dermatologie

May 20, 2018 | Author: Dinesh Gokoel | Category: Allergy, Cutaneous Conditions, Diseases And Disorders, Immunology, Dermatology


Comments



Description

LICHAMELIJK ONDERZOEKPROVOKE Beschrijving lichamelijk onderzoek ▪ Plaats ▪ Rangschikking ▪ Omvang ▪ Vorm ▪ Omtrek ▪ Kleur ▪ Efflorescenties PLAATS ▪ Solitair: 1 laesie ▪ Circumscript: omschreven ▪ Regionaal/segmentaal: in het gebied van 1 ganglion ▪ Gegeneraliseerd: verspreid over groot gedeelte van de huid ▪ Universeel: gehele huid RANGSCHIKKING ▪ Gegroepeerd - lineair - annulair - en bouguet (dicht op elkaar) - corymbiform (satellieten) - herpetiform ▪ Gedissemineerd: min of meer gelijkmatig verspreid over grote gedeelten van de huid ▪ Diffuus: aaneengesloten → exantheem - maculeus - vesiculeus - maculo-papuleus ▪ Discreet: van elkaar gescheiden ▪ Reticulair: netvormig ▪ Confluerend: samenvloeiend ▪ Folliculair: gebonden aan follikels VORM Rond, ovaal, lineair, annulair, rechthoekig, polycyclisch, polygonaal, gegyreerd, dendritisch, archiform, kokardevormig (schietschijf) OPPERVLAK Spits, stomp, vlak, bol, rond, hobbelig, opgeworpen rand, verruceus (wratachtig) EFFLORESCENTIES ▪ Macula (vlek): kleurverandering diffuus of omschreven ▪ Erytheem: diffuse roodheid door dilatatie van bloedvaten die wegdrukbaar is ▪ Purpura: huidbloedinkjes in de rode laesie, niet wegdrukbaar ▪ Urtica (kwaddel): vluchtige verhevenheid van de huid die berust op oedeem ▪ Papel: kleine circumscripte verhevenheid ontstaan door celvermeerdering, littekenloos genezend ▪ Nodus: dieper in de huid gelegen verhevenheid ▪ Tumor (gezwel): groter dan 1 cm door celvermeerdering ▪ Vesikel (blaasje): blaasje helder vocht <1cm ▪ Bulla (blaar): blaasje heklder vocht >1cm ▪ Pustula (pustel): kleine holte met seropurulent vocht ▪ Cyste: afgesloten holte gevuld met vocht ▪ Atrofie: epidermis en of dermis versmald ▪ Squamae (schilfers): ophoping van de hoornlaag ▪ Crusta (korst): ingedroogd seropurulent exsudaat ▪ Erosie: oppervlakkige verdwijning van epidermislaag en overdekking met serues vocht ▪ Excoriatie: krablaesie ▪ Fissuur en rhagade: verbreking van continutiteit in de epidermis (bv craquele) ▪ Ulcus (zweer): defect van epidermis en dermis met veelal vertraagde genezingstendens en littekenvorming ▪ Cicatrix (litteken): bij abnormale hoeveelheid wordt het keloïd genoemd HISTOPATHOLOGISCH ONDERZOEK Afwijkingen in epidermis en basaalmembraan ▪ ortho- en hyperkeratose (verdikking hoornlaag), bij celkernen aanwezig parakeratose ▪ hypergranulosis: verdikking stratum granulosum ▪ acanthose: vermeerdering keratinocyten in stratum spinosum ▪ spongiose: vochtophoping in startum spinosum ▪ acantholyse: verandering van keratinocyten naar rondvormig ▪ dyskeratose: verandering in differentiatie van de keratinocyt ▪ verdikking/loslating van de basale membraan Afwijkingen in de dermis ▪ dermale pappilafwijkingen door ontsteking ▪ degeneratieve afwijkingen collageen en elastine ▪ ontstekingsreactie rondom bloedvatstelsel, deposities, necrose, oedeem ▪ invasie/migratie ontstekingscellen ▪ granulomatose Afwijkingen in de subcutis ▪ ontstekingsreactie A. SOA’S URETHRITIS Kliniek ▪ afscheiding urethra ▪ dysurie ▪ jeuk in urethra Indeling ▪ gonorroïsche urethritis ▪ non-gonorroïsche urethritis (~ ‘niet-specifieke urethritis’) - meest voorkomend bij mannen - bij 15-20% C. trachomatis Verwekkers Tabel 32-4, p341 ▪ Chlamydia Trachomatis ▪ Neisseria gonorrhoeae ▪ Ureaplasma urealyticum GONORROE Eigenschappen Neisseria gonorrhoeae, Gram-negatieve diplokok (gonokok) Hecht aan cilinderepitheel (man: urethra, vrouw: cervix uteri) Incubatietijd: 2-5 dagen Kliniek ▪ mannen: pijnlijke mictie, pus uit urethra ▪ vrouwen: silent, pas laat vaginale fluor Diagnostiek ▪ microscopie ▪ kweek (cervix, urethra, oropharynx, rectum) ▪ antigeendetectie (EIA, PCR/LCR) Behandeling ▪ ceftriaxon 250mg i.m., eenmalig ▪ ciprofloxacine 500mg oraal, eenmalig ▪ cefotaxim 1g, i.m., eenmalig Complicaties ▪ strictuurvorming (zelden in NL) ▪ steriliteit ▪ chronische onderbuikspijn ▪ PID, sepsis CHLAMYDIA TRACHOMATIS Eigenschappen Intracellulaire parasiet, Gram-negatieve bacterie Gebruikt ATP van gastheercel. Heeft een specifiek antigeen Incubatietijd: 12-45 dagen Epidemiologie 5% van seksueel actieve vrouwen van 20-29 jaar wordt jaarlijks besmet Prevalentie: ▪ 1e lijn: 2-7% ▪ 2e lijn: 10-25% ▪ 5-13% asymptomatisch dragerschap Kliniek ▪ vaak mild/subklinisch verloop: - mannen: 25% asymptomatisch - vrouwen: 50% asymptomatisch ▪ mannen: prikkelend gevoel urethra, dysurie, waterig/mukeus écoulement ▪ vrouwen: klachten als bij UWI, dysurie, pollakisurie Diagnostiek ▪ kweek (materiaal uit tr. urogenitalis, rectum, conjunctiva, tonsillen) ▪ evt. ELISA/immunofluorescentie op antigeen ▪ serologie: >4x stijging IgM/IgG: recente infectie Behandeling ▪ azitromycine 4x 250mg per os, eenmalig ▪ doxycycline 2dd 100mg per os, 7 dagen ▪ erythromycine 4dd 500mg per os, 7 dagen, in geval van verd. zwangerschap Complicaties ▪ cervicitis, proctitis, conjunctivitis, faryngitis, endometritis/salpingitis ▪ bij 1%: syndroom van Reiter (trias urethritis, arthritis, conjunctivitis) ▪ lymphogranuloma venereum (regionale lymfadenopathie: “bubo”) ULCUS MOLLE Eigenschappen Vooral in de tropen, belangrijkste verwekker van genitale ulceraties alhier. Kliniek 2-7 dagen na besmetting papels, die snel pijnlijke ulcera worden met een onregelmatige ondermijnde rand, bodem week bedekt met pus en bloed. Bij 2/3 van de patiënten ontstaat een bubo. Diagnostiek Materiaal afnemen onder de rand van het ulcus, fijne gram negatieve korte staafjes. Liever kweken. Behandeling ▪ ceftriaxon 250mg eenmalig i.m. ▪ erytromycine 3dd 250mg oraal, 7 dagen ▪ trimethoprim/sulfamethoxazol 2dd2, 7 dagen ▪ ciprofloxacine 500mg oraal eenmalig SYFILIS Eigenschappen Treponema pallidum, bacterie Overdracht via slijmvliescontact, verspreiding naar regionale lymfeklieren en venen/lymfevaatjes → hematogene verspreiding Incubatietijd 2-4 weken (wisselend, soms 10-90 dagen) Epidemiologie m.n. in leeftijdsgroep 20-35 jaar Kliniek ▪ primair stadium: begint met papel, wordt snel erosief → solitair ulcus (oppervlakkige, schijfvormige induratie, pijnloos, later littekenvorming) = ulcus durum ▪ secundair stadium: na 6-12 weken, syfilitisch maculeus exantheem op handpalmen/voetzolen, geen jeuk, gegeneraliseerde lymfadenopathie ▪ latente syfilis: geen klinisch waarneembare afwijkingen (vroeg: < 1 jaar; laat: > 1 jaar) ▪ tertiaire stadium (late orgaansyfilis): - huid: gumma (gezwel) of nodus (knobbel) - cardiovasculair: aortitis (stenose, aneurysma) - neurosyfilis: meningovasculair of parenchymaal (demetia paralytica en tabes dorsalis) of asymptomatisch Diagnostiek ▪ donkerveld microscopie (uit huid-/slijmvliesafwijkingen of klieren) ▪ DNA-probes ▪ Serologie: FTA-ABS, 19S(IgM)FTA-ABS, TPHA Behandeling ▪ penicillinen ▪ zie p. 339/340 Complicaties ▪ combinatie met HIV → maligne syfilis eenmalig ▪ evt. wimpers/wenkbrauwen.SCABIËS Eigenschappen Mijt: Sarcoptes scabiei var. gehele lichaam. navel. gehele lichaam. gezamenlijk gebruik handdoeken Etiologie/pathogenese Luizen kunnen twee dagen buiten de gastheer overlevn. hominis Voor besmetting is langdurig contact nodig Incubatietijd: 4 weken Kliniek ▪ na 4 weken begin jeuk. plat ▪ maculae coeruleae (staalblauwe vlekken tot 1 cm groot). Loxazol-crème . billen.5-2mm groot. op schaamhaar. areola mammae ▪ fijn papuleus exantheem ▪ krabeffecten ▪ secundaire pyodermie Diagnostiek ▪ gangetje met naald openen en mijt isoleren en onder microscoop bekijken ▪ KOH-preparaat van eitjes uit gangetje verkregen Behandeling ▪ Loxazol-crème over gehele lichaam. lichenificatie. 