1. Wat is psychologie a. Een definitie van psychologie b. Ontwikkelingen die psychologie mogelijk gemaakt hebben i.Toenemende belang wetenschap westerse maatschappij 1. Centrale rol kerk in middeleeuwen 2. De wetenschappelijke revolutie 3. Ontwikkelingen in de filosofie 4. Wetenschap en de hang naar macht ii. Darwin en de evolutietheorie c. Beginjaren psychologie i. Psychologie in Europa 1. Wundt eerste labo voor psycho 2. Binet en de geboorte van de toegepaste psycho 3. Freud en het onbewuste ii. Psycho verenigde staten 1. Functionalisme: toepassing psycho 2. Behaviorisme: mens wetenschappelijk bestuderen? 3. Cognitieve psychologie: de mens als computer d. Moderne psychologe 3 invloeden i. Biopsychosociaal model 1. Biologische invloeden agressie 2. Psychologische invloeden agressie 3. Sociale invloeden agressie e. Onderzoeksmethoden psychologie i. Beschrijvend onderzoek 1. Naturalistische observatie 2. Vragenlijsten 3. Interviews 4. Opiniepeilingen 5. Psychologische tests 6. Archiefdata 7. Gevalsstudies ii. Correlatie-onderzoek 1. Positieve correlatie 2. Negatieve correlatie iii. Expirimenteel onderzoek 1. Voor het experiment 2. Een hypothese formuleren 3. Hypothese in experiment gieten a. Onafhankelijke variabele b. Afhankelijke variabele c. Controlevariabelen d. Operationaliseren van variabelen 4. Date verzamelen en analyseren 5. Hypothese evalueren 6. Experimenten zijn niet altijd mogelijk 2. Zenuwstelsel a. Bouwstenen zenuwstelstel i. Neuronen 1. Cellichaam 2. Dendrieten 3. Axon ii. Communicatie in zenuwstelsel Gewaarwording naar waarneming i. Streven naar perceptuele constantie a. Waarneming actief proces 1. Cerebrale cortex b. Actiepotentiaal 2. Somatische zenuwstelsel 2. Medulla oblongata b. Gemyeliniseerde axon 3. Overzicht zenuwstelsel i. Limbische systeem a. Parasympathische stelsel c. Linkshandig/rechtshandig viii. Technieken werking hersenen bestuderen 1. Perifere zenuwstelsel 1. Centrale zenuwstelsel ii. Visuele signaal beperkt en verandert voortdurend a. Kleine hersenen iii. Spraak. onvolledig b. Hersenscans vii. Ten tweede beelden op onze retina’s plat c. Hersenplasticiteit 3. Amygdala b. Motorische cortex 4. Verschil gewaarwording en waarneming a. Thalamus en hypothalamus iv. Hersenlateralisatie 1. Septum v. Ten eerste is het zicht belangrijkste zintuig b. De waarneming a. Grote hersenen a. Ten eerste signaal in hersenen aankomt. Invloed geneesmiddelen en drugs b. Letselstudies 2.1. Distale stimulus . Gevalsstudie vi. De sensorische gebieden in de cortex a. Sympatische stelsel 4. Frontale lob temorale lob parientale lob occipitale lob 2. Primaire auditieve cortex 3. Mensencefalon ii. Autonome zenuwstelsel 3. De associatiezones 5. Elektrische activiteit 3. Primaire visuele cortex b. Proximale stimulus b. Communicatie tussen neuronen: synaps 4. Hersenen i.en taalcentra hersenen 2. Ten derde verandert het binnenkomende signaal van voorwerp voortdurend 2. Ten tweede illustraties boek makkelijker weer te geven dan andere zintuigen ii. Pons c. Hersenstam a. Ongeconditioneerde stimulus (OS) c. e. binoculaire dispariteit 2. grootte vh beeld b. belang van context voor interpretatie stimuluspatroon 2. Extinctie en spontaan herstel a. c. perceptuele organisatie a. binoculaire diepteaanwijzingen a. textuurgradiënt c. omkeerbare figuren 3. behavioristische interpretatie en klassieke conditionering 2. voorbeelden waarbij waarneming geheel helpt herkennen delen waarneming diepte en beweging i. de primaire schetsen iii. studies smaakaversie tonen contiguïteit niet altijd nodig 3. evidentie top downinvloeden 1. f. monoculaire diepteaanwijzingen a. cognitieve alternatief . gezichtsuitdrukking imiteren 2. Geconditioneerde stimulus (CS) d. illusies basis dieptezicht ii. randen en stimulusconfiguratie detecteren 3. behavioristische interpretatie en problemen 1. subjectieve contouren 4. waarneming beweging 1. Klassieke conditionering i. patroon en objectherkenning a. kenmerkenherkenning top-downprocessen i. spiegelneuronen perceptuele capaciteiten pasgeboren 1. 3. bewegingsillusies waarneming van actie i. interpositie/bewegingsparallax 3. 