt met de waarde uit de tabel "weerstand als functie van de temperatuur". Controleer de isolatie. JSI051. Vervang het opname element als het afwijkt (OPMERKING : de afwijking van het opname element is meestal het gevolg van een elektrische schok).Betekenis van de parameters LUCHTTEMPERATUUR PARAMETER 17 ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd Als de waarde niet goed is. de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid 49 Rekeneenheid 77 Herstellen.0 17-108 .INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Opname element luchttemperatuur Opname element luchttemperatuur NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin. de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid 15 Rekeneenheid 16 Rekeneenheid 78 Herstellen indien nodig. Indien als al deze punten in orde zijn.de compressie van de cilinders met de OPTIMA 5800.de slang tussen het spruitstuk en het opname element (lekkage). JSI051.0 17-109 .Betekenis van de parameters SPRUITSTUKDRUK ATMOSFERISCHE DRUK 17 PARAMETER ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd Verkeerde spruitstukdruk met contact aan Spruitstukdruk < Mini bij stationair draaien Verkeerde atmosferische druk Controleer de isolatie.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . . vervang dan het opname element. NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin. . vervang dan het opname element.of er bij stationair draaien geen dampafzuiging is. Opname element druk Opname element druk Opname element druk Spruitstukdruk > Maxi bij stationair draaien Controleer : .de klepspeling. Indien als al deze punten in orde zijn. . de pingeldetector. Als het signaal nul is: .INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .Controleer of de pingeldetector goed is vastgeschroefd. NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.0 17-110 . wat bewijst dat hij de trillingen van de motor opvangt. .Betekenis van de parameters PINGELSIGNAAL PARAMETER 17 ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd De pingeldetector moet een variabel en ongelijk nul signaal geven. indien nodig.Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn : Rekeneenheid 20 Rekeneenheid 79 Rekeneenheid 19 Pingeldetector Pingeldetector Afscherming pingeldetector Vervang. JSI051. de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn : Rekeneenheid 53 ABS NOTA : Controleer de verschillende functies die gebruik maken van deze informatie. NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.0 17-111 . JSI051.Betekenis van de parameters RIJSNELHEID PARAMETER 17 ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd Controle tijdens proefrit. Controleer de isolatie.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Als de storing nog aanwezig is: Raadpleeg het storing zoeken de ABS. Herstellen. NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.0 17-112 . Controleer/herstel/reinig/vervang : . . is er te weinig benzine. Wis het geheugen van de rekeneenheid. stationair draaiende motor controleer de waarde van de parameters.Indien een van deze parameters bij de ONDERgrens ligt. . .INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .het benzinefilter. is er te veel benzine.de benzinetank. .Betekenis van de parameters ADAPTIEVE MENGSELCORRECTIE BELAST ADAPTIEVE MENGSELCORRECTIE STATIONAIR 17 PARAMETER ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd Voer het inlezen uit. Bij warme.Indien een van deze parameters bij de BOVENgrens ligt. . JSI051. Controleer/herstel de afdichting van de dampafzuiging.het benzinecircuit.de benzinepomp. 