24 uur niet afwassen ▪ Permetrine crème 5%. na 22-27 dagen volwassen luis. ’s nachts ▪ gangetjes op handen. m. na 3 maanden ondraaglijke jeuk. of bijv. Kliniek ▪ localisatie m. voetranden. penis. hieruit na 5-8 dagen larfjes. ellebogen. Eitjes aan haren gastheer. eenmalig ▪ Lindaan 1% smuksel. 1. snor ▪ jeuk! ▪ luizen aan haarbasis. eenmalig ▪ Ook partner en gezinsleden zelfde behandelen om herinfectie te voorkomen ▪ Kleding/beddengoed uitkloppen ▪ Pas 6 weken na behandeling zal jeuk verdwijnen SCHAAMLUIS (PHTIRIASIS) Eigenschappen Parasiet: Phthirus pubis (=schaamluis) Overdracht via seksueel contact. maar ook borst-/okselhaar.n.n. Leven 30 dagen. pustels Diagnostiek ▪ inspectie: ook met microscoop ▪ let op maculae coeruleae Behandeling ▪ Malathion lotion 1% lokaal voor alle besmette gebieden. Incubatietijd: 2-20 dagen Kliniek ▪ vrouw: pijn. impotentie. eenmalig ▪ amoxicilline/clavulaanzuur 500mg/125mg 3dd. dijen en billen ▪ recidieven (HSV-2: 90% recidief M 1 jaar) ▪ transmissie tijdens zwangerschap BACTERIËLE VAGINOSE (GARDNERELLA VAGINALIS-VAGINITIS) Eigenschappen Pathogenese niet geheel duidelijk. bij mannen met herpes-proctitis) → urineretentie. dysurie. dysurie. afscheiding uit urethra/vagina ▪ man: urethritis. Daarna latent aanwezig in sensibele ganglia.n. koorts.HERPES GENITALIS Eigenschappen Herpes simplex virus. jeuk. later erosief ▪ primaire infectie: algehele malaise. 5-10dagen ▪ starten 2-3 dagen na begin van de eruptie ▪ waterbadjes Complicaties ▪ sacrale radiculopathie (m. spierpijn Diagnostiek ▪ Tzanck-test (microscopie op meerkernige reuscellen) ▪ PCR ▪ immunofluorescentie/ELISA (ook serologie) Behandeling ▪ valaciclovir 2dd 500mg. HSV-2 of HSV-1 Primaire infectie via slijmvliezen of wondjes in de huid. hoofdpijn. geassocieerd met IUD-gebruik Epidemiologie Prevalentie: 17-37% Kliniek criteria van Spiegel (3 kenmerken verplicht): ▪ homogene witgrijze fluor ▪ verhoogde pH ▪ positieve aminetest (visgeur bij toevoegen 10% KOH) ▪ clue-cellen (vaginale epitheelcellen overdekt met bactieriën) Diagnostiek ▪ fysiologisch zout preparaat (clue-cells zichtbaar) Behandeling ▪ Metronidazol 4x500mg per os. waarschijnlijk bacterie: Garnerella vaginalis Bij seksueel actieve vrouwen. paresthesieën/pijn in perineum. 7 dagen ▪ behandeling partner alleen bij recidiverende klachten . gering écoulement ▪ na 1-7 dagen vesikels. zwelling ▪ fluor: dik.000E tot 1 miljoen E intravaginaal.CANDIDA VAGINITIS Eigenschappen Gistinfectie: Candida albicans of Candida torulopsis glabrata Uitlokkende factoren zijn: ▪ diabetes mellitus. Bij 20% van de vrouwen asymptomatisch aanwezig Kliniek ▪ symptomatisch: sterke vulvovaginale jeuk/branderigheid. zwangerschap. wit. corticosteroïden. 14 dagen ▪ miconazol . orale anticonceptiva Epidemiologie Komt 3x vaker voor dan trichomoniasis. pH verhoogd Diagnostiek ▪ fysiologisch zout preparaat (flagellen zichtbaar) ▪ kweek Behandeling ▪ metronidazol 2g in één dosis. erytheem ▪ fluor: groenig-bloederig. schuimig. brokkelig. antibioticabehandeling. urethra Epidemiologie Prevalentie afhankelijk van seksuele activiteit (532%) Kliniek ▪ vaak asymptomatisch ▪ symptomatisch: irritatie.100mg intravaginaal. 7 dagen + 500mg metronidazol intrvaginaal .200mg intravaginaal. urogenitalis. ectocervix. meebehandeling van partner ▪ bij resistentie of falen therapie: metronidazol 2dd 500mg. pseudohyfen zichtbaar) ▪ kweek Behandeling ▪ fluconazol 150mg per os. 7 dagen . jeuk en pijn aan onderste tr. kaasachtig Diagnostiek ▪ KOH-preparaat van fluor (10% KOH. dyspareunie ▪ vulvair erytheem. onaangename geur. eenmalig ▪ nystatine 100. evt.500mg intravaginaal eenmalig TRICHOMONIASIS Eigenschappen Trichomonas vaginalis: protozoa met flagellen Tast het plaveiselepitheel aan van vagina. 3 dagen . na 72/96u. na 5-7 dagen ▪ Let op irritatiereactie i. contactallergieën TESTS PLAKPROEF (LAPJESPROEF) Methode ▪ Allergeen wordt in vehiculum (vaseline/water/alcohol/olijfolie) onder occlusie op rug of bovenarmen aangebracht ▪ Er is een standaardlapje met 23 allergenen: zie p.p.b. subcutane injecties . 42 ▪ Niet aanbrengen in acute fase van het eczeem ▪ Aflezen na 48u. contacturticaria.jeuk ▪ Reactie te beoordelen op schaal + tot ++++ Indicatie ▪ Onmiddellijke allergische reacties (type I) ▪ Minimaal risico op een anafylactoïde reactie TOTAAL IGE Methode ▪ Totaal IgE in serum laten bepalen ▪ Bij waarde > 100U/ml: aanwijzing voor atopische constitutie Indicatie ▪ Verdenking atopische constitutie ALLERGIEËN ALLERGISCHE RHINITIS Allergeen ▪ Boompollen ▪ Graspollen Behandeling ▪ Antihistaminica lokaal/systemisch ▪ Corticosteroïden lokaal/systemisch ▪ Immunotherapie sublinguaal ▪ Immunotherapie m.centrale kwaddel of urtica . ALLERGIEËN ALLERGISCHE REACTIES (GELL & COOMBS) Type I (directe type) ▪ IgE ▪ bijv. duivenmelkersziekte Type IV (vertraagde type) ▪ celgemedieerd ▪ bijv. er kan een kwaddel ontstaan ▪ Bij positieve reactie → triple response van Lewis: . allergische reactie Indicatie ▪ Vertraagde allergische reacties (type IV): contactallergie OPEN TEST Methode ▪ Allergeen wordt zonder occlusie (open) aangebracht ▪ Af te lezen als gewone plakproef Indicatie ▪ Wanneer men irritatie van de aan te brengen stof verwacht WRIJFTEST Methode ▪ Allergeen wordt enkele malen over huid gewreven Indicatie ▪ Wanneer men zeer sterke sensibilisatie vreest KRASTEST Methode ▪ Krasje van 0.v. huisstofmijt) wordt op huid gebracht ▪ Door druppel heen wordt in huid geprikt Indicatie ▪ Onmiddellijke allergische reacties (type I) ▪ Minimaal risico op een anafylactoïde reactie INTRACUTANE TEST Methode ▪ Allergeenextract wordt in de huid gespoten.onscherp begrensde erythemateuze halo daaromheen .5cm in huid aanbrengen (zonder bloeden) ▪ Via krasje allergeen in huid wrijven PRIKTEST (SKIN PRICK TEST) Methode ▪ Druppel allergeenextract (bijv. voedselallergie Type II ▪ cytotoxische overgevoeligheid Type III ▪ immuuncomplexen ▪ complementactivatie ▪ bijv. pollen.B. medicamenteuze reacties.v. tandarts inlichten VOEDSELALLERGIE Allergeen ▪ Bijv.LATEXALLERGIE Allergeen ▪ Latex (handschoenen) Diagnostiek ▪ Specifiek IgE tegen latex Behandeling ▪ Vermijden van voedingsmiddelen die via kruisreactie klachten geven (kiwi. Ventolin. diarree.Braken. banaan.Urticaria . avocado) ▪ Latex handschoenen vermijden. kruisreactie boompollen en fruit Kliniek ▪ Snelle allergische reactie (type I): . prednison. boekweit. bewustzijnsverlies Diagnostiek ▪ Dubbelblinde. benauwdheid . antihistaminica.Heesheid. placebo gecontroleerde provocatietest ▪ Specifiek IgE in serum (RAST) ▪ Skin prick test ▪ Open provocatietest Behandeling ▪ Vermijden van voedingsmiddelen die klachten geven ▪ Bij reactie antihistaminica innemen ▪ Voor geval van nood adrenaline auto-injector bij zich dragen ▪ Bij kinderen: Epipen junior. uitleg voor bij aanval . rhagaden. AB. antimicrobiële. teer. teer. De lokalisatie en de duur van het contact. hyperkeratose. PUVA ORTHO-ERGISCHE CONTACTDERMATITIS Epidemiologie ▪ 2. kan maanden tot jaren duren voordat het zich ontwikkeld. chronisch: zalf ▪ Eventueel. volair