2 bevindingen iii. linaire perspectief d. Verwerving 2. template-matching b. Waarneming als heuristisch interpretatieproces iii. diepte zien 4. 3 grote stadia David Marr ii. Ongeconditioneerde respons (OR) b. prenataal leren 4. Geconditioneerde respons (CR) ii. d. Conditionering a. contiguïteit werkt niet als CS al is: fenomeen blokkering iv. Visuele illusies b. Bottom-upprocessen/top-downprocessen Bottom-upprocessen a. waarneming diepte 1. Illusies als venster op onderliggende mechanismen a. Kenmerken klassieke conditionering 1. Inzichten van Pavlov a.b. groeperingsprincipe iv. Interferentie bij oproepen a. kinderamnesie d. Associatie straf positieve bekrachtiging 5. Intensiteit van straf 2. Observerend leren a. Langertermijngheugen a. Waarom straf dikwijls niet effecient 1. Proactieve interferentie b. Organisatieschema’s ii. Sensorische geheugens a. Van KTG naar werkgeheugen ii. retrograde amnesie b. Recentheidseffect c. Straf 1. Consistentie straf 4. Herinnering is reconstructie i. angst en agressie iii. Isolatie effect b. Verdere ontwikkelingen geheugentheorieën i. types amnesie a. Probleem uitgestelde straf 3. Gebruik straf dagelijkse leven v. Flitslichtherinneringen e. Geheugenmodel Atkinson en Shiffrin i. bekrachtiging 1. Positieve/negatieve straf 2. Seriële positiecurve b. Vermijdingsleren en aangeleerde hupeloosheid c. Reconstructie en verdrongen herinneringen a. 3 redenen f. positieve vs. thorndike en skinner ii.v. Hypothese codeerspecifiteit iv. klassieke conditionering mensen b. Realistische kijk op infooverdracht van KTG naar LTG d. Leren onstappingsgedrag 6. primaire/ secundaire bekrachtigers iii. Het geheugen a. Retroactieve interferentie iii. Oproepaanwijzingen ii. amnesie en impliciete geheugen i. Dreigen met straf iv. culturele verschillen 5. Ooggetuigverslagen iii. Voorrangseffect c. Informatie oproepen ui LTG i. Kortetermijnheugen (KTC) iii. anterograad amnesie c. korsakoff . 2 belangrijke factoren ii. Negatieve bekrachtiging 2. operante conditionering i. Distinctie als hulp bij herinneren a. Iconische geheugen ii. Bevindingen van Ebbinghaus 19de eeuw b. Aanbod. Motivatie en doelen a. Kinsey rapport iii. Hoe taakmotivatie en aantrekking positieve egodoelen verworden worden a. Hersenmechanismen vr honger en verzadeging ii. Coolidge effect ii. Extrinsieke motivatie c. Prestatiemotivatie i. Opwindingstheorie d. Motivatie en behoeften a. Op basis van behoeften a. Geslachtshormonen b. Vermijden negatieve egodoelen 7. Gewichtsregeling op lange termijn 4. Prestatiemotivatie wordt geleerd 1. Toekomstperspectief d. Biologische signalen honger en verzadeging 1. Verschillen componenten prestatiemotivatie 1. Faalangst 2. Motivatie a.ii. Andere kortetermijnsignalen 3. Homoseksualiteit en biseksualiteit 1. Egodoelen c. Zelfregulatie b. ontdekking impliciete geheugen 6. Motivatiehiërarchie van Maslow ii. Intrinsieke motivatie b. Drifttheorie c. Zelfhandicappen ii. Realistische doelen 3. Oorsprong homoseksualiteit d. Expliciete kortetermijndoelen werekn c. Evidentie prestatiemotivatie geleerd wordt a. Het geloof van de ouders 2. Homeostase b. Hormonen en seksueel gedrag a. Cognitieve en sociaal-culturele invloeden 1. Sociaal-culture invloeden c. Suikergehalte in het bloed 2. Soorten motivatie i. Honger i. Goal-setting theorie b. Sociaal-culturele factoren 1. Taakmotivatie b. diëten. Seks i. leren en negatieve gevoelens 2. Prestatiedrang b. Opvoedingsstijl c. Op basis van doelen a. Mate van stimulatie b. Intelligentie a. Wat verstaan mensen onder intelligentie . Betrouwbaarheid a. Gesplitste-testbetrouwbaarheid c. Logisch-wiskundige iii. De normsteekproef 3. Predictieve validiteit iii. Ontwikkeling intelligentietests 1. Evidentie voor erfelijke component in IQ scores 1. Analytische intelligentie 2. Moderne intelligentietests a. Inhoudsvaliditeit c. Sociaal-emotioneel i.1. Naturalistische d. Validiteit a. Paralleltestbetrouwbaarheid 4. Evidentie milieucomponent in IQ scores 1. Begripsvaliditeit b. Intrapersoonlijk ii. Schattingen nature-nurturebijdragen huidige maatschappij a. Hedendaagse tests . Verklarende