1 van de crash sensor naar aansl. Is er geen geleiding. herstellen de lijn van aansl.Betekenis van de stuursignalen BENZINEPOMP STUURSIGNAAL 17 ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd Controleer of de crash sensor is geactiveerd. 3 C1 Benzinepomp NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.0 17-113 . Schakel de crash sensor indien nodig uit. C2 van de benzinepomp. Is er geen 12V. 5 van het benzinepomprelais. JSI051. de 12V op aansl. Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn : Crash sensor Herstellen indien nodig. Controleer. 1 en 3 van de crash sensor . Controleer de ligging van de bedrading en de massa op aansl. vervang dan de crash sensor . Controleer de geleiding tussen aansl. Als de storing nog aanwezig is: vervang de benzinepomp.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . als de rekeneenheid de benzinepomp aanstuurt. 1 van de stekker van de crash sensor . de staat van de ventilateurmotor. De koelventilateur draait niet snel Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn 38.de massa van de ventilateurmotor. . Herstellen indien nodig.de staat van het ventilateurrelais . Als de storing aanhoudt: Controleer met behulp van het elektrische schema : . . .Betekenis van de stuursignalen KOELVENTILATEUR LANGZAAM DRAAIEN KOELVENTILATEUR SNEL DRAAIEN 17 STUURSIGNAAL ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd De koelventilateur draait niet langzaam Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn 8. NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin. Herstellen indien nodig.De staat van de voorschakelweerstand van de ventilateurmotor. Als de storing aanhoudt: Controleer met behulp van het elektrische schema : . JSI051.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .de voeding van het ventilateurrelais en van de ventilateurmotor. Herstellen indien nodig. . .de staat van het ventilateurrelais.de massa van de ventilateurmotor.de voeding van het ventilateurrelais en van de ventilateurmotor. . Herstellen indien nodig.de staat van de ventilateurmotor.0 17-114 . Klachten 17 ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnoseapparaat ZOEKSCHEMA PROBLEMEN TIJDENS HET STARTEN 1 PROBLEMEN TIJDENS HET STATIONAIR DRAAIEN 2 PROBLEMEN TIJDENS HET RIJDEN 3 JSI051.0 17-115 .INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Controleer het benzinecircuit Controleer de opbrengst en de druk van de benzine : staat van de benzinepomp.0 17-116 . JSI051. staat van de drukregelaar.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Controleer de uitlaat Controleer of de uitlaatlijn niet is verstopt en of de katalysator niet is dichtgeslibd. Controleer de stationair toerenregeling Maak de stationair toerenregeling met kleine tikjes gangbaar. Controleer de benzineslangen Controleer of er geen slang is dichtgeknepen (vooral na een demontage). Controleer de dampafzuiging Maak de slang los die de elektroklep van de dampafzuiging verbindt met het inlaatspruitstuk. NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen.Zoekschema’s 1 PROBLEMEN TIJDENS HET STARTEN 17 ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation Controleer de brandstof Controleer of er wel benzine in de tank zit (tankelement defect?). vorm van de straal). Controleer de compressies van de motor Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controleren van de compressies en volg de aanwijzingen. Controleer het vliegwiel Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controleren van het vliegwiel en volg de aanwijzingen. Controleer de inspuitstukken (opbrengst. Controleer de ontsteking Controleer de staat van de bougies en van de bobines. Sluit de slang af om valse lucht te voorkomen. Controleer of de brandstof van de juiste soort is. als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden. als er nu geen storing meer is: de dampafzuiging is de oorzaak. met de oliepeilstaaf. staat van de drukregelaar. Controleer de ontsteking Controleer de staat van de bougies en van de bobines. Controleer het vliegwiel Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controleren van het vliegwiel en volg de aanwijzingen.