pols (neigt tot chroniciteit) ▪ Tabel 8. squameus ▪ 80% eczeem aan de handen.ECZEEM ALLERGISCH CONTACT ECZEEM Epidemiologie ▪ 2. ▪ Erytemateus. antimicrobiële.Vertraagde acute vorm: na 8-24 uur na contact . ▪ Veelal aan de handen.1 blz 105 oa leeftijd. uitdroging van de huid. lijmstoffen etc. UVB. geneesmiddelen. AB. rubberchemicalieen.elicitatiefase: hernieuwd contact.Subacute/chronische vorm: komt meeste voor ▪ Slijtingseczeem. cosmetica. meer sensibilisatie) ▪ Belangrijke stoffen: metalen. Diagnostiek ▪ Anamnestisch ▪ Allergologisch onderzoek. nat houden in acute fase Event. frequent contact met irriterende stoffen Kliniek ▪ Acuut/ vertraagde acute vorm: erytheem. Kliniek ▪ Bepaald door aard en hoeveelheid van het allergeen. UVB. PUVA ▪ Identificatie en eliminatie van irritantia. vesikels en bullae ▪ Subacuut/chronisch: erytheem.inductiefase: penetreren van (deel) allergeen door stratum corneum . ontstekingsreactie Etiologie ▪ Zie tab 8. oedeem.5% van de patiënten die de dermatoloog consulteert Pathogenese ▪ Type IV allergische reactie .5% van de patiënten die de dermatoloog consulteert Etiologie/Pathogenese ▪ als gevolg van inwerking van irriterende stoffen op de huid ▪ Celbeschadeging door irritans Æ lokale ontstekingsreactie zonder immunologische processen.2 blz 106 Diagnostiek ▪ Plaktest (Type IV) ▪ Geen bloed onderzoek mogelijk Behandeling ▪ Opsporen Allergeen ▪ Lokale corticosteroïden (klasse II-III) acute fase: creme.Acuut: chemische verbranding . aard allergeen. . proliferatie T-cellen (5-21dagen) . . concentratie allergeen (hoger conc. voornamelijk dorsaal vingers. allergisch contact eczeem uitsluiten Behandeling ▪ Algemene eczeemtherapie: Lokale corticosteroïden (klasse II-III).sensibilisatiefase: prestatie Langerhans-cellen. teer. shampoo etc) fysische invloeden (koud weer. lage luchtvochtigheid) ▪ Allergisch contact eczeem (chromaat en epoxyharsen) Kliniek ▪ Ronde tot ovale muntgrote afwijkingen. scherp begrensd. ▪ Actieve mycose aan de voeten kan leiden tot acrovesiculeus eczeem van handen (REACTIEF) ▪ Emotionele stress. ▪ In acute fase: nattende crusteuze laesies ▪ Chronische fase: schilfering en lihenificatie (in de winter vaak exacerbaties) ▪ Gelokaliseerd op extremiteiten (meestal symmetrisch) Diagnostiek ▪ Klinische gronden ▪ DD: psoriasis en uitdrogingseczeem. NUMMULAIR ECZEEM Muntgrote of nummulaire eczeem plekken Epidemiologie ▪ Volwassen leeftijd: jong volwassen vaker bij vrouwen. oudere leeftijd vaker bij mannen Etiologie/Pathogenese ▪ Manifestatie van constitutioneel eczeem ▪ Uitdroging van de huid (zeep. symmetrisch gelokaliseerd in de handpalmen. vesiculeuze erupties van handpalmen en/of voetzolen.ACROVESICULEUS ECZEEM Niet-specifiek reactie patroon van handpalmen en voetzolen. Epidemiologie ▪ Vaker bij vrouwen. allergologisch onderzoek Behandeling ▪ Eliminatie etiologische factor. contactallergie en mycotische infecties Behandeling ▪ Vermijden van uitdroging en irritatie van de huid. Hydraterende crèmes . gekenmerkt door acuut optredende en recidiverende. Kliniek ▪ Plotseling optredende erupties van diep gelegen blaasjes. zon en warmte kunnen het proces mogelijk provoceren. Diagnostiek ▪ Klinische gronden ▪ Onderzoek naar etiologie (mycologisch onderzoek. of chronisch verlopende. opgebouwd uit papels en vesikels. orale PUVA (fotochemotherapie). samenhang met nikkel allergie ▪ Maximum tussen 20-40 jaar Etiologie/Pathogenese ▪ Eczemateuze recatie op verschillende etiologische factoren. aan de laterale zijde van de vingers en/of onder de voetzolen. ▪ Corticosteroïden lokaal. ▪ Uitsluiten. SEBORROISCH ECZEEM Erytheem en gelige schilfering op locaties met veel talgklieren (hoofd. psoriasis. ▪ Shampoo/gel: imidazolderivaten (combi met hydrocortisol) . Op de behaarde hoofd kan de afwijking zich manifesteren als fijne schilfering. geringe ontstekingsreactie. ortho-ergische en constitutioneel eczeem. Diagnostiek ▪ Klinische gronden ▪ Uitsluiten. erytheem en gelige schilfering. lage luchtvochtigheid en centraal verwarmde ruimtes. Soms ook in liezen. teer of salicylzuur. candida infectie. zinkpyrithonen of teer. kan meer erythematosquameus worden. gelaat. ▪ Hydrocortisonacetaat (klasse I) met evnt. geen/weinig jeuk. tussen de 18-40 jaar. Etiologie/Pathogenese ▪ Hoge talgklierproductie (seborroe) ▪ Gist Pityrosporum ovale ▪ Verergering bij: emotionele stress. V-gebied van de romp) Epidemiologie ▪ 2-5% van de bevolking. lage temperatuur. oksels en hals. Behandeling ▪ Pityriasis capitis: shampoo met seleniumsulfide. Zwavel. roos (pityriasis capitis) ▪ Eczema seborrhoicum infantum: Vettige schilfering op behaarde hoofd (berg). ▪ Meer bij mannen dan bij vrouwen ▪ Twee incidentiepieken: eerste 3 levensmaanden. Kliniek ▪ Eczema seborrhoicum adultorum: begint in puberteit. rosacea en allergisch contact. Verdwijnt bij ongeveer 6 mnd. ▪ Eliminatie allergenen ▪ Event. inguinaal.Diffuse verspreiding over extremiteiten en romp: erytheem. epidermale hyperplasie Behandeling ▪ Lokaal: corticosteroïden crème. urticae.Vaak exsudatief: dauwworm. Bij kinderen met gelichenificeerde eczeem: houtteer (ipv cortico) ▪ Oraal: bij ernstige infectie AB.Verminderde barrièrefunctie van de huid.--> IgE . Etiologie/Pathogenese ▪ Familiair ▪ Allergische factoren: . irritatie(zepen). knieholten.Elleboogplooien. mijten etc). Synoniemen: atopisch eczeem. cyclosporine en interferon. . ▪ Eerste verschijnselen meestal in eerste levensjaar. sedatief). . atopische dermatitis. hoofd. . Immunotherapie . . ▪ Peuterleeftijd: . geactiveerd door allergenen of door vrijkomen van cytokinen uit keratinocyten.Seborroische: oksels. nek en oogleden ▪ Reactievormen .Meer positieve huidtesten op voedselallergenen (IgE) Æ priktest ▪ Niet allergische factoren: . endogeen eczeem.CONSTITUTIONEEL ECZEEM Atopie: gaat vaak (50%) gepaard met allergisch astma en allergische rhinitis. papulovesiculae.Eosinofiele granulocyten. 15% inde herfst. 30% in de winter en 40% in de lente. polsen. borst.Klimaat: seizoensinvloeden (30% exacerbaties in de zomer. verslechtering van het eczeem . hals.Type IV (vertraagde) allergische reactie. . mestcelstabilisator (chromoglycaat). voorhoofd en wangen.Eczemateus: erytheem.Psychische stress. serum IgE ▪ Histopathologie: lymfohistiocytair infiltraat in dermis.Prurigineuze: kapot gekrabde prurigopapels.Hormonen: exacerbaties tijdens zwangerschap.Disfunctie autonome zenuwstelsel: verhoogde cholinerge en verlaagde andrenerge activiteit. . .Hoge T-cel activiteit in de huid. . Allergeen specifieke T-lymfocyten Th2. Diagnostiek ▪ Klinische kenmerken: minimaal 3 uit tabel 8-4 (118) ▪ Minimaal 3 atopische kenmerken uit tabel 8-5 (119) ▪ Plaktest. papulovesiculae en noduli . krabeffecten en jeuk. menstruatie Kliniek (zie tabellen pag 118/119) ▪ Zuigelingen: eczeem voornamelijk op hoofdhuid.atopische sensibilisatie op allergenen (bv graspollen. . knieholten en elleboogplooien. Jeuk staat op de voorgrond Epidemiologie ▪ 3-5% van alle kinderen. Verder antihistaminica (hydrozine.Lichenoide: gelichenificeerde haarden aan polsen. na het 5de levensjaar 70% geen klachten meer. Bij bact infectie (complicatie) combi lokale AB en corticosteroïden. . ulceraties en atrofie) . hyperpigmentatie. ▪ Verder tekenen van CVI: oedeem. Diagnostiek ▪ Uitsluiten: allergisch contact. (kouzen/zwachtelen) ▪ Snelle verbetering: hoge dosis