variantie c. Lichaam kinesthetische iii. Mentale leeftijd b. Evidentie adoptiekinderen 3. Sociale en emotionele intelligentie 1. Flynn-effect vi. Psychometrische tests 2. Congruente validiteit d. Theorie van Gardner a. Eerste intelligentietest a. Beperkt effect interventiestudies 2. Tests voor praktische intelligentie d. Kenmerken intelligentietests 1. Conventionele intelligentietest i. Theorie meervoudige intelligenties b. IQ-score 2. Analytische intelligentie i. Criteriumvaliditeit e. Spatiale c. Praktische intelligentie 3. Onderzoek bij tweelingen 2. Muzikale ii. Evidentie adoptiekinderen v. Hoe stabiel IQ scores? 1. Linguïstische ii. Evidentie belang praktische intelligentie iii. Wechslertest c. Sociale en emotionele intelligentie b. Interpersoonlijk ii. Raven progressive matrices test ii. Test-hertestbetrouwbaarheid b. Praktische intelligentie i. Stanford-binet-test b. Specifieke talenten i. Bruikbaarheid IQ test kleine kinderen iv. Waarderingscondities 4. Onwikkeling persoonlijkheid a. Invloed leerprocessen 1. Latentiefase e. Es Lustprincipe b. Behaviorisme en cognitieve psychologie 1. Gestructureerd interview op basis van DSM-IV 2. Femonologische realiteit b. Cattel a. Factoranalyse 4. eysenck a. Huidige status cognitieve en behavioristische benadering b. Huidige status psychoanalytische benadering ii. Allport a. cattell. Allport. Grote afwijking van het gemiddelde . Beland als-dan-relaties 2. Vragenlijsten 9. Centrale trekken 3. Sociaal-cognitieve visie 3. Eysenck ii. De grote vijf (big five) iii.ii. Zelfbeeld b. Orale fase b. Belang van de femonelogie a. Wanneer sprake mentale stoornis? 1. Zelfactualisatie drijvende kracht a. Persoonlijkheidsstoornissen i. Humanistische psychologie 1. Radicale behaviorisme 2. Hoe goed voorspellen persoonlijkheidstrekken gedrag c. Über-ich 3. Meten van persoonlijkheidsverschillen en de trekbenadering i. De persoonlijkheid a. Anale fase c. psychoanalyse 1. 3 klassieke visies op persoonlijkheid i. Ich . Incongruentie 5. Welke rol speelt de biologie bij persoonlijkheidstrekken iv. Wat zijn mentale stoornissen? i. Psychopathologie a. freuds theorie over de persoonlijkheidsstructuur a. Ideale zelf 3. Zelfwaardering a. Genitale fase 4. Huidige status humanistische benadering iii. Persoonlijkheidsstoornissen diagnosticeren 1. Persoonlijkheistrek 2. Humanistische benadering 2.realiteitsprincipe c. Fallische fase oudipuscomplex – elektracomplex d. Leren van sociale vaarderigheden 8. Onmisbaarheid positieve aanvaarding a. het onbewuste 2. biologische therapiebenaderingen i. middel specifieke effect versus placebo effect 2. 3 perspectieven 2. diathese-stress-model 3. klinische psychologen c. Flooding ii. Persoonlijk lijden ii. psychiater b. DSM-III en DSM-IV 2. psychologisch assistent. gemeenschappelijke kenmerken van psychotherapie d. klassieke psychoanalyse ii. geneesmiddeltherapie a. Technieken behandeling angsstoornissen 1. mentale stoornissen classificeren: de DSM 1. groepstherapie. Rationeel-emotieve therapie (RET) 2. hoe effectief zijn behandelingen bij angst. Technieken behandeling depressieve stoornissen 1. psychoanalytische therapie i. droomanalyse en interpretatie van afweermechanismen a.… d.2. Cognitieve gedragstherapie i. Factoren rol spelen mentale stoornissen 1. Systematische desensitisatie 2. Het overtreden van sociale normen 3. antidepressiva c. gemeenschapvoorzieningen h. Cliëntgerichte therapie f. antipsychotica ii. Werkt psyotherapie . overdracht en catharis iii. angst dempende geneesmiddelen b. biologische behandelingen b. doeltreffendheid geneesmiddelentherapie 1. verpleger/verpleegster psychiatrie b. Psychoanalyse sinds Freud a. Huwelijks en gezinsttherapie. Therapie a. Cognitieve therapie van Beck g. Humanistische therapie i. Weerstand. therapeutische benadering a. vrije associatie. demonologische perspectief iii. psychotherapeutische behandelingen ii. Interpersoonlijke psychotherapie e.en stemmingsstoornissen c. psychologische therapiebenaderingen i. Doeltreffendheid psychotherapieën i. behandeling mentale soornissen i. types therapeuten a. Kritieken op de DSM 10.