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken .Zoekschema’s 2 PROBLEMEN TIJDENS HET STATIONAIR DRAAIEN 17 ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation Controleer de brandstof Controleer of er benzine aanwezig is (tankelement niet goed). vorm van de straal).0 17-117 . Controleer het oliepeil Controleer. Controleer de stationair toerenregeling Maak de stationair toerenregeling met kleine tikjes gangbaar. Controleer de uitlaat Controleer of de uitlaatlijn niet is verstopt en of de katalysator niet is dichtgeslibd. of het oliepeil niet te hoog is. Controleer de benzineslangen Controleer of er geen slang is dichtgeknepen (vooral na een demontage). Controleer het benzinecircuit Controleer de opbrengst en de druk van de benzine : staat van de benzinepomp. A NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen. JSI051. Controleer de inspuitstukken (opbrengst. als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden. Controleer de soort benzine. als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden. Controleer de rembekrachtiger Controleer of de rembekrachtiger niet lekt (geluid). Sluit de slang af om valse lucht te voorkomen. JSI051. Controleer het smoorklephuis Controleer of het smoorklephuis niet is vervuild. Controleer de inspuitstukken Controleer. na demontage. Controleer de compressies van de motor Sluit het diagnose station Optima aan 5800 voor het controleren van compressies en volg de aanwijzingen. als er nu geen storing meer is: de dampafzuiging is de oorzaak.Zoekschema’s 2 VERVOLG 17 ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation A Controleer het spruitstuk Controleer de staat van de afdichtingen van het spruitstuk. NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen.0 17-118 .INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Controleer de dampafzuiging Maak de slang los die de elektroklep van de dampafzuiging verbindt met het inlaatspruitstuk. of de inspuitstukken niet druppelen. staat van de drukregelaar. vorm van de straal). Controleer de benzine Controleer of er wel benzine in de tank zit (tankelement defect?). Controleer de ontsteking Controleer de staat van de bougies en van de bobines. Controleer het oliepeil Controleer. Controleer het inlaatspruitstuk Controleer de staat van de afdichtingen van het spruitstuk A NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen. met de oliepeilstaaf. of het oliepeil niet te hoog is. Controleer de benzineslangen Controleer of er geen slang is dichtgeknepen (vooral na een demontage).INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Controleer de inspuitstukken (opbrengst.Zoekschema’s 3 PROBLEMEN TIJDENS HET RIJDEN 17 ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation Controleer het luchtfilter Controleer of het luchtfilter niet is vervormd. Controleer het benzinecircuit Controleer de opbrengst en de druk van de benzine : staat van de benzinepomp.0 17-119 . Controleer de uitlaat Controleer of de uitlaatlijn niet is verstopt en of de katalysator niet is dichtgeslibd. Controleer of de benzine van de juiste soort is. als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden. JSI051. JSI051.Zoekschema’s 3 VERVOLG 17 ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation A Controleer het uitlaatspruitstuk Controleer of het uitlaatspruitstuk niet lekt.0 17-120 . als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden. Controleer de inspuitstukken Controleer.