corticosterioden (III-IV) in combi met antimicroniele middelen (CAVE. mycosis Behandeling ▪ Behandelen veneuze insufficiëntie. nummulair en uitdrogings eczeem.HYPOSTATISCH ECZEEM Eczeem secundair aan veneuze hypertensie/ veneuze insufficiëntie. atrofie blanche en ulceraties. Psoriasis ▪ Microscopie. varices. purpura. Kliniek ▪ Onscherp begrensd erytheem met schilfering en krabeffecten aan de onderbenen. Beloop van titer is maat voor ziek zijn. . branderig en pijnlijk. bestaande blaar kan richting gezonde huid worden verschoven ▪ Pemphigus vegetans: zeldzame variant op vulgaris. Blaren breiden uir. . ▪ Immunohistochemie avn huidbiopt: IgGantilichamen aantonen met immunofluorisentie. wrijven over intacte huid veroorzaakt blaren.Begint tussen 40-60 jaar.Begint in mondslijmvlies. rifampicine en captopril Kliniek ▪ Pemphigus Vulgaris: ernstigste vorm. vloeien samen.Slappen blaren en erosieve afwijkingen in hoofdhals gebied. . . met als gevolg intra-epidermale blaren. Weinig ontsteklingsinfiltraat. minder ernstig dan vulgaris .Neumann subtype: erosies gaan snel over in wratachtig ascpect. Stevens-Johnson.Teken van Nikolsky positief: ○ I. gaan kapot. . . ▪ Pemphigus flioceau:door Simulium pruinosum (zwarte vlieg): kruisreactie van virus met adhesieeiwit in desmosomen (IgG4) ▪ Pemphigus vulgaris: antilichamen tegen desomsomaal adhesie-eiwit (IgG) ▪ Activatie complement C3 ▪ Door bepaalde medicijnen een pemphigus-beeld: peni. uitbreiding na weken/mnden soms jaren .Hallopneau-subtype: begint met pustels die overgaan in vegeterende plaques.Geleidelijke progressie Diagnostiek ▪ Histopathologie: acantholyse: loslating van het celverband.endemisch en non-endemisch . ○ II. EEMM Behandeling ▪ Hoge dosis corticosterioden(oraal) 1-2 mg/kg per dag in combi met azathioprine (Imuran®) of cyclophosphamide ▪ Let op: electrolyten etc .C. ▪ Auto-antilichamen aantonen in serum ▪ Uitsluiten: TEN. BULLEUZE DERMATOSEN PEMPHIGUS Aantal unieke.Geen slijmvliesafwijkingen !! . (Hogere incidentie LHA-DRW4 en – DRW6) ▪ Endemische vorm van pemphigus flioceau in Brazilie (zwarte vlieg) Etiologie/Pathogenese ▪ Auto-antilichamen tegen celoppervlakteantigenen van keratinocyten. potentieel letale orgaanspecifieke auto-immuunziekten.Uitbreiding over zonlicht geëxposeerde gebied. Patiënten zijn jonger. Epidemiologie ▪ Pemphigus vulgaris komt vaker voor in Joodse bevolking. waarbij de epidermis door auto-antilichamen wordt beschadigd. Benigne ▪ Pemphigus flioceau. ‘wildvuur’.Slappe blaren op ogenschijnlijk gezonde huid. Kapotte blaren zijn vaak met crustae bedekte erosieve plekken. . ▪ Immunohistochemie van huidbiopt: granulaire depositie IgA. Veel eosinofiele granulocyten. meer bij mannen. ▪ Eerste manifestatie rond 40 jaar. urticarieel. erytheem. 5-fluorouracil (lokaal) Etiologie/Pathogenese ▪ EBMZ-antigenen (180-230 kDa) voornamelijk van het IgG-subklasse ▪ Door bepaalde oorzaak (medicament) worden Bcellen aangezet tot het produceren van antiEBMZ. Hoofd-hals gebied ▪ Herpetiform (groepsgewijs) ▪ Teken van Nikolsky is negatief ▪ Voorkeur: onderzijde abdomen.000. IgG en C3 ▪ Auto-antilichamen aantonen in serum ▪ Uitsluiten: TEN. Infiltraatarm. Activatie complement C3 en C5 : neutrofiele gran. littekens. ▪ Immunohistochemie van huidbiopt: 50-70% aantonen. ▪ Weken tot maanden voorafgaand door eczemateuze erupties Æ jeuk ▪ Erupties genezen vaak zonder litteken vorming. ▪ Geïnduceerd door: oa furosemide. Epidemiologie ▪ Komt meer voor dan pemphigus ▪ Eerste manifestatie 60-70 jaar. Branderig en jeukend. regio sacralis en schouders. oksels. bovenarmen en dijen. ▪ Jodiumhoudend plakproef (KJ-plakproef) ▪ Jejunumvlokkenatrofie 90% (zelden darmklachten) ▪ Uitsluiten bij inactieve dermatitis herpetiformis: prurgo. deen hyperpigmentatie. met voorkeur in de dermale papillen. crustae. ▪ Krabeffecten. Etiologie/Pathogenese ▪ Immuuncomplexmechanisme. scabies en constitutioneel eczeem. Ook C3 aantoonbaar. Vervolgens binding van dit anti-EBMZ aan intacte huid.BULLOUS PEMPHIGOID OF PARAPEMPHIGUS Orgaanspecifieke auto-immuunziekte. ▪ Strekzijden elleboog en knie. bovenarmen en dijen. met als gevolg subepidermale blaren. papales. ▪ Weken tot maanden voorafgaand door eczemateuze erupties Æ jeuk ▪ Erupties genezen vaak zonder litteken vorming. histamine etc. fenoxymethylpeni. EEMM en vele andere bulleuze aandoeningen zoals SLE Behandeling ▪ Hoge (lager dan bij pemphigus) dosis corticosterioden(oraal) 40-80mg per dag in combi met azathioprine 100-200mg per dag(Imuran®) of cyclophosphamide ▪ Dermavate creme 2dd ▪ Chlorambucil 4-6mg/dag ▪ Mycophenalate 1000-2000mg/dag ▪ MTX 10-20 mg/week DERMATITIS HERPETIFORMIS Epidemiologie ▪ 1:10. Soms ook veel eos (moeilijk te diff met parapemphigus). excoriaties. Diagnostiek ▪ Histopathologie: micro-abcessen in dermale papillen (neutrofielen granulocyten). sulfalazine. Behandeling ▪ Sulfonen (diaminodifenylsulfon=DDS=dapson) en sulfapyridine 100mg per dag. Diagnostiek ▪ Histopathologie: subepidermale blaren. ▪ Fagocytose: dermo-epidermale separatie Kliniek ▪ Bulla (helder of hemorragisch van inhoud). strekzijde armen en benen. geïnitieerd door in het darmlumen aanwezige antigene factoren. Stevens-Johnson. ▪ IgA passage bij vlokkenatrofie bij glutenallergie ▪ Activatie complement Kliniek ▪ Chronisch jeukende papulovesiculeuze dermatose. strekzijde armen en benen. waarbij de epidermale basale membraanzone (EBMZ) door auto-antilichamen wordt beschadigd. ▪ Behandelen van vlokkenatrofie: dieet . ▪ Teken van Nikolsky is negatief ▪ Voorkeur: onderzijde abdomen. oksels. Bij 75% jeuk.D. meestal op romp Na 1-2 weken secundaire eruptie. Multipele erythemato(papulo)squameuze laesies op romp en extremiteiten Etiologie Grotendeels onbekend. met self-limiting beloop. Vaak is er actieve replicatie van actief herpesvirus (HHV-7) Epidemiologie Leeftijd 10-35 jaar Man : vrouw = 2 : 3 Kliniek Begin met solitaire plek/plaque. OVERIGE PITYRIASIS ROSEA Eigenschappen Acute inflammatoire aandoening. gegeneraliseerde verspreiding van rozerode plekken met schilfering. Na 2-4 spontane resolutie. Behandeling ▪ symptomatisch: behandeling jeuk (menthol/lokale corticosteroïden/orale antihistaminica) ▪ milde zonexpositie . infectieuze oorzaak wordt het waarschijnlijkst geacht. erythemateus. deze verhogen het aantal recidieven.ERYTHEMA EXSUDATIVUM MULTIFORME (MINOR) Acute self limited dermatose met een symmetrische polymorfe. M. Bij ernstige gevallen valaciclovir of famciclovir. Bij veel patienten recidiveert de ziekte meermalen. . lupus erythematoses. Geen corticosteroiden. bovenste extremiteiten. deels opgebouwd uit kenmerkende concentrische ringen van verschillend getinte erythemen. In het centrum van de schietschijf uitgebreider aanwezig. met name tijdens voor en najaar.n. dermatitis herpetiformis. Onderscheid tussen minor en majorvorm. toxicodermie en virale exanthemen. gericht tegen HSVantigenen in de epidermis. DD Andere dermatosen: Parapemphigus. self limited of episodisch Duur episode max 4 weken Efflorescenties symmetrisch en niet vluchtig Minstens enkele schietscijflaesies Slijmvliesafwijkingen afwezig of oraal Geen aanwijzingen voor leukocytoelastische vasculitis Behandeling ▪ Symptomatisch met antihystaminica. Begint met erythemateuze macula overgaand in papel waarna de schietschijf ontstaat. M. vasculitis. Vaak wordt dit voorafgegaan door HSV infecties. Minor (Von Hebra) (80%) Voornamelijk tussen 20 en 40 jaar. syndroom van sweet. De continue vorm is zeldzaam en wordt toegedicht aan corticosteroidengebruik. Kawasaki. Soms ontstaat in het centrum een blaar. slijmvliezen zijn in 25% betrokken met name oraal. Etiologie/pathogenese Hypothese is dat de oorzaak een T-cel gemedieerde immuunrespons is. eventueel ook profylactisch. Diagnostische criteria: Acuut. Eerst necrose van individuele keratinocyten. uitgesproken oedeem papillen vaatverwijding met zwelling endotheelcellen en een perivasculair infiltraat van mononucleaire cellen. daarnaast urticaria. Kliniek Abrupt begin. De afwijkingen verschijnen binnen 72 uur en verdwijnen na 3 weken weer spontaan. niet vluchtige eruptie. pneumoniae en HSV Kliniek Prodromen BOLWI. Soms secundaire infecties en sepsis. sulfonamiden. stricturen etc. rhinitis en keelpijn. blindheid. Totaal aangedane lichaamsoppervlak: 10-30% DD Toxische epidermale necrolyse (fulminanter begin). Tenminste 2 slijmvlieslocalisaties (mond. Duurt 1-7 dagen. Behandeling Hoge mortaliteit door sepsis. anticonvulsiva) door falen antitoxiciteitmechanisme van de epidermis ▪ M. pneumonie en verstoorde electrolyten en vochtbalans. Multidisciplinair behandelen. eventueel hoge dosis cortico’s. conjunctiva. hoesten. genitalia en anus). blaasvorming en epidermale necrose. Andere symptomen en complicaties zijn artritis. Aureus).000. .000 ▪ Mortaliteit 10-25% Etiologie/pathogenese ▪ Geneesmiddelen (NSAID’s. Periode duurt 1-14 dagen. graft vs host ziekte. staphylococcal scalded skin syndrome (S. braken diaarre en algehele malaise. koorts. hoofdpijn. ▪ Incidentie 1:1. Daarna abrupt efflorescenties zoals bij de minorvorm met snelle uitbreiding.MAJOR (STEVENS-JOHNSON SYNDROOM) (20%) Epidemiologie ▪ Vooral tot het 20e levensjaar. mogelijk plaques en erosie over gelaat. diuretica. romp en extremiteiten ▪ > 30% van lichaamsoppervlak is aangedaan Diagnostiek ▪ Histopathologie: eosinofiele necrose van de epidermis+ subepidermale blaarvorming Behandeling ▪ Staken medicament ▪ Corticosteroïden(systemisch) ▪ Vocht-electrolyten.en waterhuishouding ▪ Infectie preventie ▪ Oogheelkundige therapie .TOXISCHE EPIDERMALE NECROLYSIS (TEN) Epidemiologie ▪ Hoge mortaliteit. Etiologie/Pathogenese ▪ Ten gevolge van geneesmiddelen: AB. ▪ Als gevolg van infecties en graft-versus-host ▪ Gell en Cooms type II Kliniek ▪ Prodromale verschijnselen: alg malaise. afwijkingen aan slijmvliezen en pijnlijke huid ▪ Binnen enkele dagen: grote slappe blaren met positief Nikolsky ▪ Erythemateuze maculae. NSAID’s. bullae. cytochroom P450 remmers.Plaquepsoriasis: beperkt tot enkele plaques Bij chronische plaquepsoriasis samenvloeien van suameuze papels waardoor plaques ontstaan met zilverkleurige schilfering die bij krabben vervloeid als kaarsvet. verhoogde leverfuncties/cholesterol. eczemen ▪ Lues ▪ Mycosis fungoides.Pustuleuze psoriasis: Pustels waarna desquamatie. vies . Symmetrisch. is ziek. .Erytrodermatische psoriasis: gehele huid aangetast Erytrodermie waarbij aantasting interne milieu met dehydratie en nierinsufficiëntie tot gevolg. gereserveerd voor therapieresistente en ernstige vormen. herhalingsrisico zie tabel 15-1 ▪ Afwijkingen chemische regelsystemen. bij kinderen spontane remissie in weken. distale onycholysis. bijw.Lokale corticosteroïden (klasse III-IV). bijniersuppressie . dagelijks of wekelijks.Actief vitamine D3 (calcipotriolzalf). herstellend na enkele weken en recidiverend in maanden.Vitamine-A-zuurderivaten (acitretin) bij pustuleuze en erytrodermatische vorm of i. . vergelijkbaar met corticosteroïden klasse III-IV. Bowen Diagnostiek ▪ In principe o. groeiregulatie en inflammatie ▪ Vroege fase:polymorfe granulocyt. puberteit. infectieziekten.Fumaarzuurderivaten. ▪ 10-55% heeft nagelafwijkingen (putjes. licht tintelend effect wordt nagestreefd.m. vit.Methotrexaat zeer effectief. kuren 2-3 maanden twee keer per week ▪ PUVA-therapie (psoraleen + UV-A) bij hoge expositie verhoogd risico huidkanker. lichttherapie bij overige vormen. behaarde hoofd en regio sacralis. hypertensie. meestal zonder jeuk.Teer (ditranol) lokale inductie van vrije radicalen. eerste keer meestal rond pubertijd ▪ Man : vrouw = 1 : 1 Etiologie/Pathogenese ▪ Erfelijke grondslag. bijw.c. bijw. nefrotoxiciteit en immunosuppressie ▪ Experimenteel: . β-blokkers. later lymfo’s en mono’s ▪ Verhoogde celdelingsactiviteit met cytokeratinen en parakeratose ▪ Uitlokkende factoren: trauma (Koebnerfenomeen). Pat. alcoholverbod .Psoriasis guttata: gedissemineerd met erythematosquameuze papels Is de vorm waarin psoriasis zich meestal presenteert.Fototherapie met UV-B 311 nm. D3 derivaten. polygene overerving. het klinisch beeld ▪ Indien twijfel/bevestiging diagnose: biopt uit de rand van de laesie Behandeling ▪ Lokale behandeling: . indometacine. herfst. Voorkeurslocalisatie strekzijde ellebogen en knieën. olievlekfenomeen. serologisch onderzoek naar reuma moet negatief zijn DD ▪ Seborrhoïsch eczeem (indien de behaarde hoofdhuid is aangedaan). psychische stress Kliniek ▪ Huidmanifestaties: scherp begrensde erythematosquameuze plaques ▪ Verschillende vormen: . heeft hoge koorts. erg effectief ▪ Systemische behandeling: . bijw.Cyclosporine A bij pustuleuze en erytrothematosquameuze vormen.v. parapsoriasis ▪ M.PSORIASIS Epidemiologie ▪ Incidentie: 2% ▪ Op elke leeftijd. medicatie (lithium. subunguale hyperkeratose) ▪ Ongeveer 7% heeft last van psoriasis arthropatica. bijw. osteofytvorming. hypercalciëmie . anticonceptie tot twee jaar na behandeling absoluut noodzakelijk . antimalariapreparaten). Remissieperioden tot vijf jaar of langer. immunomodulerende stoffen .b. . volwassenen chronisch. host Pathogenese ▪ lichenoïd ontstekingsinfiltraat op de overgang van epidermis en dermis en akanthose → papel ▪ verdikt stratum granulosum → Wickhamse striae Kliniek ▪ Platte. soms dapson 100mg of hydroxychloroquine 1-2 maanden ▪ Bij uitgebreide therapieresistente afwijkingen: fotochemotherapie. penis. met restpgimentatie . chronisch graft vs. afwijkingen van haarfollikels of mondslijmvlies Behandeling ▪ Symptomatisch: corticosteroïdcrème klasse III. enkels. soms confluerend ▪ Wickhamse striae (fijne witte lijntjes door de erythemateuze papels) ▪ Jeuk ▪ Localisatie op buigzijde polsen. cyclosporine ▪ Geneest doorgaans spontaan binnen 1-2 jaar.LICHEN RUBER PLANUS Epidemiologie ▪ 1% in dermatologiepraktijk ▪ leeftijd 30-60 jaar ▪ man : vrouw = 1 : 1 Etiologie ▪ idiopathisch. erythemateuze papels. onderarmen. orale therapie met acitretine. handruggen. veelhoekige. flanken ▪ Bijkomend: nagelafwijkingen. geneesmiddelenerupties. lumbosacraal gebied. huidreinigende middelen . groep A) Kliniek ▪ folliculaire pustels met rode. rond uitvoergangen haarfollikels en eccriene zweetklieren .systemisch) ▪ evt.FOLLICULITIS Pathogenese ▪ Ontsteking van de haarfollikel en zijn naaste omgeving ▪ meestal veroorzaakt door Staphylococcus aureus (soms hemolytische streptococ. diepe folliculitis. meestal in baardstreek ▪ Pseudofolliculitis . wat geïndureerde omgeving. m. m.Op het behaarde hoofd of extremiteiten.n.Vrij zeldzame diepe folliculitis.n. littekenachtige kaalheid Behandeling ▪ lokale antibiotische zalf (evt.Oppervlakkige ontsteking.Alleen bij mannen. bij kinderen ▪ Sycosis (barbae) simplex .Subacuut/chronisch ontstekingsproces. squamae ▪ Impetigo