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . A NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen. Controleer de voor. of de inspuitstukken niet druppelen. Controleer het koelsysteem Controleer of de koeling voldoende is. Controleer de rembekrachtiger Controleer of de rembekrachtiger niet lekt (geluid). na demontage. Controleer het vliegwiel Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controleren van het vliegwiel en volg de aanwijzingen. Controleer de bandenspanning. Controleer het smoorklephuis Controleer of het smoorklephuis niet is vervuild. de remtrommels en de wiellagers niet aanlopen.en achtertrein Controleer of de remklauwen. Zoekschema’s 3 VERVOLG 17 ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation B Maak de slang los die de elektroklep van de dampafzuiging verbindt met het inlaatspruitstuk. als er nu geen storing meer is: de dampafzuiging is de oorzaak. NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen. JSI051.INSPUITSYSTEEM Storing zoeken . Sluit de slang af om valse lucht te voorkomen. als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden.0 17-121 . Controleer de dampafzuiging Controleer de compressies van de motor Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controleren van de compressies en volg de aanwijzingen. Blijf de vloeistof in het expansievat gedurende ongeveer 4 minuten op peil houden. VULLEN OPEN BESLIST DE DRIE ONTLUCHTINGSNIPPELS. Controleer of het peil in het expansievat bij het "Maxi"-merkteken staat. CONTROLEER BIJ WARME MOTOR NOGMAALS OF DE DOP VAN HET EXPANSIEVAT GOED VASTZIT.ontluchten Er is geen kachelkraan. Sluit het expansievat met de dop. Dit is de tijd die nodig is nodig voor het automatisch ontluchten. tot het inschakelen van de koelventilateur(s). DRAAI DE ONTLUCHTINGSNIPPEL(S) NOOIT OPEN ALS DE MOTOR DRAAIT. Plaats nippel op koelvloeistofhuis: 15155R 19-1 . Vul het circuit via de opening in het expansievat.KOELSYSTEEM Vullen . ONTLUCHTEN 19 Laat de motor gedurende 20 minuten draaien met 2 500 tr/min. Laat de motor draaien met (2 500 tr/min). De koelvloeistof stroomt permanent door de kachelradiateur die bijdraagt aan de koeling van de motor. Sluit de ontluchtingsnippel zodra er vloeistof zonder luchtbellen uitstroomt. 2 bar (bruin).KOELSYSTEEM Schematische voorstelling 19 14887-2R 1 2 3 4 5 6 Motor Radiateur Doorstroomexpansievat na thermostaat Kachelradiateur Steun thermostaat Doseur ∅ 3 mm Waterpomp Thermostaat Doseur Afstelwaarde dop expansievat: 1. 19-2 . . Breng het product aan op de te reinigen delen. Bouw uit: . laat het ongeveer 10 minuten inwerken en veeg het metaal met een houten spatel schoon.de waterpomp. Het product mag niet in aanraking komen met de autolak.de distributieriem.de distributie-spanrol. Tap het koelsysteem af door de onderste radiateurslang los te maken. Los de achtergebleven pakkingresten op met Décapjoint. Maak de massakabel van de accu los.KOELSYSTEEM Waterpomp 19 ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP Mot.de waterpomp.7 Waterpompbouten Moer spanrol M6 M8 UITBOUWEN Zet de auto op een tweekoloms hefbrug. .m) . REINIGEN 14505-1S De pasvlakken van de aluminium onderdelen mogen beslist niet schoon worden geschraapt. 1202 Klembandtang AANTREKKOPPELS (in daN. raadpleeg hoofdstuk 11 "Distributieriem"). 1 2. 15474R 19-3 . Wij raden u aan om handschoenen te dragen tijdens het reinigen.2 2. de distributie-spanrol.8 daN.m voor de M6-bouten en 2.KOELSYSTEEM Waterpomp INBOUWEN 19 De waterpomp wordt afgedicht met LOCTITE 518 .1 daN. volg nauwgezet de methode van hoofdstuk 11 "Distributieriem"). 