van Bockhardt: . samenvloeiende verheven gebieden .Ontsteking door ingroeiende baardharen ▪ Folliculitis decalvans . perifeer verhevenheid en centraal ingezonken . leukopenie. . romp.75/100.54/100.Orale ulcera . discusvormige scherp begrensde gebieden.Rode. bijv. anti-ds-DNA. 7. vasodilatatie en lymfocytair infiltraat Kliniek ▪ remissies en exacerbaties ▪ Chronische discoïde LE . adviezen zonprotectie ▪ Anti-malariamiddelen.M.Arthritis .ANA.Anemie. medicatie. ds-ANA .Geneest vaak snel Diagnostiek ▪ huidbiopsie ▪ bloedonderzoek (ANA.Met name op gelaat. kupusanticoagulans) ▪ zonlicht is belangrijke provocerende factor voor huidafwijkingen ▪ histopathologisch: adnexen worden dunner. niet noodzakelijkerwijs tegelijkertijd.000 zwarte vrouwen ▪ vasodilatatie en lymfocytair infiltraat Pathogenese (p145/146) ▪ waarschijnlijk polygene erfelijke basis → autoantistoffen (ANA. hyper-/depigmentaties ▪ Subacture cutane LE . romp en armen .CUTANE LUPUS ERYTHEMATODES (P145-149) Epidemiologie ▪ incidentie: 2. atrofie.n. hydroxychloroquine Complicaties ▪ Kans op ontwikkelen van SLE is ongeveer 5% Diagnose SLE ▪ Indien 4 manifestaties aanwezig zijn.Fotosensitiviteit .Serositis (hart en longen) . infectie) .Ontstaat in uren/dagen . anti-Sm.Psychose . op aan licht blootgestelde huiddelen (gelaat.Cutane LE . is er sprake van SLE. klasse III ▪ Anti-zonnebrandmiddelen.000 blanke vrouwen. ds-ANA) ▪ X-thorax/ECG alleen bij klachten Behandeling ▪ Lokale steroïden. teleangiëctasieën.Nefritis . behaarde hoofd. extemiteiten) scherp begrensde polycyclische erythemateuze schilferende huidafwijkingen ▪ Acute LE . keratose.Erytheem.Soms duidelijke provocerende factor (licht. thrombopenie . mobiel te houden) ▪ Mobiliseren ▪ Antibiotica alleen bij systemische ziekteverschijnselen .geel/zwart beslag . infectie ▪ diabetes mellitus. insufficiënte perforerende venen op te sporen) ▪ Enkel-armindex (arteriële insufficiëntie?) ▪ Nuchter glucose bepaling (diabetes mellitus?) ▪ Kweek niet nodig (veneus ulcus cruris is altijd gecontamineerd met bacteriën!) Behandeling ▪ Compressie (om veneuze hypertensie te verminderen en pat.8% ▪ Meestal leeftijd 15-35 jaar ▪ Chronische urticaria: man : vrouw = 1 : 2 Kliniek ▪ Ulcus ▪ Omgevende vurige roodheid ▪ Veneuze insufficiëntie: .witte atrofische huidarealen Etiologie ▪ arteriële insufficiëntie. hypertensie. veneuze insufficiëntie.ULCUS CRURIS Epidemiologie ▪ Incidentie: 1. lymfogeen Diagnostiek ▪ Veneuze doppler (om evt. met aantasting schedelbot .Aan extremiteiten (soms halfzijdig over lichaam) . hormonaal. bij volwassenen ▪ Vrouwen > mannen Etiologie ▪ Provocerende factoren: insectenbeten. spieren en bot betrokken ▪ Sclerodermie en coup de sabre . met veel hyper-/depigmentatie .n.Kan uitbreiden naar gelaat en mond Behandeling ▪ Lokale corticosteroïden ▪ Fysiotherapie ter bestrijding contracturen (massage/beweging) GRANULOMA ANNULARE Epidemiologie ▪ Gelokaliseerde vorm: m.000 ▪ man : vrouw = 1 : 3 ▪ begin 40-50 jaar Etiologie/pathogenese ▪ Toename/vergroving collageenvezels (in huid.n.5/100. goed begrensde verhevenheden. bedekt met huidkleurige of roze gladde epidermis ▪ gegroepeerd in een kring die zich centrifugaal uitbreidt ▪ voorkeurslocaties: dorsale/laterale zijde vingers.Op romp (soms gezicht/extremiteiten) .Later bruine verkleuring en verharding ▪ Scleroderma linearis .Op het voorhoofd.Evt. bij kinderen en jong volwassenen ▪ Gegeneraliseerde vorm: m. grote gewrichten.Begin met niet-jeukende rode plekken . cryotherapie) ▪ Uitgebreide afwijkingen: systemische therapie (anti-malariamiddelen. zon. sulfonen) . oren.SCLERODERMA CIRCUMSCRIPTUM Epidemiologie ▪ incidentie: 0. infectie Kliniek ▪ kleine. medicamenteus. maar kan ook systemisch) Kliniek ▪ Scleroderma morphea (sclerodermie en plaques) . fotochemotherapie. nek ▪ geen jeuk Histologie ▪ granulomen met centrale necrobiose ▪ voorkomen meerkernige reuscellen en eosinofiele granulocyten Behandeling ▪ Gelokaliseerde vorm: corticosteroïdcrème (evt.Langgerekte sclerotische gebieden. rugzijde handen/voeten. ook fascie. daarna per jaar dosis verlagen ▪ Cave maligniteiten .000 ▪ Man : vrouw = 1 : 2 ▪ Hoge sterfte: 20-40% binnen 5-10 jaar Etiologie/pathogenese ▪ Auto-immuun Kliniek ▪ Papels van Gottron op de handen ▪ Periunguale teleangiëctasieën ▪ Heliotroop oedeem rond de ogen ▪ Jeuk en fotosensitiviteit ▪ Moeheid en malaise ▪ Proximale spierzwakte ▪ Associatie met maligniteit Behandeling ▪ Krachtige immunosuppresieve therapie: corticosteroïden 1.DERMATOMYOSITIS Epidemiologie ▪ Incidentie: 0.5-8/100.5mg/kg. romp. ook baard. schildklierziekten. de aandoening duurt 4-10 maanden ▪ Vaak recidieven Behandeling ▪ Licht irriterende lotion met azijnzuur of cignoline ▪ Bij hardnekkige vormen: lokale corticosteroïdtherapie ▪ Bijwerkingen: folliculitis. van Down.ALOPECIA AREATA (P168/169) Etiologie/pathogenese ▪ Auto-immuunaandoening ▪ Mgl. vitiligo. huidatrofie . geassocieerd met psychische factoren. atopische dermatitis Kliniek ▪ Vrij plotseling ontstane kale plekken (m. syndr. ledematen) ▪ Kale plek: glanzend. op behaarde hoofdhuid. wenkbrauwen. wimpers.n. follikeluitmondingen gedilateerd. uitroeptekenharen ▪ Na 6-9 weken groei van donsharen. zonder immunologische activiteit. trager. met licht beschijnen. anders: ▪ Lokale therapie: UV-A of UV-B filters. duur: dagen/weken ▪ Actinisch reticuloïd ▪ Erytropoëtische protoporfyrie ▪ Porphyria cutanea tarda ▪ Urticaria solaris Diagnostiek ▪ Lichtonderzoek (huid belichten met verschillende soorten licht en huidreactie meten) ▪ Fotoplakproeven (stoffen op huid aanbrengen.Meestal papels met jeuk (ook mogelijk: erytheem/papels/vesikels/eczeem/prurigo) . zeldzamer Kliniek ▪ Localisatie op aan zon blootgestelde huidgebieden ▪ Chronische polymorfe lichtdermatose . sneller ▪ Foto-allergie → interactie die leidt tot immunologische reactie.Maximale huidreactie 1-2 dagen na zonexpositie. vaak eczeemachtig. dermatocorticosteroïden ▪ Systemische therapie: Carotenoïden of choloroquinepreparaten ▪ Lichtgewenning .FOTODERMATOSEN (P211-217) Etiologie/pathogenese ▪ Fotosensibilisatie vaak door interactie chemische stof (medicament) en licht ▪ Fototoxiciteit → interactie die leidt tot directe schade. huidreactie meten) Behandeling ▪ Primaire trachten oorzakelijke factoren wegnemen. TINEA MANUS Etiologie/pathogenese ▪ organisme: T. kunnen openbreken en crustae vormen) ▪ hyperkeratose met kloofvorming (pijnlijk).mentagrophytes Kliniek ▪ infectie in handpalmen en op zijkant van de handen ▪ erythematosquameuze plaques. BENIGNE TUMOREN .rubrum. T. nagel kan aangedaan zijn ▪ in eerste fase jeuk Diagnostiek ▪ KOH-preparaat Behandeling ▪ Systemische antimycotica. 12 weken lang E. aan randen diepbruine pustels (evt. scherpbegrensde vettig aanvoelende geelbruine tot zwarte huidtumor. iets boven het huidniveau gelegen. op de romp en de slapen. vlakke. Dan curretage of cryotherapie . Meestal zijn er meerdere aanwezig. met een fijn papillomateus oppervlak.VERRUCA SEBORRHOICA (BASALE CELPAPILLOOM) Goedaardige epidermale tumor Kliniek ▪ Kleine. M.n. Histopathologie er is proliferatie van onrijpe keratinocyten tussen de basale laag en de hoornlaag Behandeling niet nodig tenzij cosmetische redenen. ▪ Vooral > 50 jaar. 0. maar mist de cystewand. Therapie: excisie Miliumcyste veel voorkomende kleine cysten vooral rond de ogen. Vaak hebben zij een bindweefselkapsel Atheroom cyste / Trichilemmale cyste: op de behaarde hoofdhuid van volwassenen. Trichilemmale cysten ontstaan uit het trichilemma van de buitenste haarwortelschede: wit-gele verweekte.5-3 cm groot. goed begrensd. Retentie van hoornmassa in de follikel. Meestal zijn er meerdere. stinkende hoornsubstantie. verschuifbaar van zowel de huid als het onderliggende weefsel. rond/ovale tumoren.CYSTEN EN PSEUDOCYSTEN Cyste ▪ heeft een epitheliale wand Pseudocyste ▪ aspect van een cyste. Therapie: Na aanprikken van de cyste kan de hoornmassa verwijderd worden . KERATO-ACANTHOOM Goedaardige snel exofytisch groeiende tumor. Therapie curretage/ excisie. Kliniek eerst een ronde roze gekleurde papel → na enkele weken ontstaat een 1-2 cm grote tumor met opgeworpen rand en centraal een hoornplug → na 4-5 maanden spontane verdwijning. die spontaan verdwijnen. maar laat wel een lelijk ingezonken litteken achter. DD plaveiselcelcarcinoom. Meestal op aan zon blootgestelde gebieden. Histologie geprolifereerde keratinocyten. . ZWEETKLIERTUMOREN Syringomen: (hidradenoom) Kliniek: ▪ Huidkleurige/ blauwachtige laesies. Therapie: ▪ cryo. elektrocoagulatie of lasertherapie .n. van enkele mm m. op de onderste oogleden bij oudere vrouwen. Naevus sebaceus senilis multipele kleine gele tumoren. Therapie cryo.3-0. Iets verhoogde kans op maligne transformatie: excisie op jonge leeftijd. Meestal op behaarde hoofdhuid. M.n. (tevens labia minorae/ preputium) Gevormd door ectopische talgklieren. Vooral bij oudere mannen.5 cm grote nodus. DD: basocellulair carcinoom. 0. speldenknop grote tumoren op het wangslijmvlies en op de lippen. Mogelijk speelt druk en daardoor verminderde bloedtoevoer een rol. in het gelaat bij ouderen. CHONDRODERMATITIS NODULARIS HELICIS Frequent voorkomende. pijnlijke laesie van de oorrand. Fordyce-vlekjes wit-gele. Kliniek extreme pijn. excisie of cortico’s intra-laesionaal inspuiten .TALGKLIERTUMOREN Naevus sebaceus circumscripte iets verheven gelig/rozige confluerende tumoren 1-10 cm. Het is een vaste. Er is geen hyperkeratose. Egale kleur wisselend van licht tot donker bruin.TUMOREN UITGAANDE VAN MELANOCYTEN Ook wel melanocytaire naevi of moedervlekken Er is een toename van normale melanocyten in de dermis Kliniek Zeer gevarieerd. Verdwijnt spontaan. Er kunnen haren ingroeien. ▪ Halonaevus/ naevus van Sutton: naevus met een gedepigmenteerde halo erom.1-1 cm groot. Het oppervlak is glad en de huidlijnen lopen door. . Er zijn verschillende vormen: ▪ Junction naevus: vlakke/ iets verheven. Meestal in het gelaat of op de benen ▪ Blauwe naevus: komt relatief frequent voor. gepigmenteerde laesie van 0. ▪ Samengestelde naevus: iets verheven/ papillomateuze tumor van 0. ▪ De naevus van Spitz: bij jonge kinderen. Het oppervlak is glad of papillomateus. Doordat de melanocyten diep in de dermis liggen hebben ze een blauw aspect. Migratiestoornis van de melanocyten naar de epidermis.8 cm. rood/ roze nodus tot 1 cm groot. ▪ Fibroma molle: (skintags/ cutaneous tags) weke. rond. Keloid is zeer vast van aard en kan pijnlijk zijn. huidkleurige tumoren. ▪ Keloid: proliferatie van bindweefsel na een genezingsproces. Afknippen en coagulatie van de bodem is de therapie. . ▪ Caverneuze hemangiomen: blauwgrijze subcutane tumoren. submammair en de liezen. ▪ Kliniek: De grootte varieert sterk. Kunnen grote afmetingen krijgen. goedaardige tumor. Therapie ▪ meestal spontane regressie. Komt bij ongeveer 10% van de bevolking voor. Het steekt boven het huidniveau uit. Ze kunnen snel groeien en groot en lelijk worden. Bij levercirrose zijn ze in zeer grote aantallen aanwezig. tuberocaverneuze en caverneuze hemangiomen Gekenmerkt door endotheliale proliferatie. ▪ Kliniek:Meestal in het gelaat. Vooral in het gelaat en de romp. zeer fijne roze teleangiectatische afwijkingen. De huid beweegt vrij over het gezwel maar is kouder. Met postnataal een snelle groei en vervolgens een langzame involutie. Gemiddeld 2-5 cm groot. ▪ Therapie: actieve therapie mag niet ingesteld worden. Spontane regressie treedt vaak op.n. ▪ Tuberocaverneuze hemangiomen: combinatie van beiden. LIPOOM Kliniek Gezwel van onderliggend vetweefsel. Maar is zacht en soepel. Neavus flammeus/ wijnvlek ▪ Capillaire malformatie. kleine. oksels.1 tot 3 cm groot. Therapie bestaat uit excisie van hinderlijke tumoren HEMANGIOMEN Tubereuze. ▪ Eventueel systemisch cortico’s of cryotherapie VASCULAIRE MALFORMATIES Aangeboren afwijkingen in de ontwikkeling van de bloedvaten: ze zijn bij de geboorte aanwezig. rug en bovenbenen. Tevens zijn ze geassocieerd met zwangerschap en hyperthyreoidie. waarbij de dilatatie van de capillairen nog fysiologisch genoemd kan worden. hals. Pathogenese ze zijn bij de geboorte aanwezig of ontstaan in de eerste levensmaanden. Spontane regressie is zeldzaam ▪ Therapie: pulsed dye laserbehandeling. Daarom een expectatief beleid. Hij is goed verschuifbaar van de onderlaag en meestal niet pijnlijk. in de hals. groeien mee en kennen geen spontane involutie. Kliniek ▪ Tubereuze hemangiomen: scherpbegrensde roze/dieprode weke tumoren. Spontane regressie treedt vrijwel niet op. bleekroze tot purperrode teleangiectatische afwijking. Neavus teleangiectatius/ooievaarspik ▪ Waarschijnlijk de milde variant van de wijnvlek. het sacrum en vooral de nek. VERWORVEN VASCULAIRE AFWIJKINGEN Neavus araneus/ spider naevus ▪ zeer veel voorkomend en gekenmerkt door een centrale speldenknopgrote angiomateuze papel waaruit kleine bloedvaatjes ontspringen. nek handruggen en onderarmen. Ze zijn gelobd en voelen zacht aan. Bij kinderen verdwijnen ze vaak na de puberteit. ▪ Hypertrofisch litteken: ontstaat ook door proliferatie van bindweefsel na een genezingsproces.TUMOREN UITGAANDE VAN HET BINDWEEFSEL ▪ Dermatofibroom: (histiocytoom) veel voorkomende. Meestal gen mid-line overschrijding. Bij ongeveer de helft verdwijnt de afwijking gedurende het eerste levensjaar. bovenarmen. Vaak is het rood van kleur en zit alleen in het gebied van het litteken. roodbruin en voelt vast aan. Soms gesteeld. de oogleden. Caverneuze hemangiomen kunnen ook later optreden. met soms een gelobd aspect. Excisie is vaak teleurstellend omdat een groter recidief kan optreden. Vanaf de geboorte aanwezig en breidt niet verder uit. Voorkeursplaatsen zijn: nek. Excisie geeft veelal recidieven en ontsierende littekens. schouders. 