14505-1R2 10063R Span de M6 en M8-bouten voor met 0. met de spie in de groef (A).m voor de M8-bout.m gevolgd door een natrekken met 1. raadplaag hoofdstuk19 "Vullen-ontluchten"). 14505-1r 19-4 .B.: smeer 1 à 2 druppels Loctite FRENETANCH op de bouten 1 en 4 van de waterpomp. N. dat u in een 0.2 daN. .6 à 1 mm dikke strook (C) aanbrengt zoals hieronder is getekend. Monteer: .de distributieriem. Vul en ontlucht het koelsysteem. in voorgeschreven volgorde. 4 6.MOTOROPHANGING Pendelophanging AANTREKKOPPELS (daN.1 2.2 2.1 6.2 6.2 A B C D E 6.2 6.2 15424R2 19-5 .m) 19 F G H J 4.2 6. KOPPELING Drukgroep .8 mm GB : Grijsblauw BL : Paarsblauw V : Groen CB0H CB0T K4M 85873S 90693R13 76906R 200 CPO 4000 Enkelvoudig droge plaatkoppeling. kabelbediend.Koppelingsplaat TYPE AUTO TYPE MOTOR 20 KOPPELINGSPLAAT DRUKGROEP 26 spiebanen D = 200 mm E = 6. Constant aanliggend druklager 20-1 . 99055R2 Verwijder de tandsektor Mot. 582 of 582-01. Breng de koppelingsplaat op zijn plaats (uitbouw van de naaf aan bakzijde). . ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP Mot. 95414S Draai de drukgroepbouten stervormig aan en zet de vast met het voorgeschreven aantrekkoppel.de geleidehuls van het druklager. 20 Hiervoor moet de bak worden uitgebouwd. Controleer en vervang de defekte onderdelen.m) Drukgroepbouten 2 Maak de spiebanen van de koppelingsas schoon en monteer het geheel zonder smeermiddel. 582-01 Tandsector INBOUWEN AANTREKKOPPELS (in daN. 582 of 582-01. Smeer met MOLYKOTE BR2 vet: .de drukvlakken van de koppelingsvork 20-2 .KOPPELING Drukgroep . Gebruik de centreerhuls die in de koppelingsset worden meegeleverd UITBOUWEN Monteer de blokkeersector Mot. Verwijder de bouten rondom de drukgroep en bouw de koppelingsplaat uit. 582 of Mot.Koppelingsplaat VERVANGEN. mag u de koppelingsvork IN GEEN GEVAL OMHOOG trekken.: Bij werkzaamheden waarbij u de bak NIET uitbouwt of NADAT u de bak heeft ingebouwd.B.Koppelingsplaat Na inbouwen van de bak. De vork kan loskomen uit de uitsparing (A) van het druklager. spant u de tandsektor en controleert u de werking van het stelmechanisme.KOPPELING Drukgroep . plaatst u de kabel op de koppelingsvork.6 mm 20 N. Controleer de slag van de koppelingsvork. 99054R 97758-1R 20-3 . Deze slag moet zijn : X = 27 tot 31. 20-4 . INBOUWEN Maak op de krukas de boringen schoon voor de vliegwielbouten. Slijpen is niet toegestaan. Breng het vliegwiel aan en blokkeer dit met Mot. 582-01. OPMERKING: Vervang ALTIJD de vliegwielbouten.5 UITBOUWEN Na uitbouwen van de koppelingsplaat: Verwijder de vliegwielbouten (niet opnieuw te gebruiken) en bouw het vliegwiel uit.KOPPELING Vliegwiel VERVANGEN ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP 20 Mot. Ontvet op de krukas het raakvlak voor het vliegwiel. 582-01 Blokkeersector AANTREKKOPPELS (daN.m) Vliegwielbouten 5. op het versnellingsbakhuis geeft aan: A B C D Type versnellingsbak Indice nummer Fabricagenummer Fabriek A D J BX 000 X 000000 B C 90775R 21-1 .V. 21 Raadpleeg het werkplaatshandboek "B. JB.HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Identificatie De Renault "LAGUNA" met K4M-motor is uitgerust met een versnellingsbak van het type JB3. " voor de complete revisies/reparaties van deze versnellingsbak. 14834-1R Een plaatje (1). HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Overbrengingsverhoudingen JB3 Indice Autotype Pignon/ Kroonwiel 15 -61 Snelheidsm aandrijv 21 -19 1e 2e 3e 4e 5e 21 Achteruit 11 -.26 39 167 CB0H CB0T 11 -37 22 -41 28 -37 34 -35 39 -32 21-2 . Smeermiddelen INHOUD (in liters) 21 5 versnellingsbak JB3 3. 