0. Meestal een unilaterale. ▪ Kliniek: mediaal en symmetrisch ziet men op het voorhoofd. De tumor groeit zeer langzaam en is 2-10 cm groot. M. MALIGNE TUMOREN CARCINOMA SPINOCELLULARE (PLAVEISELCELCARCINOOM) Carcinoom uitgaande van de pluripotente basale cellen. Risicofactoren zijn chronische ontstekngen zoals LE. banale balanitis of lichen planus van de glans penis Behandeling ▪ Lokale behandeling met 5 FU creme ▪ Cryotherapie ▪ Radiotherapie Carcinoma spinocellulare Maligne tumor van de epidermis die uitgaat van de keratinocyten. ziekte van Queyrat) en invasief groeiend carcinoom Intra-epitheliaal carcinoom Maligne (atypische) veranderingen beperken zich tot epidermis. Altijd invasieve groei door de basale membraan aanwezig. M. basocellulair carcinoom kan bij plaveiselcelcarcinoom metastasering optreden. kleine angiomateuze tumoren. (Nog geen invasieve groei door basale membraan) Klinisch beeld ▪ M. Recidieven komen vaak voor. aan de vingers. PREMALIGNE TUMOREN ACTINISCHE KERATOSEN Kleine omschreven hyperkeratotische epidermale laesies op de aan zonlicht blootgestelde delen van de huid Epidemiologie ▪ Langdurige blootstelling aan UV-straling ▪ Blanke huid Kliniek ▪ Kleine (tot 1 cm). Angioma senile bij vrijwel ieder 60+er aanwezig. Queyrat: psoriasis. Het zijn millimeters grote.t. snelgroeiend capillair hemangioom. handpalmen. dat veelal ontstaat op de plaats van een trauma.t. onderarmen en onbehaarde hoofd ▪ Leeftijd: met name 50 jaar of ouder (jonge mensen die in tropen hebben gewoond) Histopathologie ▪ Epidermis is wisselend verdikt of atrofisch met hyper. Klinisch beeld ▪ Nodulaire tumoren van wisselende grootte met opgeworpen rand en veelal met hyperkeratitisch centrum ▪ Kan gemakkelijk necrotiserend ulcus worden ▪ Oudere leeftijd: 50-70 jaar. Bowen: rode. schilferende. Queyrat: fluweelachtige erythemateuze laesie op glans penis (weinig schilfering) Histopathologie ▪ Wanordelijke opbouw epidermis ▪ Talrijke atypische hyperchromatische keratinocyten ▪ Basaal membraan intact DD ▪ M.n. De behandeling bestaat uit excisie en coagulatie van de wondbodem F. van de epidermis. Mannen : Vrouwen = 2 :1 ▪ Bij lipcarcinoom: 90% op de onderlip aanwezig . langzaam groeiend. I. Behandeling is niet noodzakelijk.en parakeratose ▪ Opbouw is verstoord. Meestal op de romp. rood/ roodblauwe kleine tumor met een ingesnoerde basis. robijnrode. in epidermis kunnen atypische hyperchromatische keratinocyten voorkomen Behandeling ▪ Solitaire laesies: cryotherapie ▪ Multipele laesies: 5-fluorouracil zalf gedurende 3 weken ▪ Overmatige zonexpositie vermijden G. oude brandwonden. ulcus cruris. nummulair eczeem. schilferende psoariatiforme laesies (schilfering vaster dan bij psoariasis). Bowen: Psoriasis.▪ Therapie: coagulatie/ cryotherapie/ lasertherapie. chronische osteomyelitis. Paget ▪ M. Het is een gemakkelijk bloedende. Onderscheid tussen intra-epitheliale (ziekte van Bowen. lippen. voornamelijk bij ouderen op de aan licht blootgestelde delen ▪ M. immunosuppressiva gebruik en UV-expositie. Indien gewenst: coagulatie/ lasertherapie Granuloma teleangiectaticum: veelvoorkomend. in de mond en het gelaat. de keratinocyten. hyperkeratotische laesies ▪ Handruggen. oppervlakkig groeidend basaalcelcarcinoom en M. ▪ Multipele oppervlakkige basaliomen kunnen worden behandeld met lokale 5 FU creme ▪ Chirurgie ▪ Radiotherapie MELANOMEN Maligne tumor uitgaande van de melanocyten in de epidermis. maar ze groeien daarentegen invasief en destructief in de omgeving door. 80% 5jaarsoverleving ▪ Stadium II: regionale metastasen (lymfogeen). Metastasering treedt zeer zeldzaam op. Kan sterk lijken op psoriasis laesie. vaak op oudere leeftijd ▪ Nodulair melanoom: groeit snel (enkele maanden). maar heeft een enigszins geïnfiltreerde rand met telangiëctasieën. hoewel het nut hiervan nog in een tweede studie moet worden bewezen. . bloeding en satelieten (bruinpaarse kleine tumoren op geringe afstand van het melanoom) ▪ Jeuk / stekend gevoel Risicofactoren ▪ Verandering in moedervlek ▪ Eerder melanoom gehad ▪ Positieve familie anamnese ▪ Veel naevi naevocellularis ▪ Lentigo maligna ▪ Excessieve blootstelling aan zonlicht Histopathologie ▪ Aanwezigheid atypische melanocyten die dermis infiltreren ▪ Lentigo-maligna-melanoom: invasief groeiende vorm van lentigo maligna ▪ Acrolentigineuze type: gelocaliseerd aan acra. 25% 5-jaarsoverleving ▪ Stadium III: metastasen op afstand. meestal witgele kleur ▪ Superficieel basalioom: zeer oppervlakkig groeiend. Bij gevorderde melanomen neemt de dikte toe en kunnen ulceratie.0 mm: excissie met marge van 1 cm ▪ Tumordikte > 2. infauste prognose van enkele maanden ▪ Breslow-dikte < 1 mm 5-jaarsoverleving ongeveer 100% ▪ Breslow-dikte 1-2 mm 5-jaarsoverleving 90% ▪ Breslow-dikte 2-4 mm 5-jaarsoverleving 70% Behandeling ▪ Tumordikte < 2. Etiologie / Pathogenese ▪ Langdurige zonexpositie ▪ Oude röntgenlittekens en na jarenlang arseengebruik Kliniek ▪ Voorkleursplaatsen: aan zonlicht blootgestelde delen van de huid ▪ Solitair of multiple ▪ Nodulair basalioom: 0. slechte prognose ▪ Superficieel spreidend melanoom: langzaam groeiend (jaren) Prognose ▪ Stadium I: beperkt tot primaire lokalisatie.0 mm: excissie marge van 2 cm ▪ Bij melanomen met een Breslow-dikte van 1.5 mm of meer kan een adjuvante behandeling worden gegeven met interferon alfa.Behandeling ▪ Radiotherapie ▪ Chirurgie CARCINOMA BASOCELLULARE Maligne tumor uitgaande van de epidermis. groeit met vorming van keloïd. Kliniek ▪ Meeste melanomen ontstaan uit dysplastische of congenitale moedervlekken ▪ Komt op alle leeftijden voor met een piek tussen de 40 en 60 jaar ▪ Vroege veranderingen van maligne ontaarding van pre-existente laesie zijn: (asymmetrische) groei en pigmentverschuiving. kan zeer grote afmetingen aannemen ▪ Cicatriserend basalioom: weinig geïnfiltreerd.5-2 cm grote huidkleurige tumor met fijne teleangiëctasieën ▪ Ulcus rodens: ulcererend basalioom. Histopathologie ▪ Tumorweefsel is sterk basofiel gekleurd en tonen een randstandige palisadering van de basaloïde cellen ▪ In groot aantal gevallen sprieterige groei waarneembaar Behandeling ▪ Kleine nodulaire tumoren: curretage en coagulatie of cryotherapie ▪ Recidief-basaliomen moeten altijd chirurgisch worden behandeld. practisch. zorgt voor rehydratie van de epidermis vanuit de dermis ▪ toepassing: toegepast bij droge. klasse IV is het sterkst werkzame corticosteroïd Klasse I hydrocortisonacetaat Klasse II triamcinolonacetonide Klasse III bètamethason-17-valeraat Klasse IV clobetasol-17-propionaat . schilferende dermatosen Pasta ▪ inhoud: mengsel van vet en poeder ▪ eigenschap: vochtabsorberend/indrogend ▪ toepassing: toegepast bij vochtige en/of pussende dermatosen. striae. nietinfectieuze dermatosen (eczeem. antimitotische werking (remmen genen die pro-inflammatoire producten hebben) ▪ Kleurloos. psoriasis) ▪ Bijwerkingen recht evenredig met therapeutische effectiviteit .huidatrofie.▪ Bij klinische verdenking op lymfekliermetastasering moet altijd een therapeutische klierdessectie worden verricht ▪ Bij satelietlaesies of in-transitmetastasering op de extremiteiten (zonder aantoonbare metastasen elders) vindt regionale perfuie met een cytostaticum plaats SMEERSELS EN SMUKSELS (P 48-50) Crème ▪ inhoud: mengsel van vet en vloeistof ▪ eigenschap: trekt snel in. reukloos ▪ Toegepast bij bijna alle inflammatoire. zinkolie Koelpasta ▪ inhoud: mengsel van vet. klein deel poeder/vloeistof) ▪ eigenschap: invettende werking. bijv. poeder en water ▪ eigenschap: indrogend en koelend effect ▪ toepassing: toegepast bij oa. suppressie bijnierschors . teleangiëctasieën. acute ontstekingsachtige dermatosen Lotion ▪ inhoud: mengsel van poeder/olie in water ▪ eigenschap: vloeibare consistentie Schudmengsel ▪ inhoud: mengsel van ongeveer 30% poeder en 70% vloeistof ▪ eigenschap: koelend effect ▪ toepassing: toegepast bij jeukende dermatosen Hydrogel ▪ inhoud: vloeistof met verdikkingsmiddel ▪ eigenschap: hydrogel ▪ toepassing: toegepast bij behandeling van vette huid en van behaarde huidgebieden CORTICOSTEROÏDEN Eigenschappen ▪ Anti-inflammatoire.bij kinderen extra voorzichtig zijn Classificatie ▪ Klasse I is zwakste corticosteroïd. geen vettige huid na applicatie ▪ toepassing: veelgebruikt vehiculum voor allerlei middelen Zalf ▪ inhoud: grotendeels vet (evt.
Copyright © 2024 DOKUMEN.SITE Inc.