21-3 .4 Soort/Viscositeit TRX 75W 80W CONTROLE VAN HET OLIEPEIL 92081S Bijvullen tot de onderrand van de opening.HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Inhouden . . .het snelheidsmetertandwiel en zijn asje. .en afdichtlijm) Flesje 24 cc 77 01 394 071 Systematisch te vervangen onderdelen Vervang altijd na het uitbouwen ervan: .de holle borgpennen.het geleidehuls druklager. MOLYKOTE BR2 Blik 1 kg 77 01 421 145 Draaipunt koppelingsvork Geleidehuls druklager Drukvlakjes koppelingsvork Pakkingvlakken bakhelften Pluggen en schakelaars Pluggen van grendelkogels Afdichten van holle borgpennen van aandrijfassen Moeren primaire en secundaire as Vaste tandwiel en naaf 5e Meenemer klauwkoppeling Loctite 518 Spuitje 24 ml 77 01 421 162 RHODORSEAL 5661 CAF 4/60 THIXO LOCTITE FRENBLOC Tube 100 g 77 01 404 452 (Borg. . . 21-4 .de keerringen. .de 0-ringen.HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Producten 21 OMSCHRIJVING VERPAKKING BESTELNR.het snelheidsmeterkroonwiel. TE GEBRUIKEN VOOR : Spiebanen rechter differentieeltandw.de moeren van de secondaire as en het differentieel. .de bussen onder de tandwielen. 2 9 3 10.5 18 3 6. om te voorkomen dat hij losraakt van de kogel. : Bij het uitbouwenvan de bak bevelen wij aan om de koppelingsvork met een touwtje (1) vast te zetten.HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Bijzonderheden uitbouwen . 14834R 21-5 .5 Het Uitbouwen .2 5.Inbouwen van de versnellingsbak verschilt bij dit type niet van dat bij de overige Renaults CLIO met "JB-versnellingsbak".Inbouwen AANTREKKOPPELS (daN.5 6. N.5 4 6.m) 21 Aftapplug Remklauwbouten Bouten aandrijfasstofhoes Moer fuseekogel Bout schokdemperpoot Bouten bak-startmotor Bouten op bak van steun pendelophanging Wielbouten Bout stuurkolom-kruisstukje Achterste subframebouten Voorste subframebouten Moer fuseekogel Moer spoorstangkogel Bouten koppel-reactiestangetje 2.5 6.B.2 4 2. .STUURINRICHTING Mechanische stuurbekrachtigingspomp 36 ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP Mot. nadat deze is gekanteld. . Maak de accukabels los.de beschermplaat onder de motor en de spatplaat rechts. 14494-4S 14280R 36-1 . UITBOUWEN Verwijder de aandrijfriem van de hulporganen met een ringsleutel om de spanrol te blokkeren.de bovenste dwarsbalk (door de onderste bevestigingen los te maken). Verwijder: . .de rechter koplamp.de grille. 453 -01 Afknijpklem voor slangen Zet de auto op een tweekoloms hefbrug. zodat u bij de TorxT40-bout (1) van de pomp kunt komen. 45301. 14494-2R INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde vanuitbouwen.STUURINRICHTING Mechanische stuurbekrachtigingspomp Knijp de aanvoerslang dicht met klem Mot. vang de uitstromende olie op (bescherm de dynamo). 14493R 36-2 . LET OP: de dynamo bevindt zich rechtstreeks 36 Bouw de pomp volledig uit (3 bouten). Vul het circuit en ontlucht het door het stuurwiel bij draaiende motor van de ene naar de andere uiterste stand te draaien. Maak de benzine-aanvoerleiding los van de hoofd-inspuitbuis. Maak de aanvoerslang en de hogedrukleiding los. onder de pomp. STUURINRICHTING Mechanische stuurbekrachtigingspomp 36 ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP T. 14837R X N.Ar.Ar.3 mm. 1094 en verwijder de naaf.: Plaats een afstandsring (2) van ongeveer 25 mm tussen Dir. : Plaats een bout (1) tussen de pompas en de drukstift van het gereedschapT. 1094 1083 -01 Lagertrekker Montagegereedschap poelie VERVANGEN VAN DE NAAF Plaats de pomp in een bankschroef op een werkbank. Monteer T. Dir. 1094. 1083-01 en de naaf.Ar. N.B. Pomp Naaf 36-3 . Smeer de naaf wel eerst in met multi-vet om het plaatsen te vergemakkelijken. 1083-01. 14836R Houd de voorgeschreven persdiepte aan: X = 34. Breng de nieuwe naaf aan en pers deze op zijn plaats met Dir.B. Compressortype : SANDEN SD 7V 62-1 .AIRCONDITIONING Algemeen PRODUCTEN 62 .Compressor-olie: SANDEN SP 10 : 135 cm 3 .Koelmiddel: R134a : 650 g ± 35 . . . Bouw uit: . Het magazijn levert de compressor gevuld met olie.1 2.: Breng meteen pluggen aan op de openingen in de compressor en de leidingen om binnendringen van vocht te voorkomen. .de twee airco-leidingen (A). Plaats de auto op een hefbrug en tap het aircocircuit R134a af.m. N. Dit is nodig om de leiding goed te laten aanliggen zodat deze bij (1) niet beschadigd wordt.de klembiout vande compressor. Controleer de pakkingen/afdichtingen en smeer deze met SP 10. Zet de klembout (B) vast met een aantrekkoppel van : 2.B.de aandrijfriem van de hulporganen. Vervolgens pas moeten de bouten met het correcte aantrekkoppel worden aangedraaid. Monteer de verbindingsleidingen (A) op de compressor (aantrekkoppel bout : 2.8 2. en verwijderdeze via de onderkant N.-olie. Maak de accukabels los.B. BELANGRIJK: Bij het vervangen van de compres- sor moet de olie beslist goed op peil worden gebracht. .het front.de beschermplaten in de wielkuipen voor.AIRCONDITIONING Compressor AANTREKKOPPELS (daN.de schildbumper voor. Gebruik het vulstation om vacuüm te trekken en vul het circuit vervolgens met R134a.8 1.m).1 daN.: Bij het monteren van de leidingen op de compressor moeten beslist eerst alle bouten worden aangebracht en aangedraaid tot ze contact maken.1 0. 15425R 62-2 .1 daN.8 Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.8 0.m) INBOUWEN 62 Bout ontlastventiel op verdamper Klemmoer verbindingsleidingen op ontlastventiel Klembout leiding ontlastventiel op waterafscheider Klembout leidng condensor op waterafscheider Klembout leiding compressor op condensor Klembout leiding op compressor Klembout compressor Opname element aircocircuit-druk UITBOUWEN 0. . Plaats de compressor in de correcte stand met de vulpul naar boven.6 0.2 0. Trek vacuüm en vul het aircocircuit met koelmiddel R134a met het vulstation (zie de methode in het boek "Airconditioning"). 13828R INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.de twee bovenste bevestigingsbouten van de radiateur (3). Verwijder voorzichtig de condensor . voegt u 30 ml olie SP 10 toe aan het circuit. Maak de massakabel van de accu los.de twee R134a-leidingen (4) (plaats direct doppen op de leidingen en de condensor).B.m 62-3 . . .: aantrekkoppel van de bouten (6): 0.AIRCONDITIONING Condensor 62 UITBOUWEN Verwijder de vier bouten (6) waarmee de condensor op de radiateur vastzit. Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel (zie de methode in het boek "Airconditioning").8 daN.het rubber (1). 13974R BELANGRIJK Bij het vervangen van de condensor. N. Een hefbrug is hierbij niet nodig. Controleer de staat van de afdichtingen. .de grill. .de bovenste dwarsbalk(2). Bouw uit : . Aantrekkoppels van de bouten : .de bevestigingsmoer (A) van de leidingen.de twee bouten (B) waarmee het ontlastventiel op de verdamper vastzit. 62-4 .8 daN. .AIRCONDITIONING Ontlastventiel VERVANGEN 62 Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel (zie de methode in het boek "Airconditioning").m. Bouw uit : .m.bout (B) : 0. Trek vacuüm en vul het aircocircuit met koelmiddel R134a met het vulstation (zie de methode in het boek "Airconditioning").6 daN. 15429R Controleer voor het monteren de staat van de afdichtingen.bout (A) : 0. . 2 daN. 62-5 . N. Druk de radiateur met de condensor een klein stukje naar achteren. Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel (zie de methode in het boek "Airconditioning").AIRCONDITIONING Waterafscheider UITBOUWEN INBOUWEN 62 Auto op een hefbrug. Trek vacuüm en vul het aircocircuit met koelmiddel R134a met het vulstation (zie de methode in het boek "Airconditioning"). Plaats direct doppen op de openingen zodat er geen vocht in het circuit kan binnendringen.m Via de onderkant Verwijder de twee bouten(1) waarmee de waterafscheider vastzit op de condensor.G. 13828R1 Bouw de waterafscheider uit. .: aantrekkoppel bout (2) : 1.de R134a-aansluiting (2).B.de twee bovenste bevestigingsbouten van de radiateur.de twee bouten waarmee de leidingen vastzitten op de waterafscheider.de grill.A. . Bij het vervangen van de waterafscheider. Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Controleer de staat van de afdichtingen en smeer ze in met olie P. SP 10. Bouw uit : . voegt u 15 ml olie SP 10 in het circuit. . 8 daN. Maak de bevestigingsstrip van de leiding los. voegt u 10 ml olie SP 10 toe of.m PRO62.B. N. Bouw de lage druk leiding uit.ONTLASTVENTIEL UITBOUWEN INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.de bevestigingsbout op de compressor.de grille . 2.m 0. Controleer de staat van de afdichtingen en smeer ze in met olie SP 10. Verwijder: .8 daN.AIRCONDITIONING Leidingen Maak de massakabel van de accu los. als een leiding is gescheurd (groot lek). 62 LAGE DRUK LEIDING COMPRESSOR .: . Plaats doppen op het ontlastventiel en de leiding.Bevestigingsbout leidingen op condensor : Verwijder de bevestigingsbout op het ontlastventiel. voegt u 100 ml toe.4 62-6 .m 0. Bij het vervangen van een leiding. Plaats doppen op de compressor en de leiding. Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel (zie de methode in het boek "Airconditioning").Bevestigingsbout leidingen op compressor : .1 daN.Bevestigingsmoer leidingen op ontlastventiel : . N.de grille. . .18 62-7 . 62 HOGE DRUK LEIDING COMPRESSOR-CONDENSOR UITBOUWEN INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen. voegt u 10 ml olie SP 10 of. Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel (zie de methode in het boek "Airconditioning"). Bij het vervangen van een leiding. Verwijder: . PRO62. moet u alle bouten handvast op hun plaats brengen voordat u ze met het voorgeschreven aantrekkoppel vastzet. voegt u 100 ml toe.de bevestigingsbout op de compressor.B. Verwijder de leiding. Op deze manier krijgt de leiding de juiste stand en is er geen gevaar voor beschadiging ervan bij de demper (1). Verwijder de bevestigingsbout op de condensor.AIRCONDITIONING Leidingen Maak de massakabel van de accu los. als een leiding is gescheurd (groot lek). Plaats doppen op de condensor en de leiding. Controleer de staat van de afdichtingen en smeer ze in met olie SP 10.: bij het aansluiten van de leidingen op de compressor. Plaats doppen op de compressor en de leiding.de klembout van de compressorleiding bij de demper (1). 8 daN. Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel (zie de methode in het boek "Airconditioning"). 62 HOGE DRUK LEIDING WATERAFSCHEIDERONTLASTVENTIEL UITBOUWEN INBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.AIRCONDITIONING Leidingen Maak de massakabel van de accu los. Verwijder de leiding. Verwijder de bevestigingsbout op de waterafscheider. SP 10.m 0. voegt u 100 ml TOE. Controleer de staat van de afdichtingen en smeer ze in met olie P.Bevestigingsbout tuyau op waterafscheider : . Bij het vervangen van een leiding.8 daN.B. Plaats doppen op het ontlastventiel en de leiding . Maak de leiding vrij van zijn bevestigingspunten. . N. Verwijder de bevestigingsmoer op het ontlastventiel. .Bevestigingsmoer leidingen op ontlastventiel : 0. voegt u 10 ml olie SP 10 of.: Verwijder: .de grille.m PRO62. Plaats doppen op het waterafscheider en de leiding. als een leiding is gescheurd (groot lek).A.G.19 62-8 .de bovenste dwarsbalk. Maak